ECLI:NL:TNORAMS:2025:7 Kamer voor het notariaat Amsterdam 7555715 / NT 24-30
ECLI: | ECLI:NL:TNORAMS:2025:7 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-04-2025 |
Datum publicatie: | 22-05-2025 |
Zaaknummer(s): | 7555715 / NT 24-30 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap |
Beslissingen: | Klacht gegrond met waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht over afwikkeling nalatenschap. De klacht bestaat uit verschillende klachtonderdelen. Deels worden die klachtonderdelen ongegrond verklaard, deels gegrond. De kamer legt de notaris een waarschuwing op omdat hij zich heeft gemengd in een verdelingsprocedsure waarin hij geen partij is, op de wijze zoals hij dat heeft gedaan. Van een notaris mag worden verwacht dat hij professioneel omgaat met partijen die niet tevereden zijn over zijn handelwijze, ook als dat in de ogen van de notaris onterecht is. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing in de klacht met nummer 755715 / NT 24-30 van:
1. [naam klaagster]
wonende te [plaats]
en
2. [naam klager]
wonende te [plaats],
gemachtigde: mr. J.H. Heerebout, advocaat te Hoofddorp.
tegen:
[naam notaris],
notaris te [plaats].
Partijen worden hierna klaagster/klager/klagers, respectievelijk de notaris genoemd.
1. Ontstaan en loop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen van 5 augustus 2024;
- de e-mail met aanvullende klacht met bijlagen van 21 augustus 2024;
- de e-mail van de notaris van 21 augustus 2024;
- het verweerschrift van 4 oktober 2024.
1.2. De kamer heeft de zaak mondeling behandeld op de openbare zitting van 11 maart 2025. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De notaris was ook aanwezig. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Klagers zijn, samen met hun zus [naam](hierna: de zuster), erfgenaam in de nalatenschap van de heer [naam] (hierna: erflater). Erflater heeft klaagster bij testament van 8 oktober 2003 benoemd tot executeur. Die benoeming heeft klaagster op 4 september 2020 aanvaard.
2.2. Klagers en hun zuster hebben onenigheid over de afwikkeling van de nalatenschap. De nalatenschap van erflater bevat een perceel met woonhuis te [plaats] (hierna: de woning).
2.3. In mei 2023 hebben klaagster en de zuster bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) een verzoekschrift ingediend. Klaagster heeft daarbij verzocht om als executeur niet langer gehouden te zijn bij tegeldemaking van goederen uit de nalatenschap te overleggen met de andere erfgenamen en zonder hun toestemming te mogen handelen. De zuster heeft verzocht om klaagster als executeur te ontslaan. Tijdens de zitting hebben zij hun verzoeken gewijzigd en verzocht een notaris te benoemen die de verkoop van de woning zal begeleiden. Bij beschikking van 23 oktober 2023 heeft de kantonrechter klaagster als executeur ontslagen en is de notaris tot executeur benoemd.
2.4. Naar aanleiding van een gesprek met de notaris op 31 oktober 2023 heeft klaagster besloten geen gevolg te willen geven aan de beschikking en heeft zij tegen die beschikking hoger beroep ingesteld.
2.5. Bij dagvaarding van 13 februari 2024 hebben klagers bij de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) een verdelingsvordering ingesteld tegen de zuster. Klagers willen dat de woning voor een zo hoog mogelijke opbrengst wordt verkocht aan een derde, niet zijnde de erfgenamen, en in ieder geval niet aan de zuster.
2.6. In een eerdere klacht bij de kamer (met nummer 745840 / NT 24-3) hebben klagers de notaris (onder meer) verweten dat hij, ondanks het hoger beroep dat klaagster had ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter, werkzaamheden bleef uitvoeren in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
2.7. De kamer heeft over voornoemd verwijt bij beslissing van 25 juni 2024 als volgt overwogen:
“5.4. De kamer oordeelt als volgt. Er was geen sprake van een boedelvolmacht voor de afhandeling van de nalatenschap. Klaagster was geen executeur meer. De benoeming van de notaris tot executeur hing door het aangekondigde hoger beroep “in de lucht”, maar dat brengt niet mee dat de notaris geen werkzaamheden meer mocht verrichten. De erfgenamen lagen kennelijk niet op één lijn. In de impasse, hangende het hoger beroep, heeft de notaris gemeend dat hij de zorgplicht had om met alle erfgenamen in overleg te gaan over hoe de nalatenschap kon worden afgewikkeld. Dat hij daartoe werkzaamheden heeft verricht is naar het oordeel van de kamer dan ook gerechtvaardigd. De kamer zal het klachtonderdeel dus ongegrond verklaren.”
2.8. Tegen die beslissing van de kamer hebben klagers hoger beroep ingesteld.
2.9. Bij e-mail van 9 juli 2024 heeft een medewerkster van de Nabestaandendesk
van de Rabobank (hierna: de bank) aan klaagster geschreven: “U was bij de Rabobank geregistreerd als executeur in een nalatenschap. Wij hebben
vernomen dat u deze bevoegdheid op dit moment niet meer heeft. Daarom hebben wij uw
bankpas geblokkeerd en de toegang tot internetbankieren ingetrokken.”
Daarop heeft klaagster de bank diezelfde dag om uitleg gevraagd.
2.10. Bij e-mail van 11 juli 2024 (12:00u) heeft een medewerkster van de notaris de bank geschreven: “Zoals met mijn collega besproken doe ik u bijgaand de beschikking toekomen waaruit blijkt dat notaris [naam notaris] in de plaats van [naam klaagster] is gesteld als executeur. Tegen deze beschikking is hoger beroep ingediend, waar nog geen uitspraak voor is. In de tussentijd is in ieder geval [naam klaagster] geen executeur meer.”
2.11. Bij e-mail van 11 juli 2024 (13:21u) heeft de bank aan klaagster geschreven: “Wij hebben (..) een beschikking van de rechtbank ontvangen van 23 oktober 2023. Hierin wordt vermeld dat u bent ontslagen uit uw functie als executeur. Wij kunnen hieruit niets anders concluderen dat u geen bevoegdheid meer heeft om als executeur te handelen en daardoor geen bevoegdheid meer heeft om zelfstandig de rekeningen van de erven van [erflater] te beheren en/of hierover te beschikken.”
2.12. Bij e-mail van 11 juli 2024 (13:26u) heeft de bank aan de medewerkster van de notaris geschreven: “Hartelijk dank voor het sturen van de beschikking van de rechtbank. Wij hebben dit in onze administratie verwerkt. Op dit moment hebben wij uw notariskantoor nog niet als executeur geregistreerd, in afwachting van het hoger beroep. Wij ontvangen graag de informatie zodra er meer bekend is.”
2.13. Bij e-mail van 11 juli 2024 (14:53u) heeft klaagster aan de bank geschreven:
“Hoe komt u aan deze informatie? Ik meld u dat [de advocaat van klaagster] namens
mij op 27 november 2023 hoger beroep heeft aangetekend tegen de beschikking van 23
oktober 2023. Als gevolg hiervan (artikel 360 RV) is de werking van deze beschikking
dus geschorst. Kort gezegd blijft “alles bij het oude” totdat er een uitspraak is
gedaan.(..)”
2.14. Bij e-mailbericht van 19 juli 2024 heeft de notaris aan de rechtbank geschreven:
“Dank voor het korte telefonisch overleg. Ik ben benoemd door uw rechtbank tot executeur
in een beschikking welke is bijgevoegd. Naar aanleiding van deze beschikking is door
mij met de voormalig executeur, [klaagster], op 31 oktober 2023 een gesprek op mijn
kantoor gevoerd, vervolgens heeft zij besloten in hoger beroep te gaan tegen de beschikking.
(..) Ik zal u niet verder vermoeien met de tuchtklachten welke tegen mij zijn ingediend
door [klaagster] en welke klachten ongegrond zijn verklaard. Feit is dat er tot vorige
maand door [klaagster] oneigenlijk gebruik is gemaakt van de erven rekening en dat
als het goed is dit gebruik nu door de Rabobank is geblokkeerd nadat ik heb aangegeven
wat de huidige juridische stand van zaken is, zie de bijgevoegde mail correspondentie
met de Rabobank. Ik ben door uw rechtbank benoemd tot executeur en heb mij er hard
voor gemaakt dat de nalatenschap correct zal worden afgewikkeld. Het zwartmaken van
mij als executeur door [klaagster] gaat alle perken te buiten en zorgt er voor dat
er door deze wijze van handelen geen notaris zich meer wil laten benoemen tot executeur.
De enige reden die mevrouw bij mij heeft aangevoerd waarom zij zo tegen mij is, is
het feit dat haar zus niet de eigendom van de woning uit de nalatenschap mag verkrijgen.
Hierop heb ik aangegeven dat ik dat als executeur niet kan voorkomen. Wel zal ik mijn
uiterste best doen de woning onder zo gunstig mogelijke voorwaarden contant te maken
voor de nalatenschap. Door de houding van twee erfgenamen is dit in mijn rol als executeur
geen eenvoudige opgave maar ik loop hier ook niet voor weg. Graag wil ik op de zitting
aanwezig zijn en spreekrecht krijgen indien door [klaagster] wederom kwaad over mij
gesproken wordt.”
2.15. Bij e-mail van 6 augustus 2024 heeft de rechtbank de notaris geschreven:
“De zitting op 23 augustus a.s. om 13:00 uur is openbaar en het staat u dus vrij om
aanwezig te zijn. De stukken die u aan de rechtbank heeft toegestuurd kunnen niet
door u in deze zaak ingebracht worden, omdat u door de geschorste Beschikking van
23 oktober 2023 op dit moment niet fungeert als executeur in de nalatenschap van [erflater]
en geen partij bij de zaak bent. Dit betekent ook dat u in beginsel tijdens de zitting
niet het woord zult kunnen voeren. Daarnaast bent u door [de zuster] opgegeven als
een mogelijk te horen getuige. In dat verband is het wellicht minder wenselijk dat
u de comparitie van partijen bijwoont (..)”
2.16. Bij e-mail van 20 augustus 2024 heeft de notaris de rechtbank geschreven
dat hij niet aanwezig zal zijn op de zitting. Hij schrijft vervolgens: “Bijgaand treft u aan een scan van (..): het verzoek van [klagers] om mij direct te
schorsen als executeur. Ook in dit stuk word ik weer zwart gemaakt en als niet integer
neergezet. Wat ik opmerkelijk vind is dat [de advocaat van klagers] beweerd bij uw
rechtbank dat ik geen executeur meer ben danwel nooit ben geweest en dat hij bij de
rechtbank Amsterdam, afdeling Kanton stelt dat ik als executeur moet worden geschorst.
Wellicht ten overvloede: ik ben en blijf te allen tijde bereid om met de erfgenamen
in gesprek te gaan om tot een afwikkeling van de nalatenschap over te gaan.”
2.17. De kamer heeft van de gemachtigde van klaagster op de zitting begrepen
dat er in hoger beroep in de benoemingszaak een schikking tussen klagers en de zuster
is bereikt, vastgelegd bij proces-verbaal van 19 december 2024. Klaagster is in beginsel
bevoegd over de bankrekening te beschikken, maar omdat zij vooraf dient te overleggen
met de zuster heeft de bank de bankpas nog steeds geblokkeerd.
3. De klacht
De klacht bestaat uit een aantal klachtonderdelen:
3.1. De notaris heeft de bank heimelijk benaderd met de mededeling dat klaagster
geen executeur meer was. Hij heeft dat uit rancune gedaan en uit eigen belang om werkzaamheden
te kunnen verrichten en deze te declareren.
De bank heeft daarop de bevoegdheid van klaagster om de ervenrekening te beheren
ingetrokken. Door het handelen van de notaris wordt de nalatenschap benadeeld omdat
de ervenrekening vanaf dat moment niet meer kon worden gebruikt voor betalingen die
betrekking hebben op de nalatenschap.
3.2. De notaris heeft de rechtbank heimelijk telefonisch en schriftelijk benaderd in de verdelingsprocedure tussen klagers en de zuster. In die procedure is de notaris geen partij, maar meent hij toch ongevraagd stukken aan de rechtbank te kunnen sturen. In zijn e-mailbericht van 19 juli 2024 suggereert de notaris dat klaagster oneigenlijk gebruik zou hebben gemaakt van de ervenrekening. Klagers vinden dat een ernstige beschuldiging. De notaris beschadigt daarmee willens en wetens de procespositie van klagers in die procedure, ten gunste van de zuster. Zijn zorgplicht om voor alle erfgenamen op gelijke wijze onpartijdig op te treden is door de notaris met voeten getreden. Hij is rancuneus en partijdig, aldus klagers. In zijn e-mail aan de rechtbank beschuldigt de notaris klaagster dat zij hem “zwart heeft gemaakt”, terwijl klagers alle recht hebben om een klacht over zijn gedrag in te dienen.
3.3. Door met de griffie van de rechtbank te bellen met eenzijdige en onjuiste informatie heeft de notaris bewerkstelligd dat bij de rechtbank mogelijk wordt gedacht dat klaagster de lastige persoon is, terwijl dat juist de zuster en haar partner zijn.
3.4. De notaris heeft het ambt van notaris misbruikt om ingang te krijgen bij de rechtbank. Hij tast daarmee het notarisambt in ernstige mate aan.
3.5. Nadat de notaris gewaarschuwd is door de rechtbank dat hij geen partij is en geen stukken mag indienen, schoffeert hij klagers opnieuw door op 20 augustus 2024 de rechtbank te berichten, stukken in te dienen en zich opnieuw negatief over klagers en hun advocaat uit te laten.
4. Het verweer
De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris zal voor zover relevant worden besproken in de beoordeling.
5. De beoordeling
5.1. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt (Wna) gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen voor wie zij optreden en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging oplevert in de zin van artikel 93 lid 1 Wna.
klachtonderdeel 3.1.
5.2. De kamer zal dit klachtonderdeel ongegrond verklaren. Voor dat oordeel maakt het niet uit of de zuster de bank eerst heeft benaderd en de bank daarna contact opnam met de notaris, zoals de notaris heeft aangevoerd, of dat het initiatief bij de notaris lag, zoals door klagers wordt gesteld. De notaris mocht aan de bank de beschikking van de rechtbank 23 oktober 2023 toezenden op grond van zijn zorgplicht, hangende het hoger beroep tegen die beschikking.
Op grond van artikel 4:149 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek blijft een gewezen executeur verplicht te doen wat niet zonder nadeel voor de afwikkeling van de nalatenschap kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer van de nalatenschap bevoegd is, dit heeft aanvaard. Door de schorsing van de beschikking als gevolg van het hoger beroep daartegen, kwalificeerde de notaris als gewezen executeur in de zin van dit artikel. Berichtgeving aan de bank van het feit dat klaagster als executeur was ontslagen behoorde tot de verplichting van de notaris om te doen wat niet zonder nadeel voor de afwikkeling van de nalatenschap kon worden uitgesteld.
klachtonderdelen 2, 3, 4 en 5
5.3. De kamer zal de klachtonderdelen 3.2., 3.3., 3.4. en 3.5., gelet op hun onderlinge samenhang, hierna gezamenlijk behandelen.
5.4. De notaris heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat de rechtbank hem stukken van de verdelingsprocedure heeft gestuurd. Die stukken raakten hem persoonlijk. Omdat hij aan de rechtbank duidelijk wilde maken dat de advocaat van klagers hem steeds zwart probeerde te maken met als doel te voorkomen dat de notaris zijn werkzaamheden kon verrichten, heeft de notaris op die stukken gereageerd en op zijn beurt stukken aan de rechtbank gezonden. De notaris vond dat hij daarbij belang had en dat hij recht had om door alle rechters gehoord te worden, omdat hij de door de rechtbank benoemde executeur was, aldus de notaris.
5.5. De kamer acht het niet passend voor een notaris om zich te mengen in een verdelingsprocedure waarin hij geen partij is op de wijze zoals hij dat heeft gedaan, zelfs niet als waar zou zijn dat, zoals de notaris heeft verklaard, de rechtbank hem in deze procedure eerst heeft benaderd. In die zin zijn de verwijten van klagers gegrond.
5.6. De e-mail van de rechtbank van 6 augustus 2024 aan de notaris was duidelijk over de positie van de notaris. De rechtbank deelde de notaris daarin mee dat de stukken die hij had toegezonden niet in de verdelingsprocedure konden worden ingebracht, aangezien hij op dat moment niet fungeerde als executeur en geen partij was, hetgeen ook betekende dat hij (in beginsel) niet het woord mocht voeren tijdens de comparitie in de verdelingsprocedure. Ondanks die mededeling van de rechtbank heeft de notaris gemeend dat hij, bij e-mail van 20 augustus 2024, opnieuw een stuk naar de rechtbank kon zenden. De kamer vindt dat onbegrijpelijk. Dat geldt nog meer omdat het de notaris er kennelijk alleen maar om te doen was te reageren op, zoals hij zelf noemt, ‘het zwart maken van hem’ door klagers. Van inmenging vanwege zijn taak als executeur of notaris was dus geen sprake. Van een notaris mag worden verwacht dat hij professioneel kan omgaan met partijen die niet tevreden zijn over zijn handelwijze, ook als dat in de ogen van de notaris onterecht is.
conclusie en maatregel
5.7. De kamer is van oordeel dat sprake is van onprofessioneel gedrag van de notaris. Ook op de zitting gaf de notaris geen blijk van inzicht dat hij zich niet met de verdelingsprocedure tussen klagers en de zuster had moeten bemoeien omdat hij daarin geen partij was. De kamer acht daarom de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
5.8. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
griffierecht
5.9. Omdat de kamer de klacht tegen de notaris (deels) gegrond verklaart, dient de notaris het door klagers betaalde griffierecht van € 50 op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klagers te vergoeden.
kostenveroordeling
5.10. Nu de kamer de klacht (deels) gegrond verklaart en de notaris een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, vastgesteld op:
a. € 50 forfaitaire vergoeding van kosten van klagers;
b. € 1.050 aan kosten van door een derde aan klagers beroepsmatig verleende bijstand.
5.11. De kamer bepaalt dat de onder 5.9. en 5.10. genoemde bedragen binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers moeten worden betaald. Klagers dienen daarvoor tijdig schriftelijk hun rekeningnummer aan de notaris door te geven.
5.12. Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000 (wegingsfactor 1). De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.
6. De beslissing
De kamer voor het notariaat:
- verklaart de klacht deels gegrond als overwogen onder 5.5. en 5.6.;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de notaris tot betaling aan klagers van € 50 griffierecht en
€ 1.100 aan andere kosten, op de wijze en binnen de termijn als onder 5.11. bepaald; - veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000 in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als onder 5.12. bepaald;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, M.V. Ulrici, C. Holdinga, K.Th.J. van Duin en O. Schlaman, leden, en uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025, in aanwezigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).