ECLI:NL:TNORDHA:2025:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-45
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2025:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-03-2025 |
Datum publicatie: | 17-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-45 |
Onderwerp: | Registergoed, subonderwerp: leveringsakte |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Omdat een notaris hoofdelijk aansprakelijk is voor een correcte afdracht van verschuldigde overdrachtsbelasting, is terughoudendheid geboden en kan niet te snel worden uitgegaan van een vrijstelling. Pas uit de vaststellingsovereenkomst bleek dat het perceel grond dienstbaar was aan de door beide broers gevoerde onderneming en dat die onderneming door klager werd voortgezet. Eerst toen werd duidelijk dat een beroep kon worden gedaan op de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b WBR. De klacht is ongegrond. |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 26 maart 2025 inzake de klacht onder nummer 24-45 van:
[klager],
hierna: klager,
tegen:
[notaris],
notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de notaris.
1. Het procesverloop
1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, ingekomen op 9 september 2024.
1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris ontvangen.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 februari 2025. Daarbij waren aanwezig klager bijgestaan door mr. [A], en de notaris. Van de mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.
2. De feiten
2.1 Klager en zijn broer waren partners in een vennootschap onder firma. Na onenigheid tussen beiden diende de vennootschap gesplitst te worden.
2.2 Op 16 augustus 2023 ontving het notariskantoor een opdracht voor de overdracht aan klager van een perceel grond, plaatselijk bekend [straatnaam] (ook bekend als [straatnaam]) te [plaats].
2.3 Op 30 augustus 2023 heeft een medewerker van het notariskantoor een eerste concept akte van verdeling aan partijen gestuurd, waarin werd uitgegaan van een met overdrachtsbelasting belaste levering op grond van artikelen 7 en 12 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR).
2.4 Op 31 augustus 2023 heeft de broer van klager het notariskantoor bericht dat er een vaststellingsovereenkomst was opgesteld en getekend. Vanwege een geheimhoudingsbepaling heeft de broer klager vervolgens om toestemming verzocht om de vaststellingsovereenkomst met het notariskantoor te delen.
2.5 Op 7 september 2023 heeft klager het notariskantoor bericht dat hij een fiscaal juridisch adviseur had ingeschakeld.
2.6 Op 27 september 2023 heeft klager het notariskantoor bericht dat hij samen met zijn adviseur het een en ander had uitgezocht met betrekking tot de overdracht van “zijn broer zijn Hypotheekdeel naar hemzelf”. Omdat er geen overdrachtsbelasting verschuldigd was, was volgens klager een taxatie niet nodig.
2.7 Op 3 oktober 2023 ontving het notariskantoor de getekende vaststellingsovereenkomst.
2.8 In de akte van verdeling is vervolgens een beroep op de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b WBR opgenomen.
2.9 Op 26 oktober 2023 is de akte gepasseerd in het protocol van de kantoorgenoot van de notaris [B].
3. De klacht
3.1 Klager verwijt de notaris dat zij hem bij de overdracht van het perceel niet heeft gewezen op de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting, hoewel de notaris, volgens de website van haar kantoor, deskundige is op het gebied van ondernemingsrecht en overdrachtsbelasting.
3.2 Aangezien klager geen deskundige is op het gebied van overdrachtsbelasting kan niet van hem worden verwacht dat hij ervan op de hoogte is welke informatie voor de notaris van belang is bij de beoordeling of aanspraak kan worden gemaakt op een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting.
3.3 Indien de notaris de nodige informatie bij klager had opgevraagd, had klager geen adviseur hoeven inschakelen en had hij onnodige kosten kunnen vermijden.
4. Het verweer
4.1 Omdat een notaris hoofdelijk aansprakelijk is voor een correcte afdracht van verschuldigde overdrachtsbelasting, is terughoudendheid geboden en kan niet te snel worden uitgegaan van een vrijstelling. Pas uit de vaststellingsovereenkomst bleek dat het perceel grond dienstbaar was aan de door beide broers gevoerde onderneming en dat die onderneming door klager werd voortgezet. Eerst toen werd duidelijk dat een beroep kon worden gedaan op de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b WBR.
4.2 Voor zover van belang zal hierna ook worden ingegaan op verder verweer van de notaris.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 van de Wet op het notarisambt (Wna). Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
5.2 Het is aan de ene kant de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever om een notaris van alle relevante feiten en omstandigheden op de hoogte te brengen en de relevante gegevens te verstrekken en aan de andere kant de verantwoordelijkheid van een notaris om naar mogelijk relevante feiten en omstandigheden te vragen. Vast staat dat klager de notaris bij het verstrekken van de opdracht niet volledig heeft geïnformeerd. Klager gaf in het e-mailbericht van 16 augustus 2023 aan dat hij en zijn broer geen zakelijke partners meer waren, maar over voortzetting van het bedrijf werd niets vermeld. Omdat haast was geboden heeft het notariskantoor vervolgens zonder nadere informatie op te vragen een eerste conceptakte opgesteld, waarin nog zaken werden opengelaten, zoals bijvoorbeeld de waarde van het onroerend goed. Een dag later ontving de notaris het bericht dat er een vaststellingsovereenkomst was met geheimhoudingsclausule en heeft de notaris de ontwikkelingen afgewacht. Dat alles levert geen klachtwaardig handelen van de notaris op.
5.3 In de tussentijd heeft klager op eigen initiatief en zonder medeweten van de notaris een fiscaal juridisch adviseur ingeschakeld en heeft daar kosten voor gemaakt. Dat kan de notaris niet worden aangerekend. Toen de vaststellingsovereenkomst vervolgens aan de notaris ter beschikking werd gesteld en daaruit bleek dat het onroerend goed dienstbaar was aan de onderneming van beide broers en dat die onderneming zou worden voortgezet door klager, heeft de notaris adequaat gehandeld door de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b WBR op te nemen in de akte die uiteindelijk is gepasseerd. Ook daarbij heeft de notaris niet onzorgvuldig gehandeld. De klacht is ongegrond.
BESLISSING
De Kamer voor het notariaat:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart, voorzitter, J. Snoeijer en M. Zwankhuizen, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.