ECLI:NL:TNORSHE:2025:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2025/01

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2025:10
Datum uitspraak: 23-06-2025
Datum publicatie: 26-06-2025
Zaaknummer(s): SHE/2025/01
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Vermelding in conceptakte van privéadres van gevolmachtigde, die namens een bewindvoerder is opgetreden bij de levering van een woning aan de rechthebbende. Gevoel van veiligheid gevolmachtigde aangetast. Strijd met AVG? Art. 40 lid 2 sub c Wna. Klacht ongegrond. Als een vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een bewindvoerder) die een kantoor houdt of werkzaam is op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen of als sprake is van een geheim adres, verdient het aanbeveling om na te gaan welke adresgegevens van de vertegenwoordiger in de akte kunnen worden vermeld.

Klachtnummer : SHE/2025/01

Datum uitspraak : 23 juni 2025

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


mevrouw [X], handelende onder de naam [naam klaagster] (hierna: klaagster)

gevestigd in [naam gemeente]

tegen

kandidaat-notaris de heer mr. [naam] (hierna:de kandidaat-notaris)

werkzaam in [naam gemeente]


1. De procedure


1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • de klacht (met bijlagen), door de kamer ontvangen op 3 januari 2025;
  • de e-mail van de kamer aan klaagster van 21 januari 2025 waarbij is meegedeeld dat op grond van artikel 93 Wet op het notarisambt (Wna) alleen een klacht kan worden ingediend tegen een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris maar niet tegen een notariskantoor, met het verzoek aan klaagster de kamer te laten weten tegen wie de klacht is gericht;
  • de e-mail van klaagster aan de kamer van 28 januari 2025 waarbij klaagster heeft meegedeeld dat de klacht is gericht tegen de kandidaat-notaris;
  • het verweerschrift (met bijlagen) van de kandidaat-notaris.

1.2. De klacht is mondeling behandeld op de openbare zitting van de kamer van 14 april 2025. Klaagster – vertegenwoordigd door mevrouw [X] (hierna: X) en vergezeld van haar medewerkster mevrouw [Y] (hierna: [Y]) – en de kandidaat-notaris zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. Zij hebben hun standpunt toegelicht.

2. De feiten

De klacht gaat in de kern over de vermelding in een conceptakte van levering van het privéadres van een gevolmachtigde, die namens een bewindvoerder is opgetreden bij de levering van een woning aan degene wiens goederen onder bewind zijn gesteld. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1. Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 maart 2022 zijn de goederen van de heer [naam] (hierna: de rechthebbende) met ingang van 1 april 2022 onder bewind gesteld. Klaagster, handelende onder de naam [naam klaagster], is bij die beschikking benoemd tot bewindvoerder. [Klaagster] is werkzaam op het gebied van bewindvoering, budgetbeheer, mentorschap en curatele.

2.2. Klaagster heeft [Y] gemachtigd om de rechthebbende te begeleiden bij de aankoop van een woning.

2.3. De kandidaat-notaris werkt bij [naam notariskantoor]. Dit kantoor heeft op 27 september 2024 van de betrokken makelaar een koopovereenkomst ontvangen met betrekking tot de woning die de rechthebbende had gekocht. Deze zou op 7 oktober 2024 worden geleverd. Notaris de heer mr. [naam] (hierna: de notaris) heeft deze koopovereenkomst beoordeeld, de opdracht aanvaard en de overeenkomst overhandigd aan een medewerker van de vastgoedafdeling van het kantoor. Deze medewerker, de heer [naam] (hierna: de medewerker), heeft de levering voorbereid.

2.4. [Y] was in de koopovereenkomst vermeld als bewindvoerder en zij heeft deze overeenkomst namens de rechthebbende ondertekend. In verband met de voorbereiding van de levering heeft de medewerker contact gehad met [Y]. De levering is in onderling overleg naar een latere datum verplaatst.

2.5. Bij e-mail van 7 oktober 2024 heeft de medewerker de verkoper van de woning onder meer bericht dat klaagster zeer moeilijk bereikbaar is en hij heeft dit ook tegen de rechthebbende gezegd.

2.6. Deze mededeling heeft spanning en onrust bij de rechthebbende veroorzaakt. Klaagster heeft vervolgens nagezocht of (de medewerker van) het notariskantoor in de voorgaande twee weken had geprobeerd contact met haar te zoeken, maar in de bellijsten, de mailberichten en op de website werden geen contactverzoeken van het notariskantoor gevonden. [Y] heeft het notariskantoor hierover geïnformeerd.

2.7. Op 10 oktober 2024 heeft klaagster een volmacht gestuurd aan de medewerker, waarbij aan [Y] volmacht is verleend voor het ondertekenen van de benodigde documenten voor de eigendomsoverdracht van de woning.

2.8. De notaris is wegens vakantie vanaf vrijdag 11 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 afwezig geweest. De kandidaat-notaris is in die periode als zijn vaste waarnemer opgetreden.

2.9. Bij e-mail van maandag 14 oktober 2024 (09:08 uur) heeft de medewerker een concept van de leveringsakte aan de rechthebbende gestuurd. Dit concept is in cc ook aan [Y] gestuurd. In dit concept is over de vertegenwoordiging van de rechthebbende bij de eigendomsoverdracht onder meer vermeld dat [Y] handelt als gevolmachtigde van klaagster. Daarbij is het kantooradres van klaagster vermeld en het privéadres van [Y].

2.10. In de middag heeft [Y] de medewerker gebeld en laten weten dat niet haar privéadres maar het adres van klaagster vermeld had moeten worden en dat de rechthebbende daardoor nu kennis kon nemen van haar privéadres, wat absoluut niet de bedoeling was. De medewerker heeft toen aangegeven dat haar privéadres op grond van de Wna en de Kadasterwet niet uit het concept kon worden verwijderd omdat [Y] als comparante optrad.

2.11. Later die middag heeft de medewerker het privéadres van [Y] toch uit het concept verwijderd en vervangen door de vermelding:

“werkzaam ten kantore van het na te noemen bewindvoerderskantoor [naam klaagster], en aldaar woonplaats kiezend”.

2.12. De medewerker heeft dit aangepaste concept daarna bij e-mail van 15:54 uur aan [Y] gemaild.

2.13. [Y] heeft de medewerker vervolgens bij e-mail van 16:11 uur als volgt bericht:

“Bedankt.

Mag ik u verzoeken deze ook naar [voornaam rechthebbende] te mailen en vermelden dat de eerst verzonden versie hiermee komt te vervallen?

Graag niet benoemen dat de wijziging mijn adres is naar [voornaam rechthebbende] toe. Noem het een kleine aanpassing. Hopelijk gaat hij dan niet mijn adres lezen.

Op zijn minst waren excuses op zijn plaats geweest.

Mijn privé adresgegevens liggen nu bij hem.

Ik maak me hier ernstig zorgen om en ga mij dan ook beraden welke stappen ik verder ga ondernemen.”

2.14. Bij e-mail van dinsdag 15 oktober 2024 (9:41 uur) heeft de medewerker het aangepaste concept van de akte aan de rechthebbende (en in cc aan [Y]) gestuurd en daarbij het volgende bericht:

“Graag verzoek ik u het voorgaande concept van de akte te verwijderen.

Dit voorgaand concept komt te vervallen doordat er verschillende wijzigingen zijn aangebracht.

In de bijlage treft u het nieuwe/juiste concept aan van de akte van levering.”

2.15. Naar aanleiding van die e-mail heeft [Y] de medewerker later die dag bij e-mail van 13:37 uur bericht:

“Bedankt voor het versturen van deze mail.

Ik zou graag zien dat wij morgen, zonder [naam rechthebbende] erbij en met uw leidinggevende, dit alles kunnen bespreken.

Ik heb sterk het idee dat u niet overziet wat de gevolgen voor mij kunnen zijn, van het delen van mijn privéadres, door u toedoen.

Graag ga ik hierover met u en uw leidinggevende in gesprek.

Zouden wij een half uur voor of direct na de geplande afspraak kunnen samenzitten?”

2.16. Op woensdag 16 oktober 2024 heeft de kandidaat-notaris, als waarnemer van de notaris, de akte van levering van de woning gepasseerd. De rechthebbende en [Y] zijn persoonlijk bij het passeren aanwezig geweest. Na afloop van de passeerafspraak heeft de kandidaat-notaris tegen [Y] gezegd dat hij na het weekend met haar wilde bellen om de gang van zaken te bespreken. Omdat [Y] liet weten het daar graag meteen over te willen hebben, hebben zij elkaar aansluitend gesproken. [Y] heeft toen (samengevat) verteld dat de medewerkers van klaagster als beschermingsbewindvoerders met verschillende doelgroepen te maken hebben, onder wie ook mensen met psychiatrische stoornissen, ex gedetineerden en ex tbs-ers en dat de medewerker door de vermelding van haar privégegevens haar veiligheid thuis in gevaar heeft gebracht. Zij heeft er daarbij op gewezen dat zij de belangen van de rechthebbende ook niet goed meer kan behartigen omdat zij, als er discussie met hem ontstaat, bang is dat hij haar thuis zal opzoeken. De kandidaat-notaris heeft bij dat gesprek gezegd dit zeer te betreuren en namens het kantoor excuses aangeboden voor de vermelding van haar privéadres. Nadat [Y] had aangekondigd een klacht te zullen indienen, heeft de kandidaat-notaris aangekondigd de gang van zaken maandag te zullen voorleggen aan de notaris en daarna contact met haar op te nemen.

2.17. De kandidaat-notaris heeft deze afspraak na dat gesprek als volgt per e-mail aan klaagster bevestigd:

“Hierbij bevestig ik u, dat ik in ons gesprek vanmiddag, na het tekenen van de akte van levering, heb aangegeven, dat ik begin volgende week met u contact opneem, voor een vervolgafspraak.”

2.18. Op maandag 21 oktober 2024 heeft de kandidaat-notaris de gang van zaken met de notaris besproken en de notaris heeft daar contact over gehad met de medewerker. Daarna heeft de notaris de kandidaat-notaris gevraagd een afspraak te maken met [Y]. De kandidaat-notaris heeft haar bij e-mail van donderdag 24 oktober 2024 als volgt bericht:

“Als u een vervolgafspraak wenst, kunt u met mij contact opnemen.”

2.19. Daarna hebben de (kandidaat-)notaris en [Y] elkaar niet meer gesproken.

3. De klacht

3.1. Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat:

1. de medewerker op 7 oktober 2024 tegen de rechthebbende heeft gezegd dat (het kantoor van) klaagster zeer moeilijk bereikbaar is, terwijl is gebleken dat de medewerker niet had geprobeerd om klaagster per telefoon, per e-mail of via haar website te bereiken;

2. het privéadres van [Y] in de conceptakte is vermeld, waardoor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is geschonden;

3. niet is gereageerd op de mededeling van [Y] in haar e-mail van 14 oktober 2024 dat excuses over de vermelding van haar privéadres op zijn minst op zijn plaats waren geweest en dat zij zich zou beraden over verdere vervolgstappen;

4. niet is gereageerd op het verzoek van [Y] in haar e-mail van 15 oktober 2024 om de voorafgaande gang van zaken voor of na de passeerafspraak te bespreken met de medewerker en diens leidinggevende;

5. zij ondanks de toezegging van de kandidaat-notaris van 16 oktober 2024 niets meer heeft vernomen.

3.2. De kandidaat-notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4. De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen. Zo moet een notaris het ambt in onafhankelijkheid uitoefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken personen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigen (artikel 17 lid 1 Wna).

Ontvankelijkheid

4.2. Voordat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van deze klacht kan toekomen, moet eerst (ambtshalve) worden beoordeeld of de klacht ontvankelijk is. In dat kader is onder meer de vraag aan de orde of klaagster een redelijk belang heeft bij deze klacht.

4.3. Op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 1 Wna kan een ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het begrip “enig redelijk belang” ruim moet worden uitgelegd: een rechtstreeks belang bij de klacht is niet zonder meer vereist, ook een indirect of afgeleid belang kan grond zijn voor ontvankelijkheid.

4.4. Nu de rechtbank klaagster tot bewindvoerder heeft benoemd en klaagster haar medewerkster [Y] heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen bij de eigendomsoverdracht van de woning aan de rechthebbende, is de kamer van oordeel dat klaagster een redelijk belang heeft bij deze klacht als bedoeld in artikel 99 lid 1 Wna. De klacht is dan ook ontvankelijk. De klachtonderdelen worden hierna inhoudelijk beoordeeld.

Klachtonderdeel 1

4.5. De kandidaat-notaris heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij het contact dat de medewerker op 7 oktober 2024 met de rechthebbende heeft gehad en dat hij ook niet bekend was met de mededeling die de medewerker bij die gelegenheid had gedaan over de bereikbaarheid van klaagster. De kamer is daarom van oordeel dat de kandidaat-notaris, die destijds in dit dossier overigens nog niet optrad als waarnemer van de notaris, niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor die mededeling. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 2

4.6. De kamer stelt voorop dat een kandidaat-notaris die als waarnemer van een notaris optreedt in beginsel zelf tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor zijn handelwijze als waarnemer. Bij de mondelinge behandeling heeft de kandidaat-notaris verklaard dat hij de conceptakte, waarin het privéadres van [Y] was vermeld, heeft gezien voordat deze ter beoordeling aan de rechthebbende werd gestuurd. De kandidaat-notaris heeft erop gewezen dat het adres en de geboortegegevens van [X] in haar hoedanigheid van bewindvoerder volgens vast kantoorgebruik niet in dat concept waren vermeld, maar dat [Y] enkel handelde in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de bewindvoerder en dat hij niet wist dat het niet de bedoeling was dat het privéadres van [Y] in de akte zou worden vermeld. Omdat het op grond van artikel 40 Wna niet verplicht is om in plaats van het privéadres het kantooradres van een vertegenwoordiger te vermelden, is de kandidaat-notaris van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Desalniettemin betreurt hij het zeer dat de vermelding van haar privéadres het gevoel van veiligheid van [Y] heeft aangetast en de kandidaat-notaris heeft daar namens het notariskantoor excuses voor aangeboden.

4.7. In artikel 40 Wna is bepaald welke gegevens in een akte moeten worden vermeld. Lid 2 van dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:

“De akte vermeldt bovendien:

a) naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens de akte daarbij als partij optreden;

(…)

c) ten aanzien van natuurlijke en rechtspersonen die blijkens de akte voormelde partijen vertegenwoordigen: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens, met uitzondering van de burgerlijke staat, alsmede de grond van hun bevoegdheid, met dien verstande dat voor natuurlijke personen die een kantoor houden of werkzaam zijn op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen in plaats van de woonplaats met adres ook het kantooradres vermeld kan worden;”

4.8. Nu niet is gesteld of gebleken dat klaagster of [Y] in het kader van de voorbereiding van de levering te kennen hebben gegeven dat het de bedoeling was dat zowel ten aanzien van klaagster als ten aanzien van [Y] enkel het kantooradres van klaagster in de akte zou worden vermeld, acht de kamer het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat het privéadres van [Y] in de conceptakte is opgenomen. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat de conceptakte snel is aangepast nadat [Y] daarover contact had opgenomen en dat de aangepaste versie vervolgens voortvarend aan de rechthebbende is gestuurd, zonder daarbij – zoals [Y] had gevraagd – de aandacht te vestigen op de reden van de aanpassing.

4.9. Voor zover klaagster de kandidaat-notaris mede verwijt dat hij door deze handelwijze de AVG heeft geschonden, overweegt de kamer dat een tuchtprocedure als deze zich in beginsel niet leent voor een inhoudelijke beoordeling van de toepassing van de AVG. De kamer stelt wel vast dat de kandidaat-notaris de persoonsgegevens van [Y] heeft verwerkt op grond van een wettelijke verplichting. In geval van zo’n wettelijke verplichting is de verwerking van persoonsgegevens in veel gevallen toelaatbaar. Nu klaagster haar verwijt ten aanzien van de schending van de AVG verder niet heeft geconcretiseerd, is de kamer van oordeel dat het enkele feit dat het privéadres is vermeld in het concept dat aan de rechthebbende is gestuurd, niet vanzelfsprekend tot de conclusie leidt dat de kandidaat-notaris daardoor de AVG heeft geschonden.

4.10. Uit het vorenstaande volgt dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Dat neemt niet weg dat het spijtig is dat het in de gegeven omstandigheden zo is gelopen: terwijl klaagster en [Y] er niet op bedacht waren dat het privéadres van [Y] zou worden vermeld in de conceptakte die aan de rechthebbende werd gestuurd, was de kandidaat-notaris er niet op bedacht dat deze vermelding onwenselijke gevolgen zou kunnen hebben voor [Y]. Klaagster heeft naar voren gebracht dat zij deze klacht mede heeft ingediend om te voorkomen dat vertegenwoordigers in eenzelfde nare situatie terecht komen. De kandidaat-notaris heeft verklaard dat door de gang van zaken in dit dossier aan alle medewerkers van het kantoor extra aandacht is gevraagd voor dit aspect. De kamer is van oordeel dat het inderdaad aanbeveling verdient om in het geval dat een vertegenwoordiger – bijvoorbeeld en wellicht juist in het geval van een bewindvoerder – optreedt, die een kantoor houdt of werkzaam is op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen of als sprake is van een geheim adres, na te gaan welke adresgegevens van de vertegenwoordiger kunnen worden vermeld.

Klachtonderdelen 3, 4 en 5

4.11. Deze klachtonderdelen gaan over de communicatie naar aanleiding van de door [Y] geuite bezwaren tegen de vermelding van haar privéadres. Vanwege de onderlinge samenhang tussen deze klachtonderdelen, beoordeelt de kamer deze gezamenlijk.

4.12. Bij de mondelinge behandeling is besproken hoe de communicatie is verlopen. Hoewel niet is gereageerd op de mailberichten van [Y] van 14 en 15 oktober 2024, staat vast dat [Y] – nadat zij daarop had aangedrongen – aansluitend aan het passeren van de akte met de kandidaat-notaris over de gang van zaken heeft gesproken. [Y] heeft bij dit gesprek van de kandidaat-notaris begrepen dat er geen sprake was van opzet en hij heeft namens het kantoor excuses aangeboden. Diezelfde middag heeft de kandidaat-notaris de door hem gedane toezegging dat hij de week daarna nog contact met [Y] zou opnemen per e-mail aan haar bevestigd en hij heeft de gang van zaken in de week daarna ook met de notaris besproken. Daarna heeft hij [Y] op 24 oktober 2024 opnieuw gemaild met het oog op een volgend gesprek met haar. Gelet op de eerdere toezegging van de kandidaat-notaris heeft [Y] die e-mail anders uitgelegd en daarom heeft zij zelf geen contact meer opgenomen. De kandidaat-notaris heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat hij bij het uitblijven van een reactie nogmaals overleg heeft gevoerd met de notaris en dat de notaris hem later had gezegd dat hij nog met klaagster had gebeld. Nadat [Y] bij de mondelinge behandeling verklaarde daar niet mee bekend te zijn, heeft de kandidaat-notaris verklaard dat hij dacht dat hij door zijn e-mail aan [Y] een opening had gegeven voor een gesprek met hem en de notaris en de medewerker, maar dat hij achteraf gezien beter met haar had kunnen bellen toen zij niet reageerde. Hij heeft zijn excuses aangeboden voor de ontstane onduidelijkheid.

4.13. De kamer is van oordeel dat de communicatie minder gelukkig is verlopen, maar in het licht van het vorenstaande acht de kamer dit niet van dien aard dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5. De beslissing

De kamer:

5.1. verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.G.M.H. Bennenbroek, plaatsvervangend voorzitter, mr. T. Dohmen, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025 door mr. S.H.L. Baggel, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.