ECLI:NL:TNORAMS:2025:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 754082/NT 24-19

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2025:4
Datum uitspraak: 27-03-2025
Datum publicatie: 16-04-2025
Zaaknummer(s): 754082/NT 24-19
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: 1.1. Ook de tweede klacht is gegrond. De notaris heeft toegelicht dat zij met de ‘akte verdeling nalatenschap’ van 11 september 2022 een verdeling van de nalatenschap tussen de deelgenoten heeft beoogd te bewerkstelligen om te kunnen voldoen aan de vereisten voor een succesvol beroep op de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De notaris heeft ter zitting echter niet kunnen uitleggen hoe zij deze verdeling voor zich zag, wetende dat niet alle deelgenoten aan deze verdeling meewerkten. De notaris heeft ter zitting ook niet kunnen uitleggen wat de rechtsgevolgen zijn van de door haar verleden akte. Daarmee staat ook vast dat de notaris klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van de akte (Belehrung, klachtonderdeel 1). De rechtsgevolgen van de akte zijn de kamer na lezing van de akte ook niet duidelijk geworden. Zo is onduidelijk of alle bestanddelen die in de akte staan vermeld wel (volledig) tot de nalatenschap behoorden, is onduidelijk of sprake is van levering of afgifte van legaten en ook in hoeverre de beoogde rechtshandelingen alle kunnen zijn “ter uitvoering van” het keuzelegaat in het testament zoals in de akte staat vermeld. Bovendien is niet duidelijk wat het aan de kinderen gelegateerde of geleverde bloot eigendom van erflaatsters aandeel in de maatschap behelst voor zover dat aandeel de economische eigendom betrof van de in de akte genoemde percelen cultuurgrond. Hiermee staat al vast dat de notaris bij het opstellen en passeren van de akte onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld. De kamer zal daarom niet verder ingaan op andere verwijten die klaagster de notaris maakt ten aanzien van de inhoud van de akte (klachtonderdelen 2 tot en met 6). Vast staat dat klaagster goede redenen had om haar medewerking aan deze akte te weigeren.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 27 maart 2025 in de klacht met nummer 754082/NT 24-19 van:

[Klaagster],

wonende te [woonplaats], [land],

gemachtigde: mr. G.T.J. Hoff, advocaat te Haarlem,

hierna: klaagster,

tegen:

[notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam,

hierna: de notaris.

1. Ontstaan en loop van de procedure

1.1. Bij e-mail van 12 juli 2025 en per gewone post heeft klaagster een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2. Bij e-mail van 6 september 2025 heeft de notaris een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3. Bij e-mail van 29 januari 2025 heeft klaagster bijlage 21 ingediend.

1.4. Bij e-mail van 3 februari 2025 heeft de notaris twee bijlagen ingediend.

1.5. Op 4 februari 2025 heeft de griffier van de kamer partijen bericht dat de e-mails met bijlagen ter kennis van de kamer worden gebracht en dat de voorzitter van de kamer op de zitting van 13 februari 2025 de toelaatbaarheid van de bijlagen zal beoordelen.

1.6. Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 13 februari 2025 zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde verschenen. De kamer heeft bij aanvang de door partijen ingediende bijlagen van 29 januari en 3 februari 2025 toegelaten. Partijen hebben vervolgens het woord gevoerd, aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1. De ouders van klaagster hadden een agrarische onderneming, de maatschap “[naam onderneming]” te [vestigingsplaats] (hierna: de agrarische onderneming). Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel zijn per 1 mei 2015 hun drie dochters (waaronder klaagster) toegetreden tot de maatschap, datum van registratie: 14 oktober 2020.

2.2. De moeder van klaagster is overleden op 12 september 2020 (hierna: erflaatster). Erflaatster heeft bij testament van 31 december 2002 over haar nalatenschap beschikt. Klaagster is een van de vier erfgenamen van erflaatster, tezamen met haar twee zussen, [naam zus] (hierna: zus [M]) en [naam zus] (hierna: zus [H]) en haar vader. De nalatenschap is door de erfgenamen zuiver aanvaard. De vader van klaagster is tot executeur benoemd.

2.3. Erflaatster was bij haar overlijden op huwelijkse voorwaarden gehuwd.

2.4. Op 13 oktober 2020 heeft de notaris de verklaring van erfrecht opgemaakt en gepasseerd. In de verklaring van erfrecht staat onder meer vermeld dat klaagster een volmacht heeft gegeven aan haar zus [H]. Ook vermeldt de verklaring dat de gevolmachtigde de bevoegdheid heeft de volmachtgever te vertegenwoordigen bij beschikkingshandelingen over goederen van de nalatenschap, waaronder begrepen het medewerken tot de verdeling en voorts al datgene verder of meer te doen hetgeen terzake van een juiste afwikkeling door de gevolmachtigde raadzaam wordt geacht.

2.5. Op 25 juli 2022 hebben twee fiscaal adviseurs van de vader van klaagster (hierna: de fiscaal adviseurs) een memorandum (hierna: het memo) opgesteld. In het memo is onder meer vermeld:

“(..) De huwelijkse voorwaarden bevatten een zogeheten “koude uitsluiting”. In artikel 6 van deze akte is een finaal verrekenbeding opgenomen. Omdat de scheiding van tafel en bed nog niet heeft plaatsgevonden, is dit finaal verrekenbeding in werking getreden. Dit betekent, dat de boedelafwikkeling zal plaatsvinden alsof vader en moeder in gemeenschap van goederen waren gehuwd. (..)

Moeder heeft in haar testament opgenomen, dat haar nalatenschap moet worden verdeeld op basis van artikel 1167 BW, de ouderlijke boedelverdeling. Dit betekent, dat vader alle goederen krijgt toebedeeld en de kinderen vorderingen op vader ontvangen. De vorderingen van de kinderen zullen aanzienlijk zijn, omdat hiervoor de onderneming op liquidatiewaarde moet worden gesteld. Dit betekent, dat de kinderen ook veel erfbelasting verschuldigd zijn. Zij kunnen geen gebruik maken van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, omdat zij geen onderneming erven, maar een vordering. (..)

Moeder heeft in haar testament een vervangende regeling opgenomen. Op basis hiervan kan vader kiezen voor een vruchtgebruik in combinatie met een legaat tegen inbreng van de waarde. Hierover hebben wij telefonisch gesproken met notaris [notaris]. Zij is van mening, dat alsnog gebruik gemaakt kan worden van deze regeling. Dit biedt mogelijkheden om aan dochters de blote eigendom van de onderneming toe te delen en aan vader het vruchtgebruik Hierdoor kunnen de dochters en vader gebruik maken van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. (..)

Op 24 oktober 2015 is de maatschap uitgebreid met de drie dochters met terugwerkende kracht tot 1 mei 2015. De voorwaarden zouden nog worden vastgelegd in een overeenkomst van maatschap, maar deze is tot op heden nog niet opgesteld. De inschrijving van de dochters bij de kamer van koophandel heeft op 14 oktober 2015 [de kamer leest: 2020] plaatsgevonden (..).

Belangrijk is om op te letten op de 2-jaarstermijn: alleen verdelingen binnen twee jaren na het overlijden van de erflater worden gevolgd (artikel 35f, lid 3 SW) voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit.(..)”

2.6. Bij e-mail van 26 juli 2022 heeft een van de fiscaal adviseurs aan de notaris geschreven:

Zoals zojuist met u telefonisch besproken, willen wij u, namens [vader van klaagster] als executeur, verzoeken om de akte van verdeling van de nalatenschap van [erflaatster]op te stellen. (..)

Vader wil gebruik maken van de “vervangende regeling” in het testament. Het is de bedoeling, dat hij het vruchtgebruik van het ondernemingsvermogen van moeder ontvangt en de drie dochters de blote eigendom.

Omdat nog onduidelijk is op welke wijze in de toekomst de bedrijfsopvolging zal plaatsvinden, heeft het onze voorkeur dat de kadastrale inschrijving van de percelen ongewijzigd blijft.

Ten aanzien van de woning gaan wij er vooralsnog vanuit, dat deze bij de verdeling van de huwelijkse gemeenschap aan vader wordt toegedeeld. (..)”

2.7. Bij e-mail van 18 augustus 2022 heeft een van de fiscaal adviseurs aan de notaris met cc aan onder meer klaagster geschreven: Vanochtend hebben we met vader, [H] en haar echtgenoot een bespreking gehad over de verdeling van de nalatenschap van [erflaatster].

Zoals we samen reeds telefonisch hebben besproken, zal het niet ondertekenen van een akte van verdeling voor 12 september aanstaande leiden tot een forse aanslag erfbelasting van naar verwachting € 400.000 (indicatief). Dit bedrag zal door vader moeten worden betaald, hetgeen hij niet kan zonder verkoop van cultuurgronden. Het is dan ook de bedoeling dat voor dit tijdstip de akte van verdeling wordt gepasseerd. (..)”

2.8. Bij e-mail van 25 augustus 2022 heeft een van de fiscaal adviseurs aan klaagster geschreven: Zoals al eerder genoemd, is het voor de toepassing van de fiscale faciliteiten bij het overlijden van jouw moeder niet noodzakelijk dat sprake is van een maatschap met de drie dochters.

Zou je kunnen aangeven waarom het bestaan van deze maatschap voor jou relevant is?

(..)

Voor de akte van verdeling ligt de termijn in de Successiewet vast. (..)

Er is dus geen uitstel mogelijk . (..).”

2.9. Bij e-mail van 8 september 2022 heeft klaagster aan de notaris (met cc aan overige betrokkenen) geschreven: “Gezien onze familie morgen geacht wordt iets te tekenen, heb ik de volgende vraag aan u:

Feitelijk waren onze ouders 3,5 jaar van tafel & bed gescheiden. De rechter had de scheiding uitgesproken. Enkel was de scheiding nog niet ingeschreven bij de gemeente. Toen overleed moeder plotseling. Door het uitblijven van de inschrijving van scheiding bij de gemeente gaan u en [kamer: naam fiscaal adviseur] uit van het niet van tafel & bed gescheiden zijn als ik het goed begrepen heb.

Zijn er misschien in bijzondere omstandigheden ook uitzonderingen mogelijk? (..)”

2.10. De notaris heeft op 8 september 2022 een concept akte van verdeling aan klaagster en de overige erfgenamen toegestuurd.

2.11. Bij e-mail van 9 september 2022 heeft de notaris aan klaagster (met cc aan de overige betrokkenen) geschreven: ”Uw mail van vanochtend heb ik in goede orde ontvangen. De door u aan uw zuster (..) verstrekte volmacht zal niet gebruikt worden voor de ondertekening van de akte van verdeling. U ontvangt van mij een nieuwe volmacht (..)”

2.12. Op 11 september 2022 heeft de notaris de akte verdeling nalatenschap (hierna: de akte) opgesteld en gepasseerd. Alleen klaagster heeft de akte niet ondertekend. In de akte is bepaald onder ”VERDELING EN LEVERING/AFGIFTE LEGAAT:

Ter uitvoering van hetgeen in gemeld testament onder 4. is weergegeven verklaarde de comparant, (..), te leveren casu quo af te geven de navolgende legaten aan:

  1. [vader van klaagster] voornoemd, in privé:

1. de eigendom van stolpboerderij met ingebouwde woning, schuren, ondergrond en erf alsmede een perceel cultuurgrond, (..)

2. het vruchtgebruik van erflaatsters aandeel in de maatschap “[naam onderneming]”, gevestigd te [vestigingsplaats] (..), waaronder begrepen de economische eigendom van de navolgende bij de onderneming in gebruik zijnde registergoederen:

2. een perceel cultuurgrond gelegen aan [adres] te [vestigingsplaats], (..)

3. percelen cultuurgrond gelegen aan en nabij [adres] te [vestigingsplaats], (..)

tezamen groot zevenenvijftig hectare, drieënnegentig are en vier centiare

(..)

  1. ieder van erflaatsters kinderen, de volmachtgevers sub b.1. en b.2. en genoemde [klaagster] :

De bloot eigendom van erflaatsters aandeel in de maatschap “[naam onderneming]”, (..), waaronder begrepen de economische eigendom van de navolgende bij de onderneming in gebruik zijnde registergoederen:

3. een perceel cultuurgrond gelegen aan [adres] te [vestigingsplaats], (..);

4. percelen cultuurgrond gelegen aan en nabij [adres] te [vestigingsplaats], (..),

tezamen groot zevenenvijftig hectare, drieënnegentig are en vier centiare. (..)

De aanvaarding namens genoemde [klaagster] kan niet plaatsvinden aangezien zij zich vooralsnog niet kan vinden in de door de comparant en de volmachtgevers overeengekomen wijze van verdeling. (..)

Bepalingen

(..)

3. Juridische levering

3. De akte die is vereist voor de juridische levering van de registergoederen, zal worden verleden op het tijdstip nader door de comparant en de volmachtgevers te bepalen. ”

2.13. Tussen 21 november 2023 en 11 maart 2024 heeft klaagster – door tussenkomst van haar advocaat – de notaris herhaaldelijk verzocht om nadere informatie. De notaris heeft daarop niet gereageerd.

3. De klacht

3.1. Klaagster heeft twee klachten geformuleerd:

1. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door niet te reageren op de correspondentie die naar haar is gestuurd over de akte, ook niet na de friendly reminders;

2. De notaris heeft onzorgvuldig en ondeskundig gehandeld bij het opstellen en passeren van de akte.

3.2. Klaagster heeft haar tweede klacht onderverdeeld in de volgende negen klachtonderdelen:

1. de notaris heeft geen Belehrung gegeven;

2. de notaris heeft geen rekening gehouden met het finaal verrekenbeding, waardoor de belangen van klaagster zijn geschaad;

3. de notaris is niet uitgegaan van een behoorlijke boedelbeschrijving bij de afgifte van het legaat;

4. de notaris heeft in de notariële akte geen uitwerking gegeven aan het recht van vruchtgebruik op het maatschapsaandeel, waardoor de vader van klaagster niet weet wat hij wel en niet mag;

5. de notaris heeft niet alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap in de afwikkeling van de nalatenschap betrokken, waaronder de banktegoeden van € 113.457;

6. de notaris heeft miskend dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) specifieke eisen stelt aan de inhoud van de akte (waaronder de voortzetting van een onderneming);

7. de notaris heeft het concept van de notariële akte op 8 september 2022 ’s avonds laat om 22:58 uur en pas één dag voor het passeren naar klaagster gestuurd ter beoordeling;

8. de notaris heeft klaagster in de dagen daarvoor onder druk gezet om de akte te ondertekenen;

9. de notaris heeft getracht de akte te doen passeren namens klaagster op basis van een algemene volmacht die daarvoor in het geheel niet bestemd was, wetende dat klaagster bezwaren had tegen de voorgestelde gang van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster.

4. Het verweer

4.1. De notaris heeft als algemeen verweer het volgende aangevoerd.

De akte van verdeling in zijn huidige vorm zou een tussenstap dienen te zijn naar de definitieve bedrijfsopvolging. Om gebruik te kunnen maken van de fiscaal vriendelijke bedrijfsopvolgingsregeling (BOR), diende volgens de fiscaal adviseurs uiterlijk 11 september 2022 een verdeling tot stand te zijn gebracht tussen de nabestaanden en de (beoogde) bedrijfsopvolging. Dit betrof een harde deadline, zo gaf een van de fiscaal adviseurs meermaals aan. Uitgangspunt van de akte is het memorandum van 25 juli 2022, dat is opgesteld door de fiscaal adviseurs.

De notaris is, achteraf bezien, tot de slotsom gekomen dat zij op sommige momenten beter anders had kunnen handelen. Het had, zo ziet zij met voortschrijdend inzicht, op haar weg gelegen om, op het moment dat duidelijk werd dat klaagster nog niet akkoord was met de inhoud van de akte, een pas op de plaats te maken en de akte vooralsnog niet te passeren. De notaris wil daarvoor haar welgemeende excuses aanbieden. De notaris diende te kiezen tussen twee kwaden. Indien de notaris daadwerkelijk een pas op de plaats had gemaakt en de akte van verdeling niet had gepasseerd, waren de consequenties naar alle waarschijnlijkheid groot geweest en had zij waarschijnlijk een claim of klacht ontvangen van de andere familieleden. De notaris heeft naar eer en geweten gehandeld.

De notaris heeft de eerste klacht erkend en de tweede klacht wat betreft de negen klachtonderdelen deels gemotiveerd weersproken en deels erkend. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2. De kamer acht de eerste klacht gegrond. De notaris heeft toegegeven dat zij niet voldoende adequaat en inhoudelijk op de berichten van klaagster heeft gereageerd en dat dit wel had gemoeten. De kamer stelt daarnaast vast dat de advocaat van klaagster met de berichten van 21 en 30 november, 19 december 2023, 8 en 29 februari 2024 tevergeefs heeft getracht een reactie van de notaris te verkrijgen op zijn brief aan de notaris van 6 oktober 2023. Dit betekent dat de notaris ook niet adequaat en inhoudelijk heeft gereageerd op de berichten van de advocaat van klaagster. De kamer houdt het ervoor dat het (uiteindelijke) telefoongesprek tussen de notaris en de advocaat op initiatief van de advocaat van klaagster heeft plaatsgehad. Hij weet met zekerheid dat hij de notaris heeft gebeld, terwijl de notaris veel minder stellig aanvoert dat “in haar beleving” zij de advocaat heeft gebeld.

5.3. Ook de tweede klacht is gegrond. De notaris heeft toegelicht dat zij met de ‘akte verdeling nalatenschap’ van 11 september 2022 een verdeling van de nalatenschap tussen de deelgenoten heeft beoogd te bewerkstelligen om te kunnen voldoen aan de vereisten voor een succesvol beroep op de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). De notaris heeft ter zitting echter niet kunnen uitleggen hoe zij deze verdeling voor zich zag, wetende dat niet alle deelgenoten aan deze verdeling meewerkten. De notaris heeft ter zitting ook niet kunnen uitleggen wat de rechtsgevolgen zijn van de door haar verleden akte. Daarmee staat ook vast dat de notaris klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van de akte (Belehrung, klachtonderdeel 1). De rechtsgevolgen van de akte zijn de kamer na lezing van de akte ook niet duidelijk geworden. Zo is onduidelijk of alle bestanddelen die in de akte staan vermeld wel (volledig) tot de nalatenschap behoorden, is onduidelijk of sprake is van levering of afgifte van legaten en ook in hoeverre de beoogde rechtshandelingen alle kunnen zijn “ter uitvoering van” het keuzelegaat in het testament zoals in de akte staat vermeld. Bovendien is niet duidelijk wat het aan de kinderen gelegateerde of geleverde bloot eigendom van erflaatsters aandeel in de maatschap behelst voor zover dat aandeel de economische eigendom betrof van de in de akte genoemde percelen cultuurgrond. Hiermee staat al vast dat de notaris bij het opstellen en passeren van de akte onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld. De kamer zal daarom niet verder ingaan op andere verwijten die klaagster de notaris maakt ten aanzien van de inhoud van de akte (klachtonderdelen 2 tot en met 6). Vast staat dat klaagster goede redenen had om haar medewerking aan deze akte te weigeren.

5.4. Anders dan klaagster heeft gesteld (klachtonderdeel 8) is niet gebleken dat de notaris klaagster onder druk heeft gezet om de akte te tekenen. De notaris heeft klaagster gewezen op de gevolgen van het niet tijdig ondertekenen van een akte van verdeling voor de aanslag erfbelasting. De notaris mocht daarbij afgaan op de informatie van de fiscaal adviseur van de vader van klaagster over de termijn waarbinnen de verdeling van de nalatenschap geregeld moest zijn (zie 2.7). Dat klaagster dit kennelijk als druk heeft ervaren kan de notaris niet worden verweten. Hetzelfde geldt voor de late toezending van het concept (klachtonderdeel 7), dat immers verband hield met diezelfde informatie van de fiscaal adviseur.

5.5. De stelling van klaagster dat de notaris heeft geprobeerd om de akte te passeren op basis van een algemene volmacht van klaagster die daar niet voor bestemd was (klachtonderdeel 9), vindt geen steun in de feiten. In de eerste plaats was de volmacht blijkens de verklaring van erfrecht op zich toereikend om de akte namens klaagster te ondertekenen. Bovendien heeft de notaris na het bericht van klaagster dat zij de volmacht introk per omgaande aan klaagster laten weten dat van de volmacht geen gebruik gemaakt zou worden voor het ondertekenen van de akte van verdeling (zie 2.11).

Maatregel

5.6. Beide klachten zijn gegrond en rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Van een notaris mag zorgvuldig en deskundig handelen worden verwacht. Voor wat betreft het opstellen en passeren van de ‘akte verdeling nalatenschap’ is van het tegendeel sprake geweest. De akte heeft geleid tot rechtsonzekerheid waar klaagster tot op de dag van vandaag hinder van ondervindt. Daarmee heeft de notaris het aanzien van het notarisambt geschaad. Dat geldt nog meer omdat de notaris bij herhaling niet thuis gaf toen haar werd verzocht om duidelijkheid te verschaffen over (de rechtsgevolgen van) de akte en over de te nemen vervolgstappen.

5.7. Uit het verweerschrift van de notaris blijkt dat zij inziet dat ze meer oog had moeten hebben voor de positie van klaagster en haar bezwaren en dat ze de akte niet in deze vorm had moeten passeren. In haar verweerschrift heeft de notaris daar, via haar advocaat, verontschuldigingen voor aangeboden. Aan de door de advocaat benoemde bereidheid om dat op de dag van de zitting nog een keer persoonlijk tegen klaagster te zeggen is ter zitting echter geen invulling gegeven. De kamer is er op de zitting wel van overtuigd geraakt dat de notaris zich terdege beseft dat zij niet heeft gehandeld zoals van een notaris mag worden verwacht.

De kamer acht alles overwegend de maatregel van berisping passend en geboden.

Vergoeding griffierecht aan klaagster

5.8. Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster te vergoeden.

Kostenveroordeling

5.9. Nu de kamer de klacht gegrond verklaart en de notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de volgende kosten:

a. € 50,- forfaitaire vergoeding van kosten van klaagster;

b. € 1.050,- kosten van door derde aan klaagster beroepsmatig verleende bijstand;

c. € 2.000,- kosten van behandeling van de klacht door de kamer, wegingsfactor 1.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

5.10. De notaris dient de kosten van klaagster en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te voldoen. Klaagster dient daartoe tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.11. De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.12. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klachtonderdelen 8 en 9 ongegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige gegrond;
  • legt de notaris een berisping op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van klaagster van € 50,- en het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.10 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten raadsman van € 1.050,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.10 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000,- in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.11 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, T.H. van Voorst Vader, E. Oosterbaan, A. Stroeve en O. Schlaman, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025 door mr. W.S.J. Thijs, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).