ECLI:NL:TNORSHE:2025:14 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2025/10
| ECLI: | ECLI:NL:TNORSHE:2025:14 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 29-09-2025 |
| Datum publicatie: | 06-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | SHE/2025/10 |
| Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap |
| Beslissingen: | Klacht gegrond met waarschuwing |
| Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van erflaters nalatenschap. De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De notaris heeft het proces van afwikkeling van erflaters nalatenschap namelijk onvoldoende bewaakt, onvoldoende gecommuniceerd en daarbij onvoldoende invulling gegeven aan haar regiefunctie. Ook heeft zij slordige en vermijdbare fouten gemaakt (zoals het aanschrijven van iemand die geen erfgenaam is en diegene erflaters nalatenschap laten aanvaarden). Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met haar notariële zorgplicht. Aan de notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd. |
Klachtnummer : SHE/2025/10
Datum uitspraak : 29 september 2025
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:
[klager] (hierna: klager)
wonende in [woonplaats]
gemachtigde: mevrouw [naam gemachtigde] (dochter van klager), wonende in [woonplaats]
tegen
[de notaris] (hierna:de notaris)
gevestigd in [vestigingsplaats]
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de klacht (met bijlagen), door de kamer per e-mail ontvangen op 12 februari 2025;
- het verweerschrift (met bijlagen) van de notaris.
1.2. De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 23 juni 2025. De gemachtigde van klager en de notaris, die werd vergezeld door oud-notaris de heer mr. [naam oud-notaris], zijn daarbij aanwezig geweest. De gemachtigde van klager en de notaris hebben hun standpunt over en weer toegelicht. De gemachtigde van klager heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitnotities, die zij aan de kamer heeft overhandigd.
2. De feiten
De klacht gaat over de afwikkeling van de nalatenschap van de heer [naam erflater] (hierna: erflater). Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.
2.1. Erflater is de neef van klagers echtgenote. Erflater had een verstandelijke beperking en verbleef in zorginstelling [oude naam zorginstelling], later genaamd: [nieuwe naam zorginstelling].
2.2. Erflaters moeder, de tante van klagers echtgenote (hierna: tante), is in 1997 overleden.
2.3. Erflaters vader, de oom van klagers echtgenote (hierna: oom), is in 1999 overleden. Oom had in zijn testament een fideï-commis (tweetrapsmaking) opgenomen, waarbij erflater als bezwaarde was benoemd en klagers echtgenote, mevrouw [naam echtgenote] (hierna: de echtgenote), mevrouw [naam] (hierna: de nicht) en Stichting Beheer en Administratie Verpleeggelden van [oude naam zorginstelling] (hierna: Stichting [A]) als verwachters (de echtgenote en de nicht ieder voor 25% en Stichting [A] voor 50%). Stichting [A] had destijdse een ANBI-status.
2.4. De echtgenote is op enig moment tot erflaters curator benoemd, maar feitelijk voerde klager erflaters financiële administratie.
2.5. In 2011 is de naam van Stichting [A] veranderd in Stichting [B] (hierna: [B]) en is de stichting zich gaan bezighouden met het beheren en administreren van vermogens van cliënten van [nieuwe naam zorginstelling]. [B] heeft de ANBI-status verloren.
De huidige voorzitter van [B] is de aan een ander kantoor verbonden notaris mr. [naam notaris] (hierna: mr. [X]).
2.6. Erflater is op [dag] september 2021 overleden. Hij heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt, zodat hij zijn versterferfgenamen als zijn erfgenamen heeft achtergelaten.
2.7. Klager heeft (het kantoor van) de notaris opdracht gegeven om de nalatenschap van erflater af te wikkelen.
2.8. Op 21 september 2021 heeft er een eerste bespreking plaatsgevonden tussen klager en een oud-medewerker van de notaris, de heer mr. [naam oud-medewerker] (hierna: de oud-medewerker). Op dat moment bestond het beeld dat - in tegenstelling tot het bezwaarde vermogen - het eigen vermogen van erflater gering was en het opsporen van erflaters versterferfgenamen niet de moeite waard was.
2.9. De oud-medewerker is vanaf 1 april 2023 niet meer werkzaam op het kantoor van de notaris. De notaris heeft de behandeling van het dossier vanaf dat moment opgepakt.
2.10. Bij e-mail van 22 mei 2023 heeft de notaris aan klager en de nicht bevestigd dat zij telefonisch contact heeft gehad met klager en heeft zij klager gevraagd om de rekeningen en verantwoording ten aanzien van erflaters vermogen over de laatste vijf jaar aan haar toe te zenden.
2.11. Bij e-mail van 21 juli 2023 heeft de notaris het volgende aan klager bericht:
“Ik heb u zojuist getracht te bereiken op 06-nr.
helaas hebt u nog niets van mij vernomen.
Teveel dossiers met steeds maar weer deadlines, waardoor reguliere werk blijft liggen, zijn de oorzaak (en het is me niet gelukt om alles voor mijn vakantie weg te werken.
Ik heb vanaf maandag vakantie, maar pak het bij terugkomst op zodat de volgende stappen nog eind augustus gezet kunnen worden.”
2.12. Bij e-mail van 2 oktober 2023 heeft klager het volgende aan de notaris te kennen gegeven:
“De zaak loopt nu ruim 2 jaar. U gaf aan dat u na de vakantie het weer ging oppakken. Dat is nu ook weer 3 maanden geleden. [De oud-medewerker] maakte dezelfde beloftes. Gaarne verneem ik van u wat nu de planning is.”
2.13. Bij e-mail van 9 oktober 2023 heeft de notaris een concept-akte verval fideï-commis aan klager toegezonden. In de e-mail staat het volgende vermeld:
“inderdaad lijkt dit een gewoonte te worden van kantoor, maar niets is minder waar.
Ik loop al vanaf 16 aug elke avond met o.a. dit dossier in tas naar huis, opgeslokt door de ruwe realiteit van eem broer die ook woont bij [nieuwe naam zorginstelling] en ineens veel zorg behoeft, personeelstekort daar (waardoor ik mee mag/moet naar ziekenhuizen) maar ook personeelstekort op eigen kantoor, een administrateur die ineens opzegt en ga zo maar door (een slechte film)..
Bijgaand de conceptakte, die ik zojuist heb aangepast (het overlijden van de moeder van [de nicht] is m.i. niet relevant) en ik heb de akte wat overzichtelijker gemaakt.
Ik pak het dossier donderdag verder op en bericht u dan verder.
Tevens bereid ik dan aangiften erfbelasting voor.
Willen de dames de akte persoonlijk tekenen of kan ik een volmacht opmaken voor hen.”
2.14. Bij e-mail van 17 oktober 2023 om 22:18 uur heeft de notaris het volgende aan klager te kennen gegeven:
“tot grote schrik zie ik vanavond bij het doornemen van mijn mailbox uw mail van deze ochtend. Ik ben u inderdaad vergeten te bellen. Niet genoteerd in agenda en hele dag van bespreking naar bespreking, zonder achter mijn bureau te zitten.
Vrijdag heb ik alle bescheiden nog doorgezonden naar collega [X]. Ik bel morgen met hem.
Ik heb zojuist de aangifte erfbelasting opgesteld en deze kan bij akkoord van alle 3 de betrokkenen naar belastingdienst.
(…)
Teruggaveformulier belastingdienst [kamer: ten aanzien van de inkomstenbelasting] heb ik ingevuld en wordt morgen naar Belastingdienst verstuurd. Gevraagd om het bedrag te storten op een derdengeldrekening van kantoor.
Wat betreft de vermogenssituatie van de nalatenschap zelf: u gaf ook aan dat er een saldo resteert van ong € 2000,00 (excl uitkering PWRI.
De hoogte van laatstgenoemde uitkering bepaalt dus wel hoe verder te handelen (opsporen van alle erfgenamen).
Ik zal via de mail u verder informeren, zodra ik van collega [X] en PWRI bericht heb.
Uiteraard bel ik u nog voor het weekend: blijft u alstublieft niet voor mij thuis (op enigerlei wijze zal ik u wel bereiken).”
2.15. Bij e-mail van 24 oktober 2023 heeft de notaris het volgende aan klager laten weten:
“[B] is op generlei wijze verplicht om mee te gaan in het verzoek om de gelden niet aan te wenden voor haar exploitatie maar die in te zetten voor de noden van [nieuwe naam zorginstelling]-cliënten.
Als het bestuur, bij monde van mr. [X], aangeeft dat zij het geld gaat oormerken voor voorzieningen waar behoefte aan is bij [nieuwe naam zorginstelling] en die niet uit de algemene middelen worden voldaan, dan moeten we daar op vertrouwen.
Niemand heeft er baat bij om anders te handelen, als dit ook zo wordt verwoord naar de Belastingdienst.
Een financieel overzicht over 2022 ten aanzien van [B’s] eigen vermogen (en exploitatie) is m.i. ook niet relevant en zal ik derhalve niet opvragen.”
2.16. Toen duidelijk werd dat het eigen vermogen van erflater toch nog uit enige bestanddelen bestond (banksaldo, een te ontvangen bedrag van het pensioenfonds en een belastingteruggave) is besloten om ook erflaters erfgenamen (de versterferfgenamen) op te sporen.
2.17. Bij e-mail van 11 november 2023 heeft de notaris onder meer het volgende aan klager te kennen gegeven:
“Mag ik uw reactie vernemen op de conceptakte en - bij akkoord - de volmachten retour.
Inderdaad had ik van [de nicht] 1 oom verzuimd te vermelden, in gedachten wie de huidige afstammelingen in die groep waren die als erfgenaam hebben te gelden van [erflater] (ik verzond de mail namelijk vanaf huis, zonder de overzichtlijst bij de hand te hebben).”
Verder heeft de notaris gevraagd of klager haar behulpzaam kon zijn bij het vinden van nog een paar erfgenamen.
2.18. Bij e-mail van 12 november 2023 heeft klager geantwoord dat de echtgenote en de nicht de getekende volmachten diezelfde week nog zouden afgeven op het notariskantoor en heeft hij het laatst bekende adres van één van de nog op te sporen erfgenamen aan de notaris doorgegeven.
2.19. Bij e-mail van 13 november 2023 heeft klager de notaris verzocht om de volmacht van de echtgenote aan te passen, aangezien daarin de geboortedatum en de overlijdensdatum van oom onjuist stonden vermeld.
2.20. Bij brief van 28 november 2023 heeft de notaris de aangifte erfbelasting in erflaters nalatenschap aan de belastingdienst gezonden. In de begeleidende brief heeft de notaris uitgelegd dat erflater een eigen vermogen en een bezwaard vermogen had. Verder heeft de notaris met instemming van mr. [X] het volgende in deze brief vermeld:
“De intentie van [erflaters] vader was, aldus de betrokken familieleden, dat het vermogen ten goede moest komen aan de cliënten van [nieuwe naam zorginstelling].
[B] kwalificeert thans niet meer als een ANBI (hetgeen wel het geval was ten tijde van het maken van de uiterste wilsbeschikking door [oom] en ten tijde van zijn overlijden). [B] heeft immers nu als taak het beheren (en administreren) van vermogen van cliënten van [nieuwe naam zorginstelling], die niet geen bewindvoerder hebben of een bewindvoerder die de feitelijke administratie uit handen wenst te geven.
Binnen de organisatie van [nieuwe naam zorginstelling] is een andere steunstichting actief.
Het bestuur van [B] wenst - temeer daar zij enige tijd geleden heeft besloten om eventuele overtollige liquiditeiten aan te wenden direct of indirect ten behoeve van cliënten van [nieuwe naam zorginstelling] - tegemoet te komen aan het verzoek van de betrokken familieleden om de gelden aan te wenden voor cliënten van [nieuwe naam zorginstelling] (en om zaken te bekostigen, die buiten het directe overheidsbudget vallen; u kunt bijvoorbeeld denken aan het interieurs van een snoezelruimte) en niet voor “de eigen bedrijfskundige organisatie”. Het geld zal derhalve als zodanig geoormerkt worden.
Daarom het verzoek van alle betrokken om de verkrijging door [B] aan te merken als een verkrijging door een ANBI, met tariefstelling 0. Op deze wijze wordt aldus betrokken familieleden recht gedaan aan de bedoeling van [oom], maar ook wordt maximaal in de noden van cliënten van [nieuwe naam zorginstelling] voorzien.”
Bij e-mail van dezelfde datum heeft de notaris een kopie van deze brief aan klager toegezonden.
2.21. In februari 2024 heeft de notaris de 29 versterferfgenamen van erflater aangeschreven.
2.22. Op 4 juni 2024 heeft de notaris de verklaring van erfrecht in erflaters nalatenschap afgegeven.
2.23. Bij e-mail van 7 juni 2024 heeft de notaris het volgende aan klager en cc aan de nicht laten weten:
“eindelijk alle gegevens van de erfgenamen ontvangen.
Ik stuur u (als enige) de verklaring van erfrecht.
Bij de belastingdienst is het bedrag [kamer: teruggave inkomstenbelasting] opgevraagd en evenzo bij het pensioenfonds.
Voorts is de belastingdienst op de hoogte gebracht met verzoek om ingediende aangifte af te wikkelen.
Bij de Rabobank zijn de eigen bankrekeningen van [erflater] opgevraagd.
We naderen het einde.”
2.24. Bij brief van 9 september 2024 aan de belastingdienst heeft de notaris bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag erfbelasting ten name van [B].
2.25. Bij e-mail van 10 oktober 2024 heeft de notaris het volgende aan klager bericht:
“ik ga uit van het bedrag dat wij van Rabobank hebben ontvangen (dit heeft al onnodig veel moeite gekost om het vrij te krijgen; heb bank aangesproken op hun eerdere belofte om geld over te maken; dagafschriften hebben we ondanks verzoek niet ontvangen).”
2.26. Bij e-mail van 30 december 2024 heeft een medewerkster van de notaris het volgende aan klager te kennen gegeven:
“Hierbij bericht ik u over de voortgang van de belastingdienst inzake de nalatenschap van [erflater].
Wij wachten nog steeds op 2 bedragen. Na meerdere malen contact te hebben gehad met de belastingdienst blijkt nu dat het formulier “opgaaf gegevens uitbetaling” [kamer: ten aanzien van de inkomstenbelasting] de belastingdienst nooit heeft bereikt.
Ik heb deze ochtend nogmaals contact gehad en de belastingdienst stuurt het formulier nogmaals naar ons op.
Mocht het formulier (om een of andere reden) bij u terecht komen, zou u dit dan aan ons door willen sturen/ af willen geven?”
2.27. Bij e-mail van 31 december 2024 heeft een medewerkster van de notaris het volgende aan klager laten weten:
“Uw e-mail van gisteren is in goede orde ontvangen.
Het document is ook naar de belastingdienst verzonden, maar daar blijkbaar nooit aangekomen of geregistreerd.
Ik heb zojuist een telefoontje gehad van de belastingdienst dat ze het formulier naar ons kantoor zullen opsturen.
De nalatenschap kan voor de verdere familie na ontvangst van de belastinggelden inderdaad worden afgewikkeld.
De bedragen aan uw echtgenote, [B] en [de nicht] zijn 12 november jongstleden uitgekeerd.”
2.28. Bij e-mail van 31 december 2024 heeft klager het volgende aan de medewerkster van de notaris meegedeeld:
“Beste mevrouw, uw opmerking dat de erfenis van [B] en [de nicht] en [de echtgenote] is afgerond is niet juist. Inderdaad is een deel gestort. Het geld heeft een tijd (vanaf februari 2024) op uw rekening gestaan en de rente dient nog te worden verrekend. Boven heeft [de echtgenote] nog een bedrag van 101,29 euro voorgeschoten wat nog terug betaald moet worden.
Er gaat wel erg veel fout.”
2.29. De klacht is op 12 februari 2025 ingediend.
2.30. Op 24 februari 2025 heeft de notaris de rekening en verantwoording aan erflaters erfgenamen toegezonden.
2.31. In mei 2025 is de afwikkeling van erflaters nalatenschap afgerond.
3. De klacht
3.1. Klager verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van erflaters nalatenschap. Samengevat bestaat de klacht uit de volgende onderdelen.
1. De notaris heeft de belastingteruggave inkomstenbelasting onjuist afgehandeld.
2. De notaris heeft een tante van de echtgenote ten onrechte opgeroepen als één van erflaters erfgenamen.
3. De notaris heeft een onjuiste afrekening opgemaakt.
4. De notaris heeft onjuiste mededelingen gedaan over de ANBI-status van [B].
5. De notaris heeft slecht gecommuniceerd en onvoldoende voortvarend gehandeld.
6. De notaris heeft onjuiste volmachten opgesteld.
7. De notaris heeft inconsistent gehandeld.
3.2. Klager heeft deze klachtonderdelen (kort gezegd) als volgt toegelicht.
1. Onjuiste afhandeling belastingteruggave inkomstenbelasting
Op 28 januari 2022 heeft klager bericht ontvangen van de belastingdienst dat er een belastingteruggave inkomstenbelasting voor erflater was. Het benodigde formulier met het verzoek om de belastingteruggave inkomstenbelasting terug te storten is door klager bij de notaris ingeleverd. Ondanks eerdere mededeling van de notaris op 7 juni 2024 dat de zaak al zou zijn afgehandeld, heeft de notaris klager op 30 december 2024 meegedeeld dat het betreffende formulier niet was aangekomen bij de belastingdienst. Uit navraag bij de belastingdienst bleek dat de notaris daar pas op laatstgenoemde datum gegevens heeft opgevraagd voor het kunnen opgeven van de ervenrekening.
2. Onterechte oproep van een tante
Een tante van de echtgenote, die geen erfgenaam is van erflater, is ten onrechte door de notaris uitgenodigd om een verklaring van aanvaarding van erflaters nalatenschap te tekenen. Deze tante is onder begeleiding met de deeltaxi naar het notariskantoor gebracht, wat zowel voor haar als voor haar begeleiders een onnodige belasting was.
3. Onjuiste afrekening
Op 27 september 2024 heeft klager een e-mail van de notaris ontvangen met een onjuiste afrekening ten aanzien van het bezwaarde vermogen. Deze afrekening bevatte een fout van €1.500,-- en bovendien was de rente niet meegenomen in de berekening. Aanvankelijk weigerde de notaris de nodige correcties door te voeren en heeft klager zelf het bewijs van de fout moeten aanleveren. Pas na herhaald aandringen werd het bedrag gecorrigeerd en uitgekeerd, maar de rente bleef achterwege en een bedrag van € 101,29 dat aan de echtgenote was verschuldigd, werd niet terugbetaald. Nadat klager per mail opnieuw contact had opgenomen met de notaris, heeft zij op 31 december 2024 geantwoord dat het bedrag was uitgekeerd. Toen bleek dat dit niet het geval was en klager op 21 januari 2025 aan de notaris had meegedeeld dat hij een klacht zou indienen, heeft de notaris uiteindelijk op 22 januari 2025 het resterende bedrag overgemaakt.
4. Onjuiste ANBI-claim
Op 24 oktober 2023 heeft de notaris per mail aan klager verklaard dat [B] op geen enkele wijze op het verzoek hoeft in te gaan om de uit ooms nalatenschap te ontvangen gelden niet aan te wenden voor haar exploitatie. In de begeleidende brief bij de aangifte erfbelasting van 28 november 2023 aan de belastingdienst heeft de notaris echter een volledig ander beeld geschetst van [B]. Dit is misleidend en onethisch.
5. Slechte communicatie en onvoldoende voortvarend gehandeld
De afhandeling van erflaters nalatenschap werd in september 2021 toegewezen aan de oud-medewerker. Vanaf dat moment was er, ondanks herhaalde verzoeken van klager, geen voortgang. In mei 2023 kreeg klager te horen dat de notaris het dossier had overgenomen, maar ook haar communicatie was gebrekkig en voortgang bleef uit. Na aandringen werd in oktober 2023 door de notaris aangegeven dat er actie zou worden ondernomen, maar het dossier was ten tijde van het indienen van de klacht nog steeds niet afgerond.
6. Onjuiste volmachten
De volmachten die door de notaris zijn verzonden, bevatten onjuiste namen en data.
7. Inconsistentie
Er is altijd aangegeven dat er geen geld naar de versterferfgenamen zou gaan, maar toen de notaris het dossier overnam, werd ineens het tegendeel geclaimd. Dit getuigt van inconsistent en onbetrouwbaar handelen, wat de zaak verder bemoeilijkte.
3.3. Klager heeft de kamer daarnaast gevraagd de notaris te veroordelen om de schade te vergoeden die door haar handelwijze is veroorzaakt.
3.4. De notaris heeft (kort gezegd) het volgende verweer gevoerd tegen de klacht.
1. Onjuiste afhandeling belastingteruggave inkomstenbelasting
Het verzoek om de belastingteruggave inkomstenbelasting te storten op een derdengeldenrekening van het notariskantoor is omstreeks 17 oktober 2023 verzonden naar de belastingdienst. De notaris kan dit niet aantonen, omdat het formulier zonder begeleidend schrijven is verzonden (wat niet ongebruikelijk is bij formulieren van de belastingdienst).
De notaris heeft geen valse informatie verstrekt aan klager toen zij in haar mail van 7 juni 2024 meedeelde dat het bedrag was opgevraagd. Zij heeft immers niet aangegeven dat het geld zou zijn ontvangen. Toen erflaters nalatenschap in staat van afwikkeling kwam en de belastingteruggave nog steeds niet was ontvangen, heeft (een medewerkster van) de notaris contact opgenomen met de belastingdienst en bleek dat het in oktober 2023 verzonden formulier nooit bij de belastingdienst was aangekomen. Inmiddels is het opgelost en is de teruggave inkomstenbelasting ontvangen.
2. Onterechte oproep van een tante
De echtgenoot van een tante van de echtgenote is kort voor erflater overleden, waardoor zijn kinderen in zijn plaats waren getreden. Zou hij pas na erflater zijn overleden, dan zou de verkrijging uit erflaters nalatenschap bij de weduwe (de betreffende tante) zijn terechtgekomen. Bij het controleren van de door een medewerkster opgestelde concept-verklaring van erfrecht heeft de notaris opgemerkt dat de betreffende tante daarin ten onrechte als erfgenaam stond vermeld. Kennelijk was de vervolgens door de notaris aangebrachte correctie in de concept-verklaring van erfrecht niet duidelijk, want de betreffende tante is toch aangeschreven. Zij is voor de legalisatie van haar handtekening naar het notariskantoor gekomen. Nadat de notaris achter de fout kwam, heeft zij de betreffende tante onmiddellijk gebeld en aangegeven het heel vervelend te vinden. Zij heeft de betreffende tante aangeboden om haar ten minste de tolkosten voor de Westerscheldetunnel en overige kosten te vergoeden. Dat wilde de betreffende tante echter niet en daarom heeft de notaris een bos bloemen bij haar laten bezorgen.
3. Onjuiste afrekening
Klager heeft kort voor of na erflaters overlijden van het bezwaarde vermogen € 1.500,00 overgemaakt naar erflaters “eigen” bankrekening, zodat er een toereikend saldo zou zijn voor de uitvaartkosten. Dit bedrag stond niet op de afrekening vermeld ten aanzien van het bezwaarde vermogen, omdat de notaris van plan was om dit bedrag mee te nemen bij de afwikkeling van erflaters nalatenschap. De “nalatenschap van erflater” moest dit bedrag immers vergoeden aan het bezwaarde vermogen. De verwachters in ooms nalatenschap zouden dan een nabetaling krijgen. Dit geldt ook voor het bedrag van € 101,29 dat door klager en/of de echtgenote was voorgeschoten en moest worden terugbetaald. Na bezwaren van klager heeft de terugbetaling van deze kosten uiteindelijk echter al plaatsgevonden ten tijde van de verdeling van het bezwaarde vermogen.
Nadat klager de notaris er op had gewezen dat hij ook de rentevergoeding op de afrekening miste, heeft de notaris toegezegd dat de renteberekening automatisch zou worden uitgevoerd door de externe administrateur per de dag van uitbetaling van de hoofdbedragen. In alle stress om de gelden zo snel mogelijk uit te boeken heeft de notaris echter niet gezien (en dat is haar fout) dat haar assistente de uit te boeken bedragen niet had vermeld op een format-list die het notariskantoor heeft voor het doorgeven van derdengelden-uitbetalingen aan de externe administrateur. Het gevolg was dat de rente niet werd berekend en niet werd vergoed.
Toen klager hierover contact opnam met het notariskantoor heeft de notaris niet meteen begrepen dat het om het uitblijven van de rentevergoeding ging. Daarom heeft de notaris op 31 december 2024 een mail laten zenden aan klager met de mededeling dat de bedragen op 12 november 2024 waren uitgekeerd. Als de notaris wel had begrepen dat de rentevergoeding niet was uitgekeerd, had zij anders gereageerd. Toen het misverstand was opgehelderd, heeft de notaris het rentebedrag van € 135,00 (afgerond) gelijk laten overmaken.
4. Onjuiste ANBI-claim
[B] kwalificeert niet meer als een ANBI. Klager eiste echter dat aan [B] zou worden opgelegd dat zij de gelden uit ooms nalatenschap niet voor de exploitatie van haar stichting (bijvoorbeeld aan loon van de bestuursleden) zou besteden. De notaris heeft toen aangegeven dat klager dit wel kon wensen, maar dat het bestuur van [B] zelf beslist hoe zij de verkregen gelden aanwendt. Vervolgens heeft de notaris de wens van klager besproken met mr. [X] (voorzitter van [B]) en heeft laatstgenoemde aangegeven dat de bestuursleden al met elkaar in gesprek waren gegaan en iets wilden doen met de “overtollige gelden” ten behoeve van cliënten van [nieuwe naam zorginstelling]. Mr. [X] wilde daarom wel de toezegging doen om de gelden uit de nalatenschap van oom te oormerken. Vervolgens heeft de notaris de wens van klager en de reactie van [B] onder de aandacht gebracht van de belastingdienst.
5. Slechte communicatie en onvoldoende voortvarend gehandeld
In mei 2023 heeft de notaris contact gehad met klager. Het dossier heeft daarna niet de nodige voortgang gehad. De notaris heeft klager op 9 oktober 2023 gemaild en excuses gemaakt. Dat is misschien niet professioneel, maar wel de realiteit.
6. Onjuiste volmachten
Er is een aantal vergissingen gemaakt bij het opstellen en verzenden van de eerste brieven en volmachten. De notaris meent zich te herinneren dat één van de erfgenamen inmiddels was verhuisd en dat op de dag van verzending van de brief aan die erfgenaam niet opnieuw een BRP-onderzoek was gedaan.
7. Inconsistentie
In eerste instantie leek het, gelet op de geringe omvang van erflaters nalatenschap, niet de moeite waard om de versterferfgenamen van erflater op te sporen en een verklaring van erfrecht op te maken. Eind 2023 werd echter duidelijk dat het eigen vermogen van erflater toch nog uit enige bestanddelen bestond (bankrekeningen, een te ontvangen bedrag van het pensioenfonds en een belastingteruggave) en is besloten om de versterferfgenamen van erflater alsnog aan te schrijven.
4. De beoordeling
Reikwijdte van het tuchtrecht
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen. Zo moet een notaris het ambt in onafhankelijkheid uitoefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken personen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigen (artikel 17 lid 1 Wna).
Ontvankelijkheid
Verzoek om schadevergoeding(en)
4.2. Voor zover klager de kamer verzoekt om de notaris te veroordelen tot het vergoeden van de gestelde schade, zal de kamer dit verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Op grond van de Wna kan de kamer een notaris namelijk niet veroordelen tot het vergoeden van schade.
Redelijk belang
4.3. Bij de beoordeling van de vraag of de klacht ontvankelijk is, stelt de kamer voorop dat op grond van artikel 99 lid 1 Wna ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht kan indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. De wetsgeschiedenis vermeldt hierover:
“(…) Dit belang kan volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of bestaan uit een belang bij de handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat. Naast de cliënt van de notaris, de KNB en het Bureau kan hierbij, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, worden gedacht aan belangenorganisaties, het openbaar ministerie en instanties die zijn belast met taken die raken aan werkzaamheden van de notaris, zoals gemeenten, de belastingdienst of het kadaster. Er geldt dan ook een ruim belanghebbendenbegrip: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang van de klager kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure beoogd; ter ondersteuning van de corrigerende functie van het tuchtrecht en het zelfreinigend vermogen van de beroepsgroep. (…)” (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26-27).
4.4. Klager heeft de notaris opdracht gegeven om erflaters nalatenschap af te wikkelen en hij is als opdrachtgever en contactpersoon van de echtgenote al die jaren betrokken geweest bij de afwikkeling van erflaters nalatenschap. Zo heeft klager al op 21 september 2021 een bespreking gehad met de oud-medewerker en is het klager geweest die over de nalatenschap steeds contact heeft gehad met de oud-medewerker en na 1 april 2023 met de notaris. Dat alles maakt dat klager een redelijk belang heeft bij deze klacht en daarin als klager kan worden ontvangen.
Klacht
4.5. Bij de beoordeling van de vraag of de notaris haar rol in de afwikkeling van erflaters nalatenschap naar behoren heeft vervuld, wordt vooropgesteld dat een notaris zijn ambt in onafhankelijkheid moet uitoefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te behartigen (artikel 17 lid 1 Wna). Hoewel de wet geen beschrijving geeft van de taak, bevoegdheden en verplichtingen van de notaris aan wie de opdracht is gegeven om een nalatenschap af te wikkelen, gaat de kamer er van uit dat de notaris primair moet worden gezien als de juridisch adviseur van de nalatenschap. Hij dient dus de belangen van alle betrokkenen voor ogen te houden. Zeker bij de behandeling van een meer complexe boedel als deze (waarbij sprake is van een eigen vermogen, een bezwaard vermogen en veel versterferfgenamen) is het van groot belang dat een notaris voortvarend optreedt en dat de betrokkenen regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang, dan wel over de reden van het ontbreken daarvan. Om deze regiefunctie naar behoren uit te voeren, is communicatie en daadkracht vereist.
De kamer zal het vorenstaande bij de beoordeling van de klacht in aanmerking nemen.
4.6. Gezien de onderlinge samenhang zal de kamer een aantal klachtonderdelen gezamenlijk behandelen.
Klachtonderdelen 1, 5 en 7 (slechte communicatie en onvoldoende voortvarend gehandeld)
4.7. Omdat de verwijten in de klachtonderdelen 1, 5 en 7 neerkomen op hetzelfde (meer algemene) verwijt dat de notaris slecht heeft gecommuniceerd en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, zal de kamer deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.
4.8. De notaris heeft erkend dat het dossier niet de nodige voortgang heeft gehad. Ook heeft zij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij gelooft dat de communicatie tussen klager en de oud-medewerker moeizaam was. Vast staat dat de oud-medewerker, voor wiens handelen de notaris tuchtrechtelijk verantwoordelijk is, op 21 september 2021 een eerste bespreking had met klager over de afwikkeling van erflaters nalatenschap. Niet is aangetoond dat er in de periode tot 1 april 2023 (het moment waarop de oud-medewerker het kantoor van de notaris heeft verlaten) noemenswaardige werkzaamheden zijn verricht in het dossier. Zelfs nadat de notaris het dossier in april 2023 zelf heeft opgepakt, is het dossier niet voortvarend behandeld. Dit blijkt onder meer uit de e-mails van de notaris van 21 juli, 9 oktober en 17 oktober 2023, waarin zij toegeeft dat het dossier steeds blijft liggen.
Maar ook de wijze waarop de notaris is omgegaan met het opvragen van de belastingteruggave inkomstenbelasting is hiervoor illustratief. Als de notaris, zoals zij zelf aangeeft, de belastingdienst omstreeks 17 oktober 2023 heeft verzocht om de teruggave inkomstenbelasting naar een derdengeldenrekening over te maken, had het vervolgens op haar weg gelegen om aan termijnbewaking te doen. Dat heeft de notaris nagelaten door pas bij de belastingdienst aan de bel te trekken toen de belastingteruggave na ruim een jaar (december 2024) nog steeds niet was ontvangen.
Ten slotte speelt mee dat pas eind 2023 - twee jaar na het in behandeling nemen van het dossier - door de notaris is geconstateerd dat erflater toch een zodanig eigen vermogen had (bestaande uit bankrekeningen, een te ontvangen bedrag van het pensioenfonds en de hiervoor genoemde belastingteruggave), dat het de moeite waard was om het grote aantal versterferfgenamen op te sporen en aan te schrijven. De notaris heeft niet kunnen verklaren waarom de samenstelling en omvang van erflaters eigen vermogen niet eerder duidelijk is geworden. De kamer gaat er daarom van uit dat ook dit aspect is te wijten aan het onvoldoende bewaken van het proces van afwikkeling van erflaters nalatenschap.
4.9. De notaris heeft een aantal oorzaken (interne kantooroorzaken en privéoorzaken) aangevoerd van het niet voortvarend afhandelen van erflaters nalatenschap, maar deze kunnen naar het oordeel van de kamer niet aan klager worden tegengeworpen. De organisatie van een notariskantoor moet zodanig zijn ingericht dat tijdig aan een opdracht kan worden voldaan. Ingevolge artikel 14 Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 dient een notaris ervoor zorg te dragen dat de inrichting en organisatie van zijn kantoor voldoen aan de eisen van een goede praktijkuitoefening en dat de kwaliteit van de door hem en zijn medewerkers verrichte diensten optimaal is. De kamer is van oordeel dat de organisatie van het notariskantoor gebrekkig was. Als een notariskantoor te kampen heeft met een schaarste aan personeel, is het zaak daarover onverwijld met cliënten te communiceren. Aan die voortvarende communicatie heeft het in dit dossier ontbroken. Klager is de dupe geworden van een onzorgvuldige organisatie, waarin hij te maken kreeg met toezeggingen van (de oud-medewerker van) de notaris waaraan steeds niet werd voldaan.
4.10. Gelet op het vorenstaande is de kamer van oordeel dat de notaris op verschillende punten is tekortgeschoten als juridisch adviseur van erflaters nalatenschap. Zij heeft het proces van afwikkeling van de nalatenschap onvoldoende bewaakt, onvoldoende gecommuniceerd en daarbij onvoldoende invulling gegeven aan haar regiefunctie. De klachtonderdelen 1, 5 en 7 zullen daarom gegrond worden verklaard.
Klachtonderdelen 2 en 6 (aanschrijven niet-erfgenaam en onjuiste volmachten)
4.11. Omdat de verwijten in de klachtonderdelen 2 en 6 neerkomen op hetzelfde (meer algemene) verwijt dat de notaris fouten heeft gemaakt en dus onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld, zal de kamer deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.
4.12. De notaris heeft erkend dat een tante van de echtgenote, die geen erfgenaam is van erflater, ten onrechte is aangeschreven over erflaters nalatenschap en op uitnodiging van het kantoor van de notaris is gekomen om haar handtekening te legaliseren. Ook heeft de notaris erkend dat er een aantal vergissingen is gemaakt bij het opstellen en verzenden van de eerste brieven en volmachten. Mede in verband met het vertrouwen dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen, is de kamer van oordeel dat de notaris hiermee op onzorgvuldige en ondeskundige wijze heeft gehandeld. Van een zorgvuldig handelend notaris mag namelijk worden verwacht dat hij zijn kantoor zodanig organiseert dat vermijdbare fouten en slordigheden, zoals hier aan de orde, worden voorkomen. Het gaat immers veelal om verzending van stukken van strikt persoonlijke aard zoals in dit geval informatie over een nalatenschap. Volgens de notaris heeft zij bij het controleren van de door een medewerkster opgestelde concept-verklaring van erfrecht opgemerkt dat de betreffende tante daarin ten onrechte als erfgenaam stond vermeld en heeft zij daarop een correctie in de concept-verklaring van erfrecht aangebracht. Dit had er naar het oordeel van de kamer toe moeten leiden dat bij het aanschrijven van erflaters erfgenamen zou worden gecheckt of de aangebrachte correcties waren verwerkt en de juiste erfgenamen zouden worden aangeschreven. Die check heeft echter niet plaatsgevonden en dat is aan de notaris toe te rekenen.
4.13. Dat de notaris haar fouten heeft erkend en daarvoor haar excuses heeft aangeboden, doet niet af aan het tuchtrechtelijk verwijt dat de notaris kan worden gemaakt. De klachtonderdelen 2 en 6 zullen daarom gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 3 (afrekening)
4.14. Niet ter discussie staat dat na erflaters overlijden twee bedragen (€ 1.500,00 en € 101,29) ten laste van zijn nalatenschap moesten worden betaald aan de verwachters in ooms nalatenschap respectievelijk aan klager en/of de echtgenote. De notaris was naar eigen zeggen van plan om deze bedragen te verrekenen bij de verdeling van erflaters nalatenschap (erflaters eigen vermogen). Het enkele feit dat de notaris deze bedragen daarom aanvankelijk niet had betrokken bij de verdeling van het bezwaarde vermogen, leidt niet tot het oordeel dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierbij speelt mee dat de notaris aan de bezwaren van klager tegemoet is gekomen en ervoor heeft gezorgd dat de bedragen alsnog eerder zijn verrekend.
4.15. Ten aanzien van de rentevergoeding over de gelden op de derdengeldenrekening heeft de notaris erkend dat zij deze in eerste instantie ten onrechte niet had voldaan. Gelet op deze erkenning en op het feit dat:
- de notaris heeft toegelicht hoe deze fout is ontstaan en de kamer geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen de notaris in haar stukken hierover heeft verklaard;
- de notaris na opheldering van een communicatiemisverstand hierover de rentevergoeding meteen heeft voldaan; en
- het om een relatief gering bedrag ging van € 135,--,
acht de kamer de door klager verweten handelwijze van onvoldoende gewicht om de notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
4.16. Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 3 ongegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 4 (mededelingen over ANBI-status)
4.17. De kamer begrijpt dat klager en de betrokken familieleden het moeilijk te verkroppen vinden dat na erflaters overlijden een deel van het bezwaarde vermogen bij een stichting ([B]) is terechtgekomen die een andere doelstelling heeft dan oom (mogelijk) voor ogen had. Dit kan echter niet aan de notaris worden toegerekend. Zij heeft juist gehandeld door vast te houden aan ooms testament (op grond waarvan [B], voorheen Stichting [A], één van de verwachters in ooms nalatenschap is) en klager er bij e-mail van 24 oktober 2023 op te wijzen dat [B] niet verplicht is om in te stemmen met een verzoek om de te ontvangen gelden uit ooms nalatenschap in te zetten voor de noden van [nieuwe naam zorginstelling]-cliënten.
4.18. Vervolgens heeft de notaris - zonder daartoe verplicht te zijn - contact opgenomen met de voorzitter van [B], mr. [X], en heeft zij hem op de hoogte gesteld van de wens van de betrokken familieleden om de te ontvangen gelden uit ooms nalatenschap aan te wenden voor cliënten van [nieuwe naam zorginstelling]. [B] heeft zich bereid verklaard aan deze wens tegemoet te komen en de te ontvangen gelden als zodanig te zullen oormerken.
De notaris heeft de belastingdienst hiervan op de hoogte gesteld bij brief van 28 november 2023. Zij is in deze brief transparant geweest over de situatie en over het feit dat [B] geen ANBI-status heeft. Aan de belastingdienst is verzocht om de verkrijging door [B] toch aan te merken als een verkrijging door een ANBI met tariefstelling 0, omdat op die manier volgens de betrokken familieleden recht zou worden gedaan aan de bedoeling van oom en maximaal zou worden voorzien in de noden van cliënten van [nieuwe naam zorginstelling]. Een kopie van de brief heeft de notaris aan klager verzonden.
Dat de belastingdienst het verzoek heeft afgewezen en dat de belastingdienst ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet had gereageerd op het tegen de aanslag erfbelasting aangetekende bezwaar, kan niet aan de notaris worden toegerekend. Evenmin kan aan de notaris worden toegerekend dat [B] geen terugkoppeling en/of toelichting heeft gegeven aan klager en/of de betrokken familieleden over de door haar ontvangen gelden uit ooms nalatenschap. Een notaris heeft over het algemeen immers geen invloed op de handel- en werkwijze van derden (zoals de belastingdienst en [B]). Dat dat in dit geval anders zou zijn, is niet gebleken. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.19. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat klager twijfelt aan de integriteit en onafhankelijkheid van de notaris en over de relatie tussen mr. [X], [B], oud-notaris mr. [naam oud-notaris] (hierna: mr. [Y]) en de notaris. Gelet echter op het gemotiveerde verweer van de notaris heeft klager onvoldoende aanknopingspunten aangedragen om tot het oordeel te komen dat sprake is van belangenverstrengeling. Hiertoe is in ieder geval onvoldoende dat klager een naar gevoel heeft over het feit dat:
- de notaris, mr. [X] en mr. [Y] in het verleden hebben samengewerkt;
- mr. [Y] het testament van oom heeft gepasseerd en voorzitter is geweest van [B];
- mr. [X] nu voorzitter is van [B] en van een andere stichting binnen [nieuwe naam zorginstelling].
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris verklaard dat zij contact heeft opgenomen met mr. [X] en heeft geprobeerd om een gesprek te regelen over de relatie tussen laatstgenoemde, mr. [Y] en de notaris en over wat er nu binnen [B] gebeurt met de gelden uit ooms nalatenschap. Zij had met een gesprek een aantal zaken willen ophelderen voor klager. Mr. [X] heeft echter aangegeven geen prijs te stellen op een gesprek.
4.20. In de gegeven omstandigheden kan naar het oordeel van de kamer niet worden volgehouden dat de notaris misleidend en onethisch zou hebben gehandeld. Integendeel, de kamer ziet niet in wat er nog meer van de notaris verwacht had mogen worden. Klachtonderdeel 4 zal daarom ongegrond worden verklaard.
Conclusie en maatregel
4.21. Uit het voorgaande volgt dat de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond zijn en de klachtonderdelen 1, 2, 5, 6 en 7 gegrond zijn. De gegronde klachtonderdelen vormen voor de kamer aanleiding een maatregel op te leggen. De notaris heeft het proces van afwikkeling van erflaters nalatenschap onvoldoende bewaakt, onvoldoende gecommuniceerd en daarbij onvoldoende invulling gegeven aan haar regiefunctie. Ook heeft zij slordige en vermijdbare fouten gemaakt (zoals het aanschrijven van iemand die geen erfgenaam is en diegene erflaters nalatenschap laten aanvaarden). Daarmee heeft de notaris gehandeld in strijd met haar notariële zorgplicht die is neergelegd in artikel 17 lid 1 Wna. Mede in aanmerking genomen het blanco tuchtrechtelijk verleden van de notaris zal worden volstaan met een waarschuwing.
Proceskosten
Terugbetaling griffierecht
4.22. De notaris moet op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem vergoeden omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart.
Kostenveroordeling ten behoeve van klager
4.23. De kamer ziet aanleiding om de notaris op grond van artikel 103b lid 1 aanhef en onder a Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.
4.24. De notaris moet het griffierecht en de hiervoor genoemde kosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden aan klager vergoeden. Klager moet daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk doorgeven aan de notaris.
Kostenveroordeling ten behoeve van de kamer
4.25. Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris op grond van artikel 103b lid 1 aanhef en onder b Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00 met een wegingsfactor 1. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot het hanteren van een andere wegingsfactor. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris zal hiervoor een nota ontvangen van het LDCR in Utrecht.
5. De beslissing
De kamer:
5.1. verklaart de klacht niet-ontvankelijk voor zover deze ziet op het verzoek tot vergoeding van schade;
5.2. verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 5, 6 en 7 gegrond;
5.3. verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
5.4. legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
5.5. veroordeelt de notaris tot betaling aan klager van een bedrag van:
- € 50,00 in verband met het genoemde griffierecht;
- € 50,00 in verband met de genoemde kosten van klager,
en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.24. is omschreven;
5.6. veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 2.000,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.25. is omschreven.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.H.L. Baggel, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.T.M. Luijks, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. H.M.A. Albicher, notarieel lid.
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025 door mr. S.H.L. Baggel, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.