ECLI:NL:TGZRZWO:2025:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7604
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:52 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-04-2025 |
Datum publicatie: | 17-04-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7604 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen tandarts kennelijk ongegrond. Kort na het trekken van de kies kreeg klaagster klachten. De huisarts stelde vast dat er sprake was van een kaakholteontsteking en schreef antibiotica voor. Omdat ontstekingsremmende medicatie onvoldoende hielp, volgde er verwijzing en later een operatie door de kno-arts. Klaagster verwijt de tandarts onder meer het niet tijdig handelen na het trekken van de kies en het niet preventief geven van antibiotica. Het college is van oordeel dat de behandeling door de tandarts ongecompliceerd is verlopen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 15 april 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. I.P.C. Sindram, werkzaam in Nijmegen.
1. De zaak in het kort
1.1 De tandarts heeft bij klaagster een diep cariëuze kies getrokken. Kort na de behandeling kreeg klaagster klachten en is zij naar de huisarts gegaan. De huisarts stelde vast dat er sprake was van een kaakholteontsteking en schreef antibiotica voor. Omdat ontstekingsremmende medicatie onvoldoende hielp, volgde er verwijzing en later een operatie door de keel-neus-oorarts (verder: kno-arts). Klaagster verwijt de tandarts onder meer het niet tijdig handelen na het trekken van de kies en het niet preventief geven van antibiotica.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 september 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het door de secretaris opgevraagde beeldmateriaal, per e-mail van de gemachtigde van verweerster ontvangen op 19 november 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 februari 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster stond sinds april 2022 ingeschreven als patiënt bij de tandartsenpraktijk van verweerster.
3.2 Op 1 november 2023 heeft de tandarts de rechter bovenkies (element 16) van klaagster getrokken. De kies was diep cariëus en niet gevoelig bij percussie. De snuit/blaasproef was negatief. De tandarts heeft de wond gehecht en verzorgd met spongostan.
3.3 Kort na de behandeling kreeg klaagster klachten. De huisarts van klaagster
stelde vast dat er sprake was van een kaakholteontsteking en schreef antibiotica voor.
3.4 Op 8 november 2023 en op 9 januari 2024 heeft de tandarts klaagster gebeld en haar voicemail ingesproken.
3.5 Op 6 juni 2024 vond er een periodiek preventief onderzoek van klaagster plaats bij de tandarts. De tandheelkundige anamnese vermeldt dat klaagster werd behandeld door een kno-arts in het ziekenhuis in verband met een kaakholteonsteking en dat er waarschijnlijk een kaakholteoperatie zou volgen.
3.6 Als voorbereiding op de behandeling van de KNO-arts is op 29 juli 2024 in het ziekenhuis een CT-scan gemaakt. Hieruit blijkt het volgende: “Conclusie: sluiering van de sinus frontalis, sinus ethmoïdalis en sinus maxillaris rechts zoals boven beschreven. Status na extractie van element 16. Geen osteolyse in de maxilla ter plaatse”. Op deze CT-scan was geen ontsteking of ontstekingsrest zichtbaar in het gebied waar eerder element 16 had gezeten.
3.7 Op 28 augustus 2024 spraken klaagster en de tandarts elkaar tijdens een incidenteel consult. De tandarts heeft vervolgens geprobeerd om telefonisch contact op te nemen met de behandelend kno-arts van klaagster. Op 3 september 2024 had de tandarts contact met het secretariaat van de afdeling kno.
3.8 Op 2 oktober 2024 heeft klaagster zich uitgeschreven bij de tandartsenpraktijk. Naar aanleiding hiervan heeft de tandarts klaagster diezelfde dag telefonisch gesproken.
4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Volgens klaagster heeft de tandarts onjuist gehandeld, omdat zij:
- niet tijdig heeft gehandeld na het trekken van de kies;
- geen antibiotica voorafgaand aan het trekken van de kies heeft gegeven;
- geen zorg- en inspanningsverplichting heeft verricht;
- het maken van een foto op verzoek van de kno-arts heeft geweigerd op 28 augustus 2024;
- geen contact heeft opgenomen met de kno-arts.
4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) niet tijdig handelen na trekken van de kies, b) niet geven van antibiotica voorafgaand aan trekken kies en c) niet voldoen aan zorg- en inspanningsverplichting
5.2 Gelet op de samenhang zullen de klachtonderdelen a) tot en met c) gezamenlijk worden besproken.
5.3 Klaagster stelt dat zij direct na de ingreep op 1 november 2023 klachten kreeg en hierover diezelfde dag telefonisch contact opnam met de tandartsassistente en vervolgens op 3 november 2023 weer. De tandartsassistente adviseerde om de situatie nog even aan te kijken, aldus klaagster. Op 6 november 2023 kreeg klaagster van de huisarts een antibioticakuur voorgeschreven in verband met een kaakholteontsteking. Volgens klaagster nam zij dezelfde dag weer telefonisch contact op met de tandartsassistente, waarbij de assistente aangaf dat wanneer een antibioticakuur door de huisarts was voorgeschreven en niet door de tandarts, zij niks voor klaagster kon betekenen. Omdat klaagster een neurostimulator gebruikt in verband met chronische rugpijn, had de tandarts volgens klaagster preventief antibiotica moeten geven. Hierdoor heeft de tandarts niet voldaan aan haar zorg- en inspanningsverplichting.
5.4 De tandarts voert aan dat op het moment dat zij de kies bij klaagster trok, er geen sprake was van een ontsteking en er geen percussiegevoeligheid was. Het trekken van de kies ging makkelijk en vervolgens heeft zij de wond gehecht. Er bestond geen indicatie om vooraf antibiotica te geven aan klaagster, omdat de geldende richtlijnen dit niet voorschrijven. Nadat de tandarts op 8 november 2023 van de assistente vernam dat klaagster antibiotica gebruikte in verband met een kaakholteonsteking, heeft zij direct geprobeerd om klaagster te bellen om te vragen naar haar gezondheidstoestand. Toen dit niet lukte heeft zij de voicemail van klaagster ingesproken. Ook op 9 januari 2024 heeft de tandarts geprobeerd om klaagster te bellen en heeft zij wederom haar voicemail ingesproken.
5.5 Het college is van oordeel dat de tandarts tijdig heeft gehandeld na het trekken van de kies door, toen zij op 8 november 2023 bekend werd met de ontsteking die bij klaagster was ontstaan, direct contact op te nemen met klaagster. Toen dit niet lukte heeft zij de voicemail van klaagster ingesproken. Op basis van het medisch dossier is niet komen vast te staan dat klaagster vóór 8 november 2023, meerdere keren, zoals zij zelf stelt, telefonisch contact heeft opgenomen met de tandartsassistente over haar klachten. Het college volgt hierin het verweer van de tandarts dat zij er op 8 november 2023 vanuit mocht gaan dat klaagster door haar huisarts werd behandeld met antibiotica, omdat klaagster de tandartsassistente hiervan diezelfde dag eerder telefonisch op de hoogte had gesteld. Er zijn geen argumenten die de causaliteit tussen het element 16 en de latere kaakholteontsteking ondersteunen. De verwijdering van het element 16 is ongecompliceerd verlopen met een negatieve blaas/snuit proef. Gelet hierop bestond er geen reden voor de tandarts om anders te handelen dan dat zij op dat moment deed door klaagster te bellen. Op basis van de geldende richtlijnen was er geen indicatie om, gelet op de neurostimulator van klaagster, preventief antibiotica te geven. Het college oordeelt dat de tandarts hierin geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verder ziet het college geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de tandarts niet heeft voldaan aan haar zorg- en inspanningsverplichting.
5.6 De klachtonderdelen a) t/m c) zijn kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d) en e) weigeren van gebitsfoto op 28 augustus 2024 en geen contact
opnemen met de kno-arts
5.7 Het college ziet vanwege de samenhang aanleiding om ook de klachtonderdelen
d) en e) gezamenlijk te bespreken.
5.8 Klaagster stelt dat zij op 28 augustus 2024 de tandarts heeft verzocht om
een gebitsfoto te maken. Deze foto had de kno-arts nodig voordat de kaakholteoperatie
zou plaatsvinden, die op korte termijn zou volgen. Ook vroeg klaagster of de tandarts
hierover kon overleggen met de kno-arts. Volgens klaagster heeft de tandarts het maken
van de foto geweigerd en over het contact met de kno-arts is geen terugkoppeling geweest.
5.9 Volgens de tandarts ging het gesprek op 28 augustus 2024 er over dat de
kno-arts klaagster had geadviseerd om een klacht tegen de tandarts in te dienen. Klaagster
vroeg om een foto, maar het was de tandarts niet duidelijk waarom klaagster een foto
wilde terwijl er in het ziekenhuis al een scan was gemaakt. Hierom leek het niet zinvol
om nog een foto te maken in de tandartsenpraktijk. Omdat de tandarts graag de documenten
van de kno-arts wilde ontvangen en zich afvroeg hoe het zat met het gegeven advies
om een klacht in te dienen, heeft zij hierover contact opgenomen met het secretariaat
van de afdeling kno.
5.10 Partijen geven verschillende lezingen van de gebeurtenis op 28 augustus 2024. Om te kunnen oordelen of de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld moeten de feiten vaststaan. Het college kan in dit geval niet vaststellen dat het de tandarts tijdens het consult op 28 februari 2024 duidelijk moet zijn geweest dat de kno-arts, naast de in het ziekenhuis gemaakte CT-scan, nog beeldvormend materiaal van de tandarts wenste en wat voor beeldvormend materiaal er bedoeld werd. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de tandarts een duidelijk verzoek van de kno-arts heeft geweigerd. Ook kan niet worden vastgesteld dat klaagster en de tandarts hebben afgesproken dat de tandarts contact over de te nemen foto zou opnemen met de kno-arts en klaagster daarvan een terugkoppeling zou geven. De verklaringen van klaagster en die van de tandarts staan daarin tegenover elkaar. Het college overweegt dat in gevallen waarin de lezingen van partijen omtrent een (onderdeel van de) klacht uiteenlopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, die klacht dan wel dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond kan worden verklaard. Dit berust er niet op dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van de tandarts, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat bepaalde gedragingen van een tandarts haar tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is. Dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is in deze zaak niet vast te stellen. Dit betekent dat klachtonderdelen d) en e), door het ontbreken van een vaststaande feitelijke grondslag, kennelijk ongegrond zijn. Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 15 april 2025 door Th.A. Wiersma, voorzitter, M.E. Geertman en Th.J.M. Hoppenreijs, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.E.A. van Dooren-Gerding, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.