ECLI:NL:TGZRZWO:2025:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7747
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:87 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-07-2025 |
Datum publicatie: | 25-07-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7747 |
Onderwerp: | Niet of te laat verwijzen |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een huisarts. Klaagster kwam bij de huisarts in verband met obstipatie, bloed bij de ontlasting en buikpijn. De huisarts onderzocht en behandelde klaagster van 18 tot 28 december 2023 als waarnemend huisarts. Enkele maanden later bleek dat klaagster een rectumcarcinoom had. Klaagster verwijt de huisarts dat zij haar te laat heeft doorverwezen naar een specialist. Het college is van oordeel dat de huisarts in eerste instantie uit heeft kunnen gaan van meer onschuldige aandoeningen, en daarvoor behandeling kunnen inzetten en het effect daarvan afwachten en verklaart de klacht ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE
Beslissing van 23 juli 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
huisarts,
(destijds) werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster kwam bij de huisarts in verband met obstipatie, bloed bij de ontlasting
en buikpijn. De huisarts onderzocht en behandelde klaagster van 18 tot 28 december
2023 als waarnemend huisarts. Enkele maanden later bleek dat klaagster een rectumcarcinoom
(endeldarmkanker) had. Klaagster verwijt de huisarts dat zij haar te laat heeft doorverwezen
naar een specialist.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de huisartsniet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 22 oktober 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 31 januari 2025.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Klaagster heeft gelijktijdig met deze klacht een klacht ingediend tegen de
praktijkhouder van de huisartsenpraktijk. Deze zaak staat geregistreerd onder Z2024/7748.
2.4 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 24 juni 2025. De zaak is gelijktijdig
behandeld met de zaak geregistreerd onder Z2024/7748. Partijen zijn verschenen, verweerster
werd bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. De feiten
3.1 Het college gaat bij de beoordeling, voor zover van belang, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.2 Klaagster belde op 6 november 2023 naar de huisartsenpraktijk. Zij sprak met
de assistente en vertelde veel last te hebben van obstipatie en soms bloed te hebben
bij de ontlasting. Klaagster had veel buikpijn en soms na het eten direct toiletdrang.
De assistente plande een afspraak bij de physician assistent (PA) van de praktijk.
3.3 Op 13 november 2023 kwam klaagster op het spreekuur bij de PA. Klaagster vertelde
al weken tot maanden last te hebben van haar ontlasting en zat dagelijks meerdere
malen op het toilet. Zij moest dan hard persen en had vaak harde ontlasting met bloed
erop/ernaast. Het lichamelijk onderzoek was niet afwijkend en klaagster weigerde rectaal
toucher of inspectie van de anus. De werkdiagnose van de PA was obstipatie en als
proefbehandeling werden psylliumvezels voorgeschreven.
3.4 Klaagster nam op 27 november 2023 weer telefonisch contact op met de praktijk
en vertelde dat haar klachten nog onverminderd aanwezig waren en ze nog steeds bloed
bij de ontlasting had. De assistente overlegde met de PA en hij adviseerde een fecestest
op calprotectine (onderzoek van de ontlasting) te laten doen om IBD (inflammatory
bowel disease, een chronische darmontsteking) uit te sluiten. Ook adviseerde hij klaagster
opnieuw op het spreekuur te laten komen bij een vrouwelijke collega voor een herbeoordeling
inclusief rectaal toucher.
3.5 Op 6 december 2023 sprak klaagster telefonisch met de assistente van de praktijk.
Klaagster vertelde nog steeds erg harde ontlasting te hebben. Navraag leerde dat klaagster
eigenlijk geen water dronk naast haar normale intake en de assistente benadrukte dat
dit juist heel belangrijk was.
3.6 Klaagster kwam op 18 december 2023 op het spreekuur bij de huisarts. In het
medisch dossier staat, voor zover van belang, genoteerd:
“S kan niet ontlasten, heeft buikpijn, altijd al darmklachten, “mijn darmen zijn de
baas over mijn leven” def: kleine harde keuteltjes, moet hard persen, soms bloed aan
w papier HV: aanvankelijk vindt pte dit lastig te verwoorden, wijst al mijn suggesties
af, kiest uiteindelijk toch om alles wél te doen
O kermen, zuchten, ruikt sterk naar wiet abd soepel, norm per, flink litteken over
gehele middenlijn (van operatie 20 jr terug na auto-ongeval) anus: geen fissuurtjes
of hemorroide zo zichtbaar, wel verontreinigd met def”
De test op calprotectine was nog niet gedaan en de waarschijnlijkheidsdiagnose IBS
(prikkelbaar darmsyndroom) werd gesteld. In overleg met klaagster werd geadviseerd
een afspraak te maken bij een darmtherapeut en tevens adviseerde de huisarts de test
op calprotectine gelijk alsnog te doen om IBD uit te sluiten.
Klaagster sprak telefonisch met de huisarts op 21 december 2023. Klaagster wilde
graag een doorverwijzing naar de internist om de oorzaak te vinden. Zij had pijn in
haar anus en last van obstipatie, at weinig en onregelmatig, dronk voldoende en rookte
gemiddeld twee joints per dag. De huisarts legde uit dat klaagster haar darmen stiller
legde door het blowen. Klaagster zei erover na te denken om hiermee te stoppen.
3.7 Op 27 december 2023 belde klaagster met de huisartsenpost voor een doorverwijzing naar de internist. Ook de praktijk werd gebeld. Op 28 december 2023 belde klaagster weer naar de praktijk en kreeg zij een afspraak op het spreekuur van de huisarts. Klaagster stond bij de apotheek aan de balie te schreeuwen en was zeer geagiteerd. Klaagster eiste een verwijzing en zei nog altijd obstipatie te hebben. De huisarts deed lichamelijk onderzoek bij klaagster, maar klaagster bleef boos en schold de huisarts uit. De huisarts noteerde “obstipatie dd bij cannabis, IBS”.
3.8 Klaagster belde op 2 januari 2024 de praktijk en wilde de collega van de huisarts
spreken. Ze begon te vloeken aan de telefoon. Er werd de volgende ochtend een consult
ingepland bij de collega van de huisarts. De darmklachten van klaagster, evenals haar
cannabisgebruik en het feit dat ze uit haar woning was gezet werden besproken. Ook
het gedrag van klaagster in de huisartsenpraktijk werd besproken. Afgesproken werd
dat klaagster bloedonderzoek zou laten doen. De uitslagen van dit bloedonderzoek werden
op 10 januari 2024 met klaagster besproken door de collega van de huisarts. Ook werd
een rectaal toucher gedaan. De collega van de huisarts noteerde dat er resten van
uitwendige aambeien waren, geen feces (ontlasting), geen bloed en een gevoelige sfincter
(kringspier). De collega van de huisarts schreef: “Obstipatie bij cannabis en hemorrhoiden”.
3.9 Klaagster had vervolgens meerdere keren telefonisch contact met de collega
van de huisarts en besprak haar klachten. Zij vroeg op 29 januari 2024 om een doorverwijzing
voor haar perianale klachten. Op 31 januari 2024 zag de collega van de huisarts klaagster
op consult. Klaagster was boos en het was lastig om met haar te communiceren. De collega
van de huisarts schreef in het medisch dossier: “Voor nu gekozen haar te verwijzen proctoscopie; oordeel chirurg over haar klachten.
Mi (laatste check) met name obstipatie, bekkenbodemproblematiek, geen getromboseerd
aambei. Graag toch chirurg voor 2e objectieve mening”. In de verwijsbrief van 31 januari 2024 schreef zij: “gezien moeilijk nu verder en toch veel klachten akkoord verwijzing proctoscopie ter
objectivering. Indien geen duidelijk substraat verwijzing MDL”. De chirurg behandelde twee aambeien en op uitdrukkelijk verzoek van klaagster verwees
de chirurg klaagster op 26 februari 2024 naar de maag-darm-lever (MDL) arts. Het consult
met deze arts vond op 24 april 2024 plaats en vervolgonderzoek werd ingezet. Op 26
april 2024 werd een coloscopie gedaan. Deze MDL-arts liet de huisartsenpraktijk op
2 mei 2024 weten dat sprake was van een rectumcarcinoom bij klaagster.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat zij haar te laat heeft doorverwezen naar de specialist, waardoor klaagster nu endeldarmkanker in het laatste stadium heeft.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zij stelt zich op het standpunt dat de manier waarop klaagster zich heeft opgesteld tijdens de contacten, het lastig maakte om goede huisartsenzorg te verlenen. Desondanks heeft de huisarts klaagster onderzocht en lege artis zorg verleend. Zij zag tijdens haar consulten geen indicatie voor een verwijzing naar een medisch specialist.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Beoordeling van de klacht
5.2 Het college stelt op basis van het patiëntendossier vast dat de huisarts in de periode
november 2023 tot en met mei 2024 in totaal drie keer bij de zorg voor klaagster betrokken
was. Dit was op 18 december en 28 december 2023 bij een fysiek consult, en op 21 december
2023 had zij een telefonisch consult met klaagster.
Uit het dossier volgt dat het consult op 18 december 2023 moeizaam verliep. Klaagster
beaamde op de zitting dat het consult lastig verliep door de pijn en haar wietgebruik.
Ook het consult van 28 december 2023 verliep, gelet op het gedrag van klaagster, moeizaam.
5.3 In de NHG-Standaard Rectaal bloedverlies uit 2017, die van toepassing is
op de periode van de behandeling, worden onder andere de risicofactoren voor colorectaal
carcinoom bij een patiënt met rectaal bloedverlies beschreven. Dit zijn:
* Hoge leeftijd (arbitrair > 50 jaar)
* Eerstegraads familielid met colorectaal carcinoom < 70 jaar
* Veranderd defecatiepatroon
* Bloed vermengd met ontlasting
* Buikpijn
* Onbedoeld/onverklaard gewichtsverlies
* Afwezigheid van zichtbare (peri)anale afwijkingen.
5.4 Het college overweegt als volgt. Klaagster nam regelmatig contact op met de
huisartsenpraktijk en werd elke keer te woord gestaan. Zij had geen hoge leeftijd,
geen veranderd defecatiepatroon, geen bloed in de ontlasting zelf en van onverklaard
gewichtsverlies was geen sprake. De adviezen die aan klaagster gegeven werden, volgde
zij niet iedere keer op. Zo werd het onderzoek op de ontlasting reeds op 27 november
2023 geadviseerd, maar klaagster volgde dit eerst op 18 december 2023 op. Klaagster
verklaarde zelf altijd al darmklachten te hebben, waardoor dit voor de huisarts niet
direct een alarmsignaal hoefde te zijn. Hoewel klaagster meerdere keren om een verwijzing
naar een specialist vroeg, verliepen de onderzoeken door de huisarts moeizaam en wilde
klaagster niet altijd een rectaal toucher. Het college weegt hierbij mee dat de door
klaagster aangegeven pijn verder niet als risicofactor in de NHG-standaard staat en
het carcinoom achteraf zodanig hoog bleek te zitten dat het niet getraceerd kon worden
bij de rectale touchers of de proctoscopie. De huisarts heeft onder deze omstandigheden
ten tijde van haar betrokkenheid in december 2023 in eerste instantie uit kunnen gaan
van meer onschuldige aandoeningen, zoals obstipatie en aambeien, en daarvoor behandeling
kunnen inzetten om vervolgens het effect daarvan af te wachten. Het bloed op de ontlasting
leek ook op de aanwezigheid van aambeien te duiden. Hoewel de huisarts niet heeft
gevraagd naar familiaire belasting en hiermee niet geheel volgens de NHG-standaard
heeft gehandeld, acht het college dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gelet op de
moeizame behandelrelatie met klaagster. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden
heeft de huisarts gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en
redelijk handelende huisarts.
Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, H.M. Kole, J. Gietema en G.S.H. Vegt, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.