ECLI:NL:TNORARL:2025:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/440576 / KL RK 24-127
ECLI: | ECLI:NL:TNORARL:2025:20 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2025 |
Datum publicatie: | 08-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C/05/440576 / KL RK 24-127 |
Onderwerp: | Registergoed, subonderwerp: Overig |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | De notaris heeft niet gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid- en voorlichtingsplicht. De notaris heeft de overdracht van het bedrijfspand uitgesteld voor nader onderzoek, om de overdracht op een juridisch correcte en verantwoorde manier te realiseren. De kamer oordeelt dat dit een juiste werkwijze was. Ten aanzien van het klachtonderdeel over de declaraties van de notaris verwijst de kamer naar de geschillencommissie. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: C/05/440576 / KL RK 24-127
beslissing van de kamer voor het notariaat
op de klacht van
[naam klager],
wonende te [plaats],
klager,
tegen,
mr. [naam notaris),
notaris te [plaats].
Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de klacht, met bijlagen, ontvangen op 27 augustus en 8 oktober 2024;
- het verweer van de notaris, met bijlagen van 20 november 2024.
1.2. De klachtzaak is ter zitting van 14 april 2025 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris anderzijds.
2. De feiten
2.1. Klager en zijn echtgenote, mevrouw [naam] (hierna: echtgenote), hebben op 16 november 2006 als enige vennoten van de vennootschap onder firma: [naam] (hierna: de VOF), het perceel grond met bedrijfspand aan de [adres] te [plaats] (hierna: het bedrijfspand), ieder voor de onverdeelde helft, verkregen.
2.2. Op 12 april 2024 hebben klager en zijn echtgenote het bedrijfspand verkocht aan de heer [naam] (hierna: koper). De notaris heeft de getekende koopovereenkomst op 17 april 2024 ontvangen. In de koopovereenkomst is opgenomen dat de overdracht van het bedrijfspand op 24 april 2024 ten kantore van de notaris plaats dient te vinden.
2.3. Op 23 april 2024 (één dag voor de overdracht) heeft klager de notaris gemeld dat de VOF niet meer bestaat.
2.4. Op 23 april 2024 (12.36 uur) heeft een medewerker van de notaris het volgende e-mailbericht gezonden aan klager en koper.
“Voor morgen staat de passeerafspraak voor de levering van de [naam] te [plaats]. Ondanks de inspanningen van alle partijen ga ik morgen niet redden.
Dit heeft te maken met de betrokken V.O.F. van de verkopende partij [naam]. Blijkens opgave verkoper zou deze niet meer bestaan. Aangezien de VOF nog is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, dient uitgezocht te worden hoe een en ander is afgewikkeld met betrekking tot het verkochte.
De tijd en de stukken om dit verder uit te zoeken hebben wij op dit moment niet meer.
lk kan dan ook niets anders dan de afspraak van morgenochtend te annuleren. Zodra ik in bezit ben van alle benodigde stukken, kan ik concreet een nieuwe passeerdatum met u maken.
(….)”
2.5. Op 21 mei 2024 heeft de notaris een e-mail gezonden aan klager met daarin de volgende inhoud:
“Kosten uitstel
Op grond van artikel 11 van de koopovereenkomst van de koper heb ik een overzicht van de kosten gekregen die verband houden met het uitstel van de overdracht.
Deze zijn als volgt:
Huur woonhuis: € 991,41
Huur bergbox: € 115,=
Rente derving: € 189,86 *)
-------------- +
Totaal: € 1.296,27
*)
28 dagen, rente 1,5%, bedrag € 165.000,=
28/365 X 0,015 X € 165.000 = € 189,86
Daarnaast zijn er van mijn kant extra werkzaamheden verricht. Hiermee is bedrag van € 295 excl btw gemoeid.
Graag verneem ik of u hiermee akkoord gaat, zodat ik dit kan verwerken op de afrekening.”
2.6. Op 22 mei 2024 heeft de notaris de akte van levering van het bedrijfspand gepasseerd, waarin verkopers als volgt zijn aangeduid:
1. a. de heer [naam], geboren te Amsterdam op [geboortedatum]
wonende [adres en plaats], gehuwd en
b. mevrouw [naam], geboren te Amsterdam op [geboortedatum]), wonende
[adres en plaats], gehuwd,
te dezen handelende
I. voor zich, en
II. in hun hoedanigheid van enig vennoten van de vennootschap onder firma: ’[naam], statutair gevestigd te [plaats], feitelijk gevestigd [adres en plaats], ingeschreven in het handelsregister onder nummer 39049860, en als zodanig bevoegd deze rechtsgeldig te vertegenwoordigen,
hierna zowel tezamen als ieder afzonderlijk te noemen: “verkoper”;
3. De klacht en het verweer
3.1. Klager verwijt de notaris dat zij in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid- en/of voorlichtingsplicht, omdat zij
I. zonder opgaaf van reden of geldige verklaring, heeft geweigerd om de overdracht van het bedrijfspand door te laten gaan,
II. onterecht extra kosten in rekening heeft gebracht voor de uitgestelde overdracht, waaronder huur, rente en bijkomende notariskosten.
3.2. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.
4. De beoordeling
Reikwijdte van het tuchtrecht
4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.
Klachtonderdeel I
4.2. Klager verwijt de notaris dat zij de overdracht van het bedrijfspand op 24 april 2024 ten onrechte heeft uitgesteld vanwege onduidelijkheid over de eigendomssituatie, te weten of klager en zijn echtgenote dan wel de VOF de eigendom had. Volgens klager was de VOF reeds in 2012 beëindigd, maar is verzuimd deze uit te schrijven bij de Kamer van Koophandel. Uiteindelijk heeft de overdracht op 22 mei 2024 alsnog plaatsgevonden, waarbij als enige wijziging een aanvullende zinsnede over de VOF in de akte is opgenomen. Klager voert aan dat hij deze aanpassing reeds eerder had voorgesteld, waardoor de overdracht zonder vertraging had kunnen plaatsvinden. Klager stelt dat de notaris bekend was met het feit dat uitstel ingrijpende gevolgen zou hebben voor hem en zijn echtgenote.
4.3. De notaris voert als verweer dat zij één dag voor de overdracht van klager vernam dat de VOF niet meer zou bestaan. Blijkens de kadastrale inzage was er op dat moment sprake van de VOF als betrokken samenwerkingsverband. Tevens was in de voorgaande eigendomsakte opgenomen dat klager en zijn echtgenote handelden als vennoten van de VOF en werd de VOF als koper vermeld. De notaris stelt dat zij vanwege deze onduidelijkheid genoodzaakt was onderzoek te doen naar het al dan niet bestaan van de VOF en dat de passeerdatum om die reden moest worden uitgesteld. De notaris heeft klager vervolgens verzocht om documenten over te leggen waaruit zou blijken dat de VOF daadwerkelijk was beëindigd. De notaris heeft vervolgens pas na enige tijd aanvullende stukken van klager ontvangen, waarvan de inhoud echter niet volledig overeenkwam met de mondelinge verklaringen van klager. Hierdoor bleef bij de notaris de onzekerheid bestaan over het wel of niet bestaan van de VOF. Om verdere vertraging te voorkomen en om toekomstige geschillen te vermijden, heeft de notaris er vervolgens voor gekozen om in de akte op te nemen dat zowel klager en zijn echtgenote in privé als de VOF als verkopers optraden.
4.4. De notaris diende de nodige maatregelen te treffen om de belangen van alle betrokken partijen te waarborgen en de kamer is van oordeel dat de notaris in dit proces zorgvuldig heeft gehandeld door de overdracht uit te stellen voor nader onderzoek ten einde de overdracht op een juridisch correcte en verantwoorde manier te realiseren.
Dat dit tot vertraging leidde, was naar het oordeel van de kamer onontkoombaar en valt de notaris niet te verwijten.
De kamer merkt in dit verband wel op dat de notaris, gezien de korte passeertermijn na ontvangst van de koopovereenkomst, vooraf een voorbehoud aan partijen had kunnen maken, inhoudende dat de passeerafspraak kon worden uitgesteld indien tijdens de voorbereiding bijzonderheden aan het licht zouden komen. De kamer verklaart klachtonderdeel I ongegrond.
Klachtonderdeel II
4.5. Op 21 mei 2024 ontving de klager een nota van afrekening van de notaris, waarin opgenomen extra kosten vanwege het uitstellen van de overdracht. Klager betwist deze extra kosten, met name de huur- en rentevergoedingen, en is het niet eens met de bijkomende notariskosten die in rekening zijn gebracht voor de vertraging. Volgens de klager is de vertraging niet aan hem te wijten. Op 22 mei 2024 heeft hij zowel mondeling als schriftelijk aan de notaris laten weten dat hij de betaling onder voorbehoud zou doen, met behoud van alle rechten, om zo de voortgang en doorgang van de overdracht te waarborgen.
4.6. De notaris voert als verweer dat de extra kosten duidelijk zijn gecommuniceerd toen de nieuwe passeerafspraak werd bevestigd. Bij de overdracht zijn deze kosten nogmaals besproken en hebben klager en zijn echtgenote hiermee ingestemd. De rentekosten waar de klager naar verwijst, zijn niet aan hem doorberekend, maar zijn door de notaris aan de koper vergoed, aangezien de koopsom op de derdengeldenrekening is blijven staan en de vergoeding vanuit daar heeft plaatsgevonden. De overige kosten zouden volgens de notaris redelijk zijn en het gevolg van de melding dat de VOF is ontbonden.
4.7. Voor zover klager de notaris verwijt dat zij onterecht extra kosten (huur en rente) in rekening heeft gebracht, overweegt de kamer als volgt. Voor declaratiegeschillen tot € 10.000 geldt de Geschillenregeling Notariaat. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 55 lid 2 Wna in samenhang met artikel 5 van de Verordening Klachten- en geschillenregeling en artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Notariaat. De kamer kan een declaratiegeschil slechts toetsen in het licht van de hiervoor weergegeven, in artikel 93 lid 1 Wna omschreven, tuchtnorm. De kamer kan niet vaststellen dat de declaratie voor deze kosten onbetamelijk is. De kamer zal ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren. Ten overvloede merkt de kamer op dat klager desgewenst een klacht over de declaratie kan voorleggen aan de Geschillencommissie Notariaat.
5. De beslissing
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mr. C.G. Zijerveld en mr. J.P.W.H.T. Becks, leden, en in tegenwoordigheid van M.A.T. de Weerd LLB (secretaris), door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2025. | ||
De secretaris |
De voorzitter | |
Bij ontstentenis van de zittingssecretaris is getekend door secretaris mr. E.W.A. Nabbe |
||
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. | ||