ECLI:NL:TGZRZWO:2025:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7904

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:81
Datum uitspraak: 11-07-2025
Datum publicatie: 15-07-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7904
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Klagers verwijten verweerder onder andere dat hun zoontje (destijds 2,5 jaar oud) met koorts- en hoestklachten, geen tijdige en adequate zorg heeft gekregen. Tijdens het spreekuur heeft verweerder het zoontje onderzocht en afwachtend beleid geadviseerd. De klachten namen niet af en uit nader onderzoek bleek uiteindelijk dat er sprake was van kinkhoest. Het college overweegt dat het niet direct voorschrijven van antibiotica bij de klachten van klagers zoontje getuigt van zorgvuldigheid, omdat de richtlijnen een terughoudend antibioticabeleid adviseren bij kinderen met luchtweginfecties. Het college is van oordeel dat verweerder hiermee in de gegeven omstandigheden heeft gedaan wat hij redelijkerwijs kon doen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 11 juli 2025 op de klacht van:

A en B,
wonende in C,

klagers,

tegen

D,

huisarts,

werkzaam in C,

verweerder, hierna ook: de huisarts.

1. De zaak in het kort

1.1 Klagers klagen over de behandeling van hun zoontje, destijds 2,5 jaar oud. Begin april 2022 kwamen klagers op spreekuur bij verweerder, omdat hun zoontje hoge koorts had en hoestte. Verweerder heeft het zoontje van klagers onderzocht en een afwachtend beleid geadviseerd. Een aantal dagen later was het zoontje niet opgeknapt en heeft een arts van de huisartsenpost antibiotica voorgeschreven in verband met een dubbelzijdige middenoorontsteking. Eind april zijn klagers met hun zoontje doorverwezen naar de KNO-arts voor nader onderzoek. Uiteindelijk werd kinkhoest vastgesteld. Klagers verwijten verweerder onder andere dat hun zoontje geen tijdige en adequate zorg heeft gekregen.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 3 december 2024;
  • brief van de secretaris met verzoek om aanvulling van 2 januari 2025;
  • de aanvulling op het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 14 januari 2025;
  • het verweerschrift, ontvangen op 25 februari 2025;
  • het e-mailbericht van verweerder van 10 maart 2025 met bijlage (aanvullende medische gegevens bij verweerschrift);
  • het e-mailbericht van klagers van 6 mei 2025 met bijlage;
  • het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 15 mei 2025.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Klagers kwamen op 4 april 2022 bij verweerder op spreekuurconsult met hun destijds 2,5 jaar oude zoontje. Verweerder heeft het volgende genoteerd (letterlijk overgenomen):


’’5d koorts, drinkt goed. Hoest, ook ’s nachts
matig ziek ogend. Pulm gb, TV’en iets geinjiceerd;

Keel opgezet, geen tonsillitisbeeld
Koorts

Uitleg geen medicijn tegen hoest bij kinderen, weet niet of moeder dit goed begrijpt, spreekt geen Nederlands. Inforium gemaild over koorts en hoest’’.

3.2 In de avond van 7 april 2022 namen klagers telefonisch contact op met de huisartsenpost, omdat de klachten van hun zoontje niet waren verminderd. Vervolgens werd het zoontje van klagers door een arts van de huisartsenpost gezien en kreeg hij antibiotica voorgeschreven wegens een dubbelzijdige middenoorontsteking. Hierover staat in het medisch dossier het volgende vermeld (letterlijk overgenomen):


’’sinds 10 dagen koorts niet lekker nu 2x bij huisarts geweest exp beleid, Nu gestart met overgeven nu 3 dagen. Geen covid in gezin, maar hij niet getest. Slaapt de hele dag heel weinig door het hoesten blijft dan zolang hoesten tot dat hij overgeeft.
(..)
Ziek hangerig mannetje met rode konen maar wel vurig in kijken temp 38,5
Long VAG bdz geen bijgeluiden

Abd P + soepele buik
Oren bdz vurige roodheid en zwelling
Forse klieren in de half inspectie keelholte vurige roodheid en zwelling

Top teen onderzoek huid uitslag over de gehele huid
(..)

Beeld passend bij dubbelzijdige otitis start AB toch gezien duur en beide kant en geen verbetering’’.

3.3 Op 22 april 2022 kwamen klagers weer op consult in de huisartsenpraktijk bij een collega-huisarts van verweerder, deze verwees klagers door naar de KNO-arts voor nader onderzoek. Klagers maakten zich zorgen om de aanhoudende hoest van hun zoontje. De collega-huisarts deed onderzoek en noteerde het volgende (letterlijk overgenomen):


’’Hoesten+, oogt in rust niet acuut ziek of benauwd. Geen stridor, AG zonder bijgeluiden, geen HAS, CR/turgor goed, ADS: lijkt opnieuw rode TVs, ook keel is rood, niet beslagen tonsillen. (..)
Uitleg, ik denk dat het probleem niet in de longen aanwezig is maar vanuit KNO gebied komt. Gezien al een tijd klachten en geen reactie op AB is een verwijzing naar de kNO arts wel een optie. Moeder is akkoord, vraagt ook om foto, denkt dat er een ziekte in de longen aanwezig is. Ik kan haar niet geruststellen, akkoord foto en lab.’’

Vervolgens werd thorax- en labonderzoek gedaan. Uit het labonderzoek kwam naar voren dat klagers zoontje een infectie in de luchtwegen had. Op 4 mei 2022 bleek uit nader labonderzoek dat er sprake was van kinkhoest.

3.4 Klagers hebben op 28 augustus 2023 een klacht ingediend bij E.

Op 12 oktober 2023 werd een brief naar klagers gestuurd en de klachtbehandeling afgesloten. Intussen hadden klagers zich uitgeschreven bij de huisartsenpraktijk. In de periode daarna werd bij het zoontje van klagers ontwikkelingsproblematiek opgemerkt en begin 2024 werd de diagnose ASS (Autisme Spectrum Stoornis) gesteld.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klagers verwijten de huisarts dat hij:

  1. hen onjuist heeft behandeld en onterecht heeft weggestuurd bij de huisartsenpraktijk, waarbij mogelijk de hijab van klaagster een rol heeft gespeeld;
  2. de klachten van hun zoontje niet voldoende serieus heeft genomen waardoor er te laat actie is ondernomen met als gevolg dat hij onnodig ernstigere klachten heeft ontwikkeld en is gestopt met praten.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De huisarts vindt dat hij zorgvuldig heeft gehandeld en hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 Het college stelt voorop dat de zaak veel impact heeft gehad en nog steeds heeft op klagers. Desondanks moet het college de ingediende klacht beoordelen aan de hand van zakelijke criteria. Daarbij gaat het erom of verweerder als huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden, met andere woorden: of hij op het moment dat hij betrokken was bij de zorg voor het zoontje van klagers, voldoende zorgvuldig zijn werk heeft gedaan. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en professionele standaarden. Dat betekent ook dat achteraf verkregen kennis en wetenschap, evenals het verdere beloop, buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat de huisarts die wetenschap op het moment van zijn handelen ook niet had.

Klachtonderdeel a) hen onjuist heeft behandeld en weggestuurd bij huisartsenpraktiik

5.2 Hoewel het duidelijk is dat de contactmomenten in april 2022 veel met klagers hebben gedaan en het te betreuren is dat klagers zich niet gehoord voelden, stelt het college vast dat de lezingen van klagers en verweerder over de bejegening tijdens de bezoeken aan de huisartsenpraktijk uiteenlopen. Dat verweerder zich op een wijze heeft gedragen zoals klagers hebben gesteld, kan het college niet vaststellen. Dat oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klagers minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag kunnen worden gelegd. Die feiten kunnen, omdat partijen elkaar hierover tegenspreken, niet worden vastgesteld. Los van het feit dat een precieze reconstructie niet mogelijk is, moet in aanmerking worden genomen dat een en ander heeft plaatsgevonden in een interactie tussen mensen en daarmee ook altijd onderhevig is aan persoonlijke interpretatie. Mogelijk is het optreden van verweerder (en zijn collega’s bij de balie) anders overgekomen dan bedoeld, maar ook hieromtrent kan het college niets vaststellen. Het klachtonderdeel kan dan ook niet slagen.

Klachtonderdeel b) klachten niet serieus genomen en te laat actie ondernomen
5.3 Het college oordeelt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder. De overwegingen van verweerder over het consult op 4 april 2022 zijn genoteerd in het medisch dossier van klagers zoontje. Verder heeft verweerder in het verweerschrift toegelicht waarom hij bepaalde informatie heeft opgenomen en welke dingen hij wel of niet heeft geobserveerd. Deze overwegingen geven geen aanknopingspunten voor het college om aan de juistheid van de verstrekte informatie en de beoordeling van verweerder te twijfelen. Ook ziet het college geen aanwijzingen om aan te nemen dat hij klagers niet serieus heeft genomen of zich te afwachtend heeft opgesteld en hij het zoontje op dat moment had moeten insturen voor nader onderzoek. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat er, gezien de gesteldheid van het zoontje van klagers tijdens het consult en de geuite klachten, geen reden was voor acuut ingrijpen en het beleid weloverwogen was. Verweerder had geen aanleiding te denken dat sprake was een mogelijk beginnende middenoorontsteking of kinkhoest. Daarbij neemt het college mede in overweging dat verweerder het advies heeft gegeven paracetamol te geven en terug te komen als de klachten verergerden om een vinger aan de pols te houden. Ook heeft hij rekening gehouden met de bestaande taalbarrière door ervoor te zorgen dat klagers informatie over koorts en hoest per e-mail ontvingen, zodat zij deze konden vertalen. Dat het zoontje van klagers uiteindelijk kinkhoest bleek te hebben was met de beschikbare informatie op dat moment niet te voorzien. Bovendien is dit beleid in overeenstemming met de geldende richtlijnen en gebruikelijk bij de zorg voor jonge kinderen binnen een huisartsenpraktijk. Het niet direct voorschrijven van antibiotica bij de klachten van klagerszoontje getuigt van zorgvuldigheid omdat de richtlijnen een terughoudend antibioticabeleid adviseren bij kinderen met luchtweginfecties. Het college is van oordeel dat verweerder hiermee in de gegeven omstandigheden heeft gedaan wat hij redelijkerwijs hoorde te doen. Ook dit klachtonderdeel kan niet slagen.

Slotsom
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 11 juli 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter, M. van Bergeijk en J. Gietema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.