ECLI:NL:TNORDHA:2025:18 Kamer voor het notariaat Den Haag 25-8

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2025:18
Datum uitspraak: 09-07-2025
Datum publicatie: 15-09-2025
Zaaknummer(s): 25-8
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: leveringsakte
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris nalatig handelen. De notaris heeft vooraf de betaling toegezegd, hij heeft vervolgens bij het passeren gebruik gemaakt van de royementsvolmacht waarvoor betaling uitdrukkelijk als voorwaarde was gesteld, maar heeft gedurende al meer dan drie maanden niet uitbetaald en ook niet gereageerd op de brieven, e-mails en terugbelverzoeken van klager. Vast staat dat klager een directe aanspraak had op uitbetaling door de notaris van het bedrag aan de deurwaarder en dat de notaris dit zonder grond niet tijdig heeft betaald. Door dit nalaten en het niet adequaat reageren op brieven, e-mails en terugbelverzoeken van klager, heeft de notaris onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager. Hij heeft niet de zorgvuldigheid betracht die van een notaris verwacht mag worden. De klacht is gegrond. In eerdere klachten zijn aan de notaris reeds de maatregelen van schorsing opgelegd voor respectievelijk één week, vier weken en één maand (in 2014, 2015 en 2019). De laatst opgelegde schorsing is weliswaar zes jaar geleden, maar de kamer constateert dat ook aan de eerdere klachtprocedures, het stelselmatig niet reageren ten grondslag lag. Er is dus sprake van een patroon van niet reageren. Het vertrouwen in het notariaat is hierdoor geschaad. De kamer legt de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van zes weken op.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 9 juli 2025 inzake de klacht onder nummer 25-8 van:

Klager,

hierna: klager,

tegen:

Notaris,

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1 De kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 4 februari 2025.

1.2 Klager heeft op 25 februari en 10 april 2025 aanvullende stukken ingediend.

1.3 De notaris heeft geen verweerschrift ingediend ondanks diverse e-mails van het secretariaat van de kamer aan de notaris met het verzoek om een reactie op de klacht.

1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2025. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris. Van de mondelinge behandeling zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt.

2. De feiten

2.1 [A] (hierna te noemen: [A]) en [B] (hierna: [B]) zijn sinds 2019 beiden eigenaar van een woonhuis aan de [adres] (hierna: de woning).

2.2 Namens [B.V.] (hierna: [B.V.]) is op 13 oktober 2023 executoriaal beslag gelegd op het onverdeeld aandeel van [A] in de woning voor een vordering van € 1.024.557,61 uit kracht van een in executoriale vorm uitgegeven grosse van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 december 2022.

2.3 Op 27 januari 2024 is namens klager voor een bedrag van € 112.543,97 executoriaal derdenbeslag gelegd op de vordering van [B.V.] op [A]. Dit beslag is op 13 augustus 2024 overbetekend aan de notaris.

2.4 Op 29 maart 2024 hebben [A] en [B] de woning verkocht voor een koopsom van € 580.000,00.

2.5 Bij brief van 13 augustus 2024 heeft de gerechtsdeurwaarder de notaris op de hoogte gesteld van het derdenbeslag van klager en heeft hem het volgende bericht gestuurd:

“Gelet op het voorgaande verzoek ik u mij te bevestigen en het ertoe te leiden dat van het gedeelte van de koopsom waar [A] recht op heeft (begroot € 148.848,92), een bedrag van € 97.500,00 wordt betaald aan Van der Velde Van Hal & Peers gerechtsdeurwaarders ten behoeve van [klager], en het restant (begroot € 51.348,92) aan [B.V.]”.

2.6 Op 23 september 2024 heeft [C], notarieel medewerker, namens de notaris het volgende aan [D] (zelfstandig bevoegd bestuurder van [B.V.]) bericht:

“Geachte [D],

De overdracht zal binnenkort plaatsvinden. Wij zullen 2 werkdagen na de overdracht de te vorderen gelden uit hoofde van het beslag (volgens de reeds ontvangen instructies) overmaken.”

2.7 J. Zuiderwijk van Van der Velde Van Hal & Peers gerechtsdeurwaarders heeft op 24 september 2024 namens klager het volgende aan de notaris bericht:

“Geachte heer/mevrouw,

Namens cliënt delen wij u mee dat betaling kan geschieden op rekeningnummer NL18 ABNA 0550 1075 09 t.n.v. Gerechtsdeurwaarderskantoor Nassauplein o.v.v. 440541.”

2.8 Klager en [B.V.] hebben voorafgaand aan het passeren van de akte van levering een royementsvolmacht getekend voor de opheffing en doorhaling van het beslag van [B.V.] op het aandeel van [A] in de woning. Klager heeft de royementsvolmacht getekend onder de voorwaarde dat de notaris de op de kwaliteitsrekening aanwezige koopsom van € 97.500,00 zou uitbetalen aan [Gerechtsdeurwaarder] ten behoeve van klager. [B.V.] heeft de royementsvolmacht getekend onder de voorwaarde dat een bedrag van € 51.348,92 aan haar zou worden uitbetaald.

2.9 Op 13 november 2024 heeft de notaris een nota van afrekening naar klager gestuurd. Op de nota staat vermeld:

“Aflossing vordering uit hoofde van het executoriaal derdenbeslag (zie bijgaand schrijven) € 97.500,00.”.

Het bijgaand schrijven was voornoemde brief van 13 augustus 2024 van de deurwaarder aan de notaris (zie onder 2.5).

2.10 Alle partijen, waaronder klager, [A] en [B.V.] hebben ingestemd met de nota van afrekening.

2.11 Op 15 november 2024 heeft de notaris de akte van levering van de woning gepasseerd. Er is gebruik gemaakt van de royementsvolmacht en de woning is vrij van beslag geleverd.

2.12 Vervolgens is zowel door het deurwaarderskantoor als door klager vele malen getracht middels e-mail, brief en telefonisch in contact te treden met de notaris omdat betaling uitbleef. De notaris heeft niet gereageerd en er is door klager geen betaling ontvangen.

2.13 Bij vonnis van 18 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam de notaris bij verstek veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis, een bedrag van € 97.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 19 november 2024 tot de dag van volledige betaling, te betalen aan deurwaarder Van der Velde Van Hal & Peers gerechtsdeurwaarders.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt de notaris nalatig handelen. De notaris heeft vooraf de betaling toegezegd, hij heeft vervolgens bij het passeren gebruik gemaakt van de royementsvolmacht waarvoor betaling uitdrukkelijk als voorwaarde was gesteld, maar heeft gedurende al meer dan drie maanden niet uitbetaald en ook niet gereageerd op de brieven, e-mails en terugbelverzoeken van klager.

3.2 Het bedrag van € 97.500,00 dat op de kwaliteitsrekening van de notaris staat is juridisch gezien van klager. Als onafhankelijk en onpartijdig notaris dient hij daarover het beheer te voeren en is hij klager verantwoording verschuldigd. Als er gronden zijn om de betaling op te schorten, dient de notaris die gronden te onderbouwen en te benoemen.

3.3 Klager heeft een onafhankelijke derde, [F], ingeschakeld om te onderzoeken of er gronden kunnen zijn om de betaling op te schorten. [F] heeft de notaris per brief bericht dat alleen een derdenbeslag onder de notaris ten laste van klager grond zou zijn voor opschorting van de uitbetaling. Van een dergelijk beslag is geen sprake.

3.4 Klager trekt de deskundigheid, voortvarendheid en onafhankelijkheid van de notaris in twijfel.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft geen schriftelijk verweer ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris verweer gevoerd. Dat verweer wordt in de hierna volgende beoordeling van de klachten betrokken.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2 De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij geen steekhoudende argumenten als verweer tegen de klacht kan aanvoeren. Hij erkent dat klager terecht aanspraak heeft gemaakt op betaling van € 97.500,00 en dat hij dit bedrag ten onrechte niet tijdig aan klager heeft betaald. Eveneens erkent de notaris dat hij zonder goede grond niet heeft gereageerd op de brieven, e-mails en terugbelverzoeken van klager.


5.3 Ter zitting is komen vast te staan dat de notaris het bedrag inmiddels met de daarover verschuldigde rente aan klager heeft betaald.

5.4 Vast staat dat klager een directe aanspraak had op uitbetaling door de notaris van het bedrag van € 97.500,00 aan de deurwaarder en dat de notaris dit zonder grond niet tijdig heeft betaald. Door dit nalaten en het niet adequaat reageren op brieven, e-mails en terugbelverzoeken van klager, heeft de notaris onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager. Hij heeft niet de zorgvuldigheid betracht die van een notaris verwacht mag worden. De klacht is gegrond.

6. Maatregel

6.1 De notaris heeft zijn zorgplicht geschonden en heeft daardoor tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De notaris heeft ter zitting weliswaar als verklaring voor zijn gedrag gegeven dat er sprake was van diverse persoonlijke omstandigheden die - zo begrijpt de kamer - inmiddels zijn opgelost, maar dit (hoe vervelend ook) rechtvaardigt niet het handelen van de notaris.

De gegronde klacht rechtvaardigt dan ook het opleggen van een maatregel.

In eerdere klachten zijn aan de notaris reeds de maatregelen van schorsing opgelegd voor respectievelijk één week, vier weken en één maand (in 2014, 2015 en 2019).

De laatst opgelegde schorsing is weliswaar zes jaar geleden, maar de kamer constateert dat ook aan de eerdere klachtprocedures, het stelselmatig niet reageren ten grondslag lag. Er is dus sprake van een patroon van niet reageren. Het vertrouwen in het notariaat is hierdoor geschaad.

Nu de notaris niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk notaris betaamt, zal de kamer de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van zes weken opleggen.

7. Kostenveroordeling

7.1 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99, vijfde lid, van de Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

7.2 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

7.3 De notaris dient het griffierecht en de kosten genoemd in alinea 7.2 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

7.4 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van de Wna en de Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van zes weken op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klager van € 50,00 aan klager;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de klacht, vastgesteld op € 2.000,00 aan de kamer.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.F. Koekebakker, voorzitter, R.R. Roukema en M. Zwankhuizen, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.