ECLI:NL:TNORSHE:2025:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2024/34
ECLI: | ECLI:NL:TNORSHE:2025:12 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-06-2025 |
Datum publicatie: | 26-06-2025 |
Zaaknummer(s): | SHE/2024/34 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Aan de orde is de vraag of de kandidaat-notaris met een beroep op de notariële geheimhoudingsplicht terecht heeft geweigerd om op klagers eerste verzoek mee te delen wie de erfgenamen van de zus zijn. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris in beginsel verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij/zij uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden als zodanig kennis neemt. Verder is in dit geval artikel 49 Wna van belang. Op grond van artikel 49 lid 1 Wna geeft de notaris afschriften dan wel uittreksels af aan degenen die een recht ontlenen aan de akte. Ingevolge artikel 49 lid 2 Wna wordt onder “degene die een recht ontleent aan de inhoud van de akte” mede begrepen “degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren”. Dat laatste is hier het geval. Klager is door het testament van de zus immers niet langer versterferfgenaam. Daarbij geldt de restrictie “doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking”. Vervolgens is de vraag aan de orde of klager recht heeft op een uittreksel van het testament waarin ook de erfstelling staat vermeld. Nu in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of het uittreksel ook de erfstellingen omvat, kan niet worden gezegd dat de kandidaat-notaris zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht jegens klager beroept. De kamer is van oordeel dat de uitleg die de kandidaat-notaris aan klager heeft gegeven over zijn beroep op de geheimhoudingsplicht weliswaar beter had gekund, maar dit aandachtspunt acht de kamer van onvoldoende gewicht om de kandidaat-notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken. |
Klachtnummer : SHE/2024/34
Datum uitspraak : 23 juni 2025
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:
[klager] (hierna: klager)
wonende in [woonplaats]
tegen
[de kandidaat-notaris] (hierna:de kandidaat-notaris)
werkzaam in [plaatsnaam]
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de klacht (met bijlagen), door de kamer per e-mail ontvangen op 2 december 2024;
- het verweerschrift (met bijlagen) van de kandidaat-notaris.
1.2. Bij brieven van 19 maart 2025 heeft de kamer partijen op de hoogte gesteld van een wijziging in de samenstelling van de zittingscombinatie.
1.3. De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 14 april 2025. Wegens onvoorziene omstandigheden heeft er op die dag nog een wijziging in de samenstelling van de zittingscombinatie plaatsgevonden. Klager en de kandidaat-notaris zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest en hebben hun standpunt over en weer toegelicht.
2. De feiten
De klacht gaat over de weigering van de kandidaat-notaris om aan klager mee te delen wie de erfgenamen van klagers zus zijn. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.
2.1. Mevrouw [naam] (hierna: de zus) is de zus van klager. Zij is gehuwd geweest met de heer [naam] (hierna: de ex-echtgenoot), welk huwelijk door echtscheiding is ontbonden.
2.2. Op 9 maart 2001 heeft een aan het kantoor van de kandidaat-notaris verbonden notaris het laatste testament van de zus gepasseerd, waarbij de zus de ex-echtgenoot tot enig erfgenaam heeft benoemd en zij aan klagers dochter, mevrouw [naam klagers dochter] (hierna: de dochter), haar sieraden heeft gelegateerd.
2.3. Wegens psychische problemen verbleef de zus de laatste (ongeveer) twintig jaar van haar leven in een GGZ-instelling. Het vermogen van de zus was onder bewind gesteld en er was een professionele bewindvoerder/mentor benoemd.
2.4. De zus is op [dag] oktober 2024 overleden zonder achterlating van een echtgenoot, geregistreerd partner of afstammelingen.
2.5. Vervolgens heeft de professionele bewindvoerder aan klager te kennen gegeven dat haar werk stopte en dat alle administratie (onder andere brieven van de belastingdienst) naar klager zou worden toegestuurd. De GGZ-instelling heeft klager verzocht om de kamer van de zus binnen één week te ontruimen.
2.6. Na raadpleging van het Centraal Testamentenregister werd klager ermee bekend dat de zus voor het laatst op 9 maart 2001 een testament had gemaakt en heeft hij de kandidaat-notaris benaderd met de vraag wie de erfgenamen van de zus zijn, zodat hij de administratie aan de erfgenamen zou kunnen doorsturen. De kandidaat-notaris en klager hebben elkaar op 15 oktober 2024 telefonisch gesproken. De kandidaat-notaris heeft zich niet uitgelaten over de inhoud van het testament van de zus. Nadat klager had aangegeven dat de dochter mogelijk in het testament van de zus staat vermeld, heeft de kandidaat-notaris klager geadviseerd om de dochter contact met hem te laten opnemen.
2.7. Bij e-mail van 21 oktober 2024 heeft de kandidaat-notaris aan de dochter gevraagd of zij een verklaring van erfrecht of een afschrift van het testament van de zus wenste en heeft hij erop gewezen dat daaraan kosten zijn verbonden.
2.8. Op dezelfde dag heeft de dochter de kandidaat-notaris gevraagd om eerst een overzicht van de kosten te sturen, zodat zij op basis daarvan een keuze zou kunnen maken.
2.9. De kandidaat-notaris heeft bij e-mail van 21 oktober 2024 de kosten van een verklaring van erfrecht en de kosten van beneficiaire aanvaarding aan de dochter doorgegeven.
2.10. Op 5 november 2024 hebben de kandidaat-notaris en klager elkaar telefonisch gesproken. Op dezelfde dag heeft klager de kandidaat-notaris per mail gewezen op de website van Infotaris, waaruit zou blijken dat klager recht heeft op inzage in het testament van de zus.
2.11. Bij e-mail van 6 november 2024 heeft de kandidaat-notaris klager geantwoord.
2.12. Bij e-mail van 6 november 2024 heeft de dochter zich tot een ander notariskantoor, [kantoor X], gewend en de volgende vraag gesteld:
“Na vele telefoontjes, e-mails en achtergelaten voicemailberichten, zouden mijn vader en ik graag duidelijkheid willen krijgen over de stappen die wij moeten ondernemen om te achterhalen wie de executeur en erfgenaam van mijn tante is. Wij hebben het gevoel van het kastje naar de muur gestuurd te worden.
Inmiddels heb ik begrepen dat ik legataris ben en dat ik daarmee het recht heb om te weten wie de erfgenaam is. Hoewel ik geen inzage in het testament verlang, zou ik graag willen weten tot wie ik me moet wenden om meer duidelijkheid te krijgen. Als familie hebben wij geen idee wie de erfgenaam is, en ook van mijn tante zelf hebben wij hier nooit iets over gehoord. Dit is mogelijk mede te wijten aan haar jarenlange strijd met haar geestelijke gezondheid.
(…)”
De dochter heeft deze e-mail cc naar klager en het kantoor van de kandidaat-notaris gestuurd.
2.13. Bij e-mail van 6 november 2024 heeft mr. [Y] (hierna: mr. [Y]), een notaris van [kantoor X], onder andere het volgende aan klager en de dochter geantwoord:
“Volgens artikel 49b van de Wet op het notarisambt is die notaris [kamer: de aan het kantoor van de kandidaat-notaris verbonden notaris die het testament van de zus heeft gepasseerd] verplicht u (tegen kostprijs) een uitterksel van dat testament te verschaffen voor het gedeelte waarvoor u belanghebbende bent. Het testament behoort tot zijn protocol. Voor dat deel van het testament heeft de notaris geen geheimhoudingsplicht. Een legataris (iemand aan wie een legaat is gemaakt) is een schuldeiser van de nalatenschap. Een schuldeiser van de nalatenschap is als zodanig belanghebbende. Een kind van een overledene heeft recht op een legitieme portie en is als zodanig ook belanghebbende. Hetzelfde geldt voor iemand die volgens de wet zou erven, maar ten gevolge van het testament onterfd zou zijn. Het is aan die notaris om te oordelen in hoeverre u belanghebbende bent.
Ik ontving een kopie van het e-mailbericht aan u van [de kandidaat-notaris] van het betreffende notariskantoor. Daarin stelt hij met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht u niet van het betreffende uittreksel te mogen voorzien. De geheimhoudingsplicht van notarissen moet heel serieus genomen worden, zodat ik zijn terughoudendheid begrijp. Nu hij echter aangeeft dat u legataris bent, heeft u recht op een uittreksel. U heeft er ook belang bij te weten tot welke executeur of erfgenaam u zich kan wenden om uw legaat op te eisen. Voor de goede orde zend ik hem een kopie van dit bericht, zodat hij zijn weigering jegens u kan heroverwegen.
(…)”
Deze e-mail is cc naar de kandidaat-notaris gestuurd.
2.14. De dochter heeft de kandidaat-notaris op dezelfde dag verzocht om op de e-mail van mr. [Y] te reageren.
2.15. Uiteindelijk heeft de kandidaat-notaris de dochter meegedeeld dat de ex-echtgenoot de enige erfgenaam van de zus is.
2.16. Bij e-mail van 24 november 2024 heeft klager de kandidaat-notaris laten weten dat hij het voornemen heeft om een klacht tegen hem in te dienen. In de e-mail staat onder andere het volgende vermeld:
“Daarnaast wil ik erop wijzen dat u zowel bij mij als bij mijn dochter (…) verwachtingen heeft gewekt dat zij tot de erfgenamen zou behoren. Mijn zus heeft in het verleden namelijk meermalen aangegeven dat [de dochter] in haar testament was opgenomen. Gezien deze informatie heeft mijn dochter kosten gemaakt die, indien u de erfstelling tijdig aan mij kenbaar had gemaakt, niet noodzakelijk waren geweest. Als gevolg van uw handelen hebben wij gedurende een maand te maken gehad met slapeloze nachten en veel extra werk, wat de verwerking van het overlijden van mijn zus alleen maar moeilijker heeft gemaakt.
Had u mij als nabestaande de erfstelling tijdig kenbaar gemaakt, zoals u verplicht bent (zie bijlage Infotaris), dan had dit ons veel leed en ongemak bespaard. Bovendien zou mijn dochter de gemaakte kosten van €155,-- niet hebben hoeven betalen.
In het belang van een snelle en acceptabele oplossing verzoek ik u het door mijn dochter betaalde bedrag van €155,-- binnen vijf werkdagen over te maken naar haar bankrekeningnummer (…)”
2.17. Bij e-mail van 26 november 2024 heeft de kandidaat-notaris het volgende aan klager geantwoord:
“Zo juist heb ik u gebeld om samen over de onderstaande email te spreken.
(…)
Uit ons gesprek begrijp ik dat u vindt dat u gratis een afschrift of uittreksel van een testament behoort te krijgen. Zo leest u het bericht van infotaris.
Echter op de website van infonotaris lees ik:
(…)
Dus het verstrekken van informatie is niet gratis, aldus de adviseur.
U heeft de brieven van CAK, UWV en FBTO naar ons gestuurd.
Ik zal die stukken naar de erfgenaam dan wel executeur van de erfenis door sturen.
Ik heb u vriendelijke gevraagd om deze informatie ook mee te wegen inzake uw klacht jegens mij.
Ik vrees namelijk dat het geheel u anders veel tijd en energie kost en u uiteindelijk niet veel oplevert.
Graag heb ik nog deze week contact met u nadat u ook deze informatie heeft gelezen en meegenomen.”
2.18. Klager heeft de klacht op 2 december 2024 ingediend.
3. De klacht en het verweer
3.1. Klager verwijt de kandidaat-notaris dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht te weigeren om op klagers eerste verzoek mee te delen wie de erfgenamen van de zus zijn.
Toelichting klager
3.2. De kandidaat-notaris heeft klager (en de dochter) zeker drie weken in onzekerheid gelaten over de erfstelling in het laatste testament van de zus, terwijl de professionele bewindvoerder en de GGZ-instelling bij klager (als oudste broer van de zus) aanklopten voor de afwikkeling van de nalatenschap. De dochter heeft de in rekening gebrachte kosten voor het opvragen van het testament moeten betalen, terwijl zij geen erfgename van de zus is. Bovendien stelde het sieradenlegaat aan haar niets voor, omdat er vanwege het jarenlange verblijf van de zus in een GGZ-instelling geen sieraden meer aanwezig waren.
Het verweer
3.3. De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen. Zo moet een notaris het ambt in onafhankelijkheid uitoefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken personen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigen (artikel 17 lid 1 Wna).
4.2. Aan de orde is de vraag of de kandidaat-notaris met een beroep op de notariële geheimhoudingsplicht terecht heeft geweigerd om op klagers eerste verzoek mee te delen wie de erfgenamen van de zus zijn. Naar aanleiding van dit beroep op de notariële geheimhoudingsplicht overweegt de kamer als volgt.
4.3. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris in beginsel verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij/zij uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden als zodanig kennis neemt. Deze geheimhoudingsplicht staat in dienst van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn/haar cliënt en hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel; bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen is de formele tussenkomst van de notaris voorgeschreven. Om een vrije toegang tot de rechtsbedeling te waarborgen, is het noodzakelijk dat iedereen zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijk karakter van de informatie die aan de notaris wordt toevertrouwd. Dit uitgangspunt vormt de grondslag voor de geheimhoudingsplicht en deze plicht is door de Hoge Raad erkend als algemeen rechtsbeginsel. Het grote belang van de geheimhoudingsplicht komt onder meer tot uiting in de strafbaarstelling van de schending van het ambts- of beroepsgeheim in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De geheimhoudingsplicht kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden door de geheimhouder of door de rechter worden doorbroken. De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht van een notaris zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. Een notaris neemt zelf de beslissing of de inhoud van een akte als vertrouwelijk heeft te gelden. Wanneer een klager het niet eens is met (de omvang van) de informatie die hij van een notaris heeft gekregen, kan hij dit geschil aan de civiele rechter voorleggen. Als daar in het concrete geval aanleiding toe bestaat kan de civiele rechter een notaris die openheid weigert onder omstandigheden veroordelen eventueel onder nader te stellen voorwaarden openheid te geven.
4.4. Verder is in dit geval artikel 49 Wna van belang. Op grond van artikel 49 lid 1 Wna geeft de notaris afschriften dan wel uittreksels af aan degenen die een recht ontlenen aan de akte. Ingevolge artikel 49 lid 2 Wna wordt onder “degene die een recht ontleent aan de inhoud van de akte” mede begrepen “degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren”. Dat laatste is hier het geval. Klager is door het testament van de zus immers niet langer versterferfgenaam. Daarbij geldt de restrictie “doch slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking”.
4.5. Vervolgens is de vraag aan de orde of klager recht heeft op een uittreksel van het testament waarin ook de erfstelling staat vermeld. In de literatuur zijn de meningen hierover verdeeld. Sommige schrijvers beantwoorden deze vraag bevestigend. De kamer wijst in dit verband op paragraaf 15.8.4 van De Notariswet (2024), auteur J.C.H. Melis, bewerkt door B.C.M. Waaijer. Daar staat tegenover dat andere schrijvers deze vraag voor de onterfde erfgenaam ontkennend beantwoorden, in welk verband de kamer verwijst naar Asser/Perrick, 4, 2021/424.
Nu in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of het uittreksel ook de erfstellingen omvat, kan niet worden gezegd dat de kandidaat-notaris zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht jegens klager beroept (vergelijk de beslissing van deze kamer van 16 januari 2017, ECLI:NL:TNORSHE:2017:7, overweging 4.13., met welke overweging het gerechtshof Amsterdam zich heeft verenigd in de beslissing van 1 augustus 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3039).
De kamer is van oordeel dat de uitleg die de kandidaat-notaris aan klager heeft gegeven over zijn beroep op de geheimhoudingsplicht weliswaar beter had gekund, maar dit aandachtspunt acht de kamer van onvoldoende gewicht om de kandidaat-notaris hierover een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
4.6. Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht ongegrond verklaren.
5. De beslissing
De kamer:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.G.M.H. Bennenbroek, plaatsvervangend voorzitter, mr. T. Dohmen, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarieel lid.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025 door mr. S.H.L. Baggel, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.