ECLI:NL:TNORDHA:2025:7 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-30 en 24-31

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2025:7
Datum uitspraak: 26-03-2025
Datum publicatie: 17-04-2025
Zaaknummer(s): 24-30 en 24-31
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notarissen dat de verklaring van erfrecht niet is opgesteld conform het testament van erflaatster. Volgens klager zijn hij, zijn broer en de acht neven en nichten van erflaatster erfgenaam en niet slechts legataris. De notarissen hebben een eigen interpretatie aan het testament gegeven. Zij zijn op de stoel van de rechter gaan zitten. De Kamer is van oordeel dat de toegevoegd notaris na het raadplegen van literatuur en deskundigen kon beslissen klager niet als erfgenaam op te nemen in de verklaring van erfrecht en dat de notarissen die verklaring ook niet hoefden aan te passen. De opgemaakte verklaring van erfrecht is niet evident fout. De klacht op dit punt is ongegrond.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 26 maart 2025 inzake de klacht onder nummer 24-30 en 24-31 van:

[klager],

hierna: klager,

tegen:

[A],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de notaris,

en

[B],

toegevoegd notaris te [vestigingsplaats],

hierna: de toegevoegd notaris,

hierna tezamen te noemen: de notarissen.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 6 juni 2024.

1.2 De Kamer heeft het verweerschrift van de notarissen ontvangen.

1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025. Daarbij waren aanwezig klager en de notarissen. Van de mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.

2. De feiten

2.1 Op 10 augustus 2009 hebben de vader van klager, [C] (hierna te noemen: de man) en mevrouw [D] (hierna te noemen: erflaatster) een notariële samenlevingsovereenkomst getekend.

2.2 Op 14 februari 2017 heeft de toegevoegd notaris in de hoedanigheid van toegevoegd notaris van mr. [E], destijds notaris te [vestigingsplaats], een testament gepasseerd van erflaatster. In het testament is het volgende vermeld:

Erfstelling met betrekking tot in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen

IV. Onder de verplichting tot afgifte van voormelde legaten, benoem ik voor wat betreft mijn in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen tot mijn erfgenamen mijn broers en zuster, namelijk:

1. [F] (…);

2. [G] (…);

3. [H] (…);

4. [I] (…),

tezamen en voor gelijke delen, echter met dien verstande dat zij over hun verkrijging niet meer belasting zijn verschuldigd dan dertig procent (30%). Het (eventueel) resterende gedeelte van mijn in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen vermaak ik aan de kinderen van mijn voornoemde broers en zuster en mijn beide pleegkinderen, namelijk:

1. [J] (…);

2. [K] (…);

3. [L] (…);

4. [M] (…);

5. [N] (…);

6. [O] (…);

7. [P] (…);

8. [Q] (…);

9. [R] (…);

10. [S] (…)”

2.3 Op 1 april 2018 is het notariskantoor van mr. [E] overgenomen door de notaris.

2.4 De man heeft in mei 2020 de samenlevingsovereenkomst met erflaatster opgezegd.

2.5 Erflaatster woonde de laatste jaren van haar leven in Zuid-Afrika en heeft over de vermogensbestanddelen in Zuid-Afrika bij testament beschikt.

2.6 Op 2 april 2022 is erflaatster overleden.

2.7 Op 1 augustus 2022 heeft de toegevoegd notaris een verklaring van erfrecht afgegeven, waarin de drie broers en zus van erflaatster als enige erfgenamen zijn opgenomen.

2.8 Zijn twee broers en zus hebben [G] een boedelvolmacht gegeven.

2.9 Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 6 februari 2024 is mr. [T], notaris [vestigingsplaats], aangewezen om een notariële boedelbeschrijving van de zich in Nederland bevindende nalatenschap op te stellen.

2.10 Tussen klager en de notaris is contact geweest over de inhoud van de verklaring van erfrecht. De notaris heeft laten weten dat de verklaring van erfrecht zal worden aangepast als klager toch erfgenaam blijkt te zijn.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt de notarissen dat de verklaring van erfrecht niet is opgesteld conform het testament van erflaatster. Volgens klager zijn hij, zijn broer en de acht neven en nichten van erflaatster erfgenaam en niet slechts legataris. De notarissen hebben een eigen interpretatie aan het testament gegeven. Zij zijn op de stoel van de rechter gaan zitten.

3.2 Klager verwijt de notarissen dat zij de benoeming tot executeur niet hebben aanvaard.

3.3 Gevolg van dit alles is dat de Zuid-Afrikaanse executeur geen toestemming kreeg van de boedelgevolmachtigde om de verklaring van overlijden aan belanghebbenden te verstrekken. Uiteindelijk is die toestemming via de rechtbank in Zuid-Afrika verkregen.

3.4 De boedelgevolmachtigde bleef in gebreke om het testament uit te voeren. De overige erfgenamen en legatarissen werden niet geïnformeerd over de inhoud van het testament en de legaten werden niet uitgekeerd. Ook hebben zij geen boedelbeschrijving ontvangen. Inmiddels is er anderhalf jaar verstreken na het overlijden van erflaatster.

4. Het verweer

4.1 Volgens de notarissen is de onder 2.2 weergegeven inhoud van het testament van erflaatster ongelukkig geformuleerd, maar heeft dat geen gevolgen voor het kunnen afgeven van een verklaring van erfrecht. Klager, zijn broer en de acht neven en nichten van erflaatster zijn geen erfgenamen, omdat zij volgens de wet en de daarbij behorende parlementaire stukken dat niet (kunnen) zijn (zonder dat enig uitleg van het testament nodig is). Een beoogd erfgenaam moet niet alleen bestaan, maar dient ook te kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de uiterste wil en de op het ogenblik van het overlijden bestaande omstandigheden. Een erfstelling waarbij de erfgenaam eerst later dan op het tijdstip van overlijden kan worden geïndividualiseerd, moet worden aangemerkt als een legaat.

Omdat op het moment van overlijden van erflaatster niet met zekerheid kon worden vastgesteld of over het erfdeel van de broers en zus van erflaatster meer belasting was verschuldigd dan 30%, staat vast dat klager niet als erfgenaam kan worden aangemerkt. Daarbij is de datum van overlijden bepalend, zo hebben de notarissen geconcludeerd na uitleg van de wet aan de hand van de parlementaire geschiedenis en advies van deskundigen.

4.2 Voor zover van belang voor de beoordeling zal hierna ook worden ingegaan op verder verweer van de notarissen.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notarissen hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat behoorlijke notarissen niet betaamt.

5.2 De Kamer is niet overtuigd van het standpunt van de notarissen dat de broer en de acht neven en nichten van erflaatster niet identificeerbaar of individualiseerbaar zijn op grond van het feit dat op het moment van overlijden van erflaatster niet vaststond hoeveel zij zouden erven. Voor dat standpunt lijkt geen steun te vinden in de door de notarissen aangehaalde literatuur. In Tekst & Commentaar wordt juist gezegd dat de woorden “daarbij aangewezen” in artikel 4:115 BW alleen zien op de personen, niet op de aandelen die zijn verkrijgen. Desondanks acht de Kamer het niet onvoorstelbaar dat de notarissen op basis van de parlementaire geschiedenis, andere literatuur en advies van deskundigen tot hun conclusie zijn gekomen.

5.3 Wat daar verder ook van zij, de notarissen mochten uit het gebruik van het werkwoord “vermaken” in de passage “Het (eventueel) resterende gedeelte van mijn in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen vermaak ik aan de kinderen van mijn voornoemde broers en zuster en mijn beide pleegkinderen” opmaken dat klager, zijn broer en de acht neven en nichten van erflaatster legataris waren. De toegevoegd notaris kon dus beslissen klager niet als erfgenaam op te nemen in de verklaring van erfrecht en de notarissen hoefden die verklaring ook niet aan te passen. De opgemaakte verklaring van erfrecht is niet evident fout. De klacht op dit punt is ongegrond.

5.4 Geen van de notarissen was gehouden de benoeming tot executeur te aanvaarden. De notarissen hadden, toen zij van klager vernamen dat hij niet geïnformeerd werd door de boedelgevolmachtigde, actiever kunnen handelen, bijvoorbeeld door aan de boedelgevolmachtigde te vragen of hij de legatarissen had geïnformeerd en of zij een boedelbeschrijving hadden ontvangen. Dat zij dat hebben nagelaten leidt echter niet tot gegrondheid van de klacht.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

verklaart de klacht tegen beide notarissen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart, voorzitter, R.R. Roukema en M.R.H. Krans, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.