ECLI:NL:TNORDHA:2025:6 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-40

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2025:6
Datum uitspraak: 19-02-2025
Datum publicatie: 25-03-2025
Zaaknummer(s): 24-40
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: Hypotheekakte
Beslissingen: Verzet ongegrond
Inhoudsindicatie: Uit hetgeen in het verzetschrift en ter zitting naar voren is gekomen was klaagster op 9 oktober 2017 aanwezig bij het passeren van de hypotheekakte. Het moet er daarom voor gehouden worden dat klaagster vanaf die datum op de hoogte is geweest van het handelen van de notaris waartegen de klacht zich richt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een klacht tegen dit handelen in principe is geëindigd op 9 oktober 2020. Anders dan klaagster stelt, kan dus niet begin mei 2021, toen klaagster ermee bekend werd dat er een tweede recht van hypotheek op haar woning was gevestigd, worden aangemerkt als het (eerste) moment waarop klaagster kennis heeft genomen van het gesteld klachtwaardig handelen van de notaris en als aanvang van de termijn van drie jaar. Indien zou moeten worden aangenomen dat de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris pas in mei 2021 voor klaagster redelijkerwijs bekend zijn geworden, dan dient dat moment te worden aangemerkt als aanvang van de aanvullende vervaltermijn van een jaar. In dat geval is de aanvullende vervaltermijn begin mei 2022 verlopen. Nu de klacht op 5 maart 2024 is ingediend, is dit te laat. Omdat de klacht niet-ontvankelijk is, is het verzet ongegrond verklaard.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 19 februari 2025 op het verzet tegen de afwijzende beslissing d.d. 23 juli 2024 van de voorzitter van de Kamer als bedoeld in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt inzake de klacht onder nummer 24-40, welk verzet is ingesteld door:

[klaagster],

gemachtigde mr. A.K. Ramdas, advocaat te Amsterdam,

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde mr. G. van Atten, advocaat te Heemstede,

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

Het verzet is ingekomen op 5 augustus 2024, derhalve binnen veertien dagen na 23 juli 2024, de dag van verzending aan klaagster van een afschrift van de beslissing van de voorzitter. Het verzet is mitsdien tijdig ingesteld.

De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Klaagster was wegens gezondheidsredenen afwezig. mr. A.K. Ramdas is namens haar verschenen. Van deze mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.

Het verzet

Klaagster was inderdaad op 9 oktober 2017 bij het passeren van de hypotheekakte aanwezig. Zij heeft echter geen juridische achtergrond. De notaris is de deskundige partij en heeft de plicht om partijen te informeren over de inhoud en gevolgen van de akte. Het enkele feit dat klaagster geen vragen heeft gesteld, ontslaat de notaris niet van haar zorgplicht. Het is de verantwoordelijkheid van de notaris om ervoor te zorgen dat de cliënt volledig begrijpt wat zij ondertekent. Klaagster heeft mogen vertrouwen op de deskundigheid en integriteit van de notaris. Dat klaagster de hypotheekakte heeft ondertekend zonder (volledige) kennis van de inhoud en gevolgen hiervan mag niet in haar nadeel werken bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht. Pas in mei 2021 heeft klaagster kunnen begrijpen dat de inhoud van de akte en het handelen van de notaris niet in haar belang waren.

De beoordeling van het verzet

De Kamer verwijst voor de feiten en de inhoud van de klacht naar hetgeen terzake in de beslissing d.d. 23 juli 2024 is overwogen.

In artikel 99 lid 21 Wna is het volgende bepaald:

“Een klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.”

Uit hetgeen in het verzetschrift en ter zitting naar voren is gekomen was klaagster op 9 oktober 2017 aanwezig bij het passeren van de hypotheekakte. Het moet er daarom voor gehouden worden dat klaagster vanaf die datum op de hoogte is geweest van het handelen van de notaris waartegen de klacht zich richt. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een klacht tegen dit handelen in principe is geëindigd op 9 oktober 2020. Anders dan klaagster stelt, kan dus niet begin mei 2021, toen klaagster ermee bekend werd dat er een tweede recht van hypotheek op haar woning was gevestigd, worden aangemerkt als het (eerste) moment waarop klaagster kennis heeft genomen van het gesteld klachtwaardig handelen van de notaris en als aanvang van de termijn van drie jaar. Indien zou moeten worden aangenomen dat de gevolgen van het handelen of nalaten van de notaris pas in mei 2021 voor klaagster redelijkerwijs bekend zijn geworden, dan dient dat moment te worden aangemerkt als aanvang van de aanvullende vervaltermijn van een jaar. In dat geval is de aanvullende vervaltermijn begin mei 2022 verlopen. Nu de klacht op 5 maart 2024 is ingediend, is dit te laat.

Omdat de klacht niet-ontvankelijk is, zal het verzet ongegrond worden verklaard.

De beslissing

De Kamer voor het notariaat:

verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.F. Koekebakker, voorzitter, S.LM. Staals en M.R.H. Krans, in tegenwoordigheid van mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Kopie van deze beslissing wordt aan partijen gezonden, aan klaagster bij aangetekende brief. Ingevolge artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.