ECLI:NL:TGZRZWO:2025:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7350

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:50
Datum uitspraak: 11-04-2025
Datum publicatie: 17-04-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7350
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog gegrond. De gz-psycholoog was als regiebehandelaar betrokken bij de behandeling van klaagster. Na vijf maanden werd voorgesteld de behandeling te beëindigen, omdat er geen verdere behandelmogelijkheden waren. Klaagster stemde hier aanvankelijk mee in, maar diende de volgende dag een klacht in. Klaagster verwijt de gz-psycholoog, samengevat, dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden en de privacy van klaagster heeft geschaad. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van een waarschuwing op.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 11 april 2025 de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,
gemachtigde: mr. M.U. Smis,

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog,

(destijds) werkzaam in B,

verweerster, hierna ook: de gz-psycholoog,

gemachtigde: mr. M.M.A. Janssen.

1. De zaak in het kort

1.1 De gz-psycholoog was als regiebehandelaar betrokken bij de behandeling van klaagster. Na vijf maanden werd voorgesteld de behandeling te beëindigen, omdat er geen verdere behandelmogelijkheden waren. Klaagster stemde hier aanvankelijk mee in, maar diende de volgende dag een klacht in bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. Klaagster verwijt verweerster, samengevat, dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden en de privacy van klaagster heeft geschaad.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van een waarschuwing op. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 juni 2024;
  • de brief van de secretaris van 22 juli 2024, waarin aanvullende informatie wordt opgevraagd;
  • aanvullende informatie van klaagster, te weten een deel van de uitspraak van de klachtencommissie, ontvangen op 1 augustus 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 september 2024;
  • het aanvullende verweerschrift, ontvangen op 25 september 2024;
  • aanvullende stukken ten behoeve van de zitting, opgestuurd door verweerster en ontvangen op 25 februari 2025;
  • aanvullende stukken van klaagster, ontvangen op 28 februari 2025.

2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 14 maart 2025. Partijen zijn verschenen. Verweerster en klaagster werden bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster, verweerster en de gemachtigde van verweerster hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. De feiten

3.1 Klaagster werd op 21 juni 2022 door de praktijkondersteuner van de huisarts verwezen naar de specialistische GGZ. In de verwijsbrief staat, alle citaten voor zover relevant en letterlijk weergegeven:

Mw. is in het verleden bij jullie in behandeling geweest binnen team Complex Trauma. Heeft destijds diverse therapievormen doorlopen die uiteindelijk niet voldoende resultaat leken te bieden waardoor ondersteuning vanuit een ander team meer wenselijk leek te zijn. Hier stond mw. op dat moment niet open voor (…), maar komt hier met terugwerkende kracht nog graag op terug, wil graag verdere hulp.”

3.2 Vanaf 14 juli 2022 stond klaagster op de wachtlijst voor behandeling. Haar intake was op 5 september 2022 en de behandeling startte in december 2022. Verweerster was de regiebehandelaar. Tijdens het intakegesprek werd besloten te beginnen met Cognitieve Gedragstherapie (CGT).

In het dossier bevindt zich een e-mail van de teamsecretaresse aan klaagster op 9 november 2022. In deze e-mail staat:

Via dit schrijven bevestigen wij u, dat u d.d. 9 november 2022 telefonisch toestemming heeft gegeven aan een medewerker van onze stichting voor informatieverstrekking aan uw huisarts/apotheek.

U kunt uw toestemming te allen tijde weer (deels) intrekken door dit schriftelijk kenbaar te maken bij uw hulpverlener. In sommige gevallen zal het intrekken van deze toestemming gevolgen kunnen hebben voor uw hulpverlening. Uw hulpverlener zal u hier dan over informeren.”


3.3 De CGT startte in december 2022. In februari 2023 werd door de behandelaar voorgesteld te stoppen met deze behandeling en te starten met Acceptance and Commitment Therapyie (ACT). Klaagster stemde hiermee in maar liet na een aantal weken weten dat de opdrachten niet voor haar werkten. De casus van klaagster werd besproken in het team en de behandelmogelijkheden werden besproken. Op 5 juni 2023 was er een evaluatiegesprek met de behandelaar, verweerster als regiebehandelaar en klaagster. Tijdens dit gesprek werd voorgesteld de behandeling te beëindigen omdat er geen verdere behandelmogelijkheden waren. Klaagster stemde hier aanvankelijk mee in, maar diende de volgende dag een klacht in bij de klachtenfunctionaris.

3.4 In de klachtenbrief schreeft klaagster:

Op 6 juni 2023 heb ik deze kwestie voorgelegd jegens de praktijkondersteuner. Zij was verbijsterd en kon niet geloven wat ik haar vertelde. Ook zij bevestigde dat de behandelaren tekort zijn geschoten in de handelwijze, meedenken over mogelijkheden en aanpak binnen D en open staan voor het bieden van hulp. Zij vond hetgeen was gesteld zo vreemd, dat de behandelaren niet invulling kunnen geven op hetgeen zij wel mag of kan. Hoewel de regiebehandelaar stellig volhield dat de praktijkondersteuner me verder kon helpen, heeft de praktijkondersteuner dit weerlegd en kon ze me alleen doorverwijzen naar een andere instelling.”

Verweerster nam op 13 juni 2023 contact op het de praktijkondersteuner, naar eigen zeggen met als doel om misverstanden te verhelderen en de feiten rondom de klacht duidelijk te krijgen, zodat een adequate reactie gegeven kon worden. In de voortgangsnotitie van 13 juni 2023 staat:

Met (…) besprak ik het voorstel dat ik pte. wil doen in het klachtgesprek dat op 15 juni gepland staat: uitgebreid IQ- en persoonlijkheidsonderzoek om behandeling beter te laten aansluiten, omdat uit de uitgebreide behandelgeschiedenis en onze ervaringen tot nu toe duidelijk wordt dat klachtgericht behandelen geen effect sorteert. We spreken beide onze hoop uit dat pte. dit voorstel wil aannemen, omdat we haar een adequate behandeling voor haar problematiek gunnen.”

3.5 Op 22 juni 2023 diende klaagster weer een klacht in bij D, dit keer vanwege het schenden van het beroepsgeheim. De klachtafhandeling via de klachtenfunctionaris leidde niet tot een oplossing. De klacht is vervolgens doorgezet naar de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Bij uitspraak van 1 september 2023 verklaarde de commissie de klacht deels gegrond, voor zover dit zag op schending van het beroepsgeheim.

De Raad van Bestuur heeft klaagster op 25 september 2023, in reactie op de uitspraak van de klachtencommissie, laten weten:

Ik laat u hierbij weten dat de raad van bestuur van D aan onze juristen zal vragen opnieuw te onderzoeken of onze bestaande werkwijzen ten aanzien van het vragen en vastleggen van toestemming voor het delen van gegevens voldoende goed geborgd zijn in de organisatie.”

3.6 Klaagster diende vervolgens een klacht in bij de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg. De behandeling van deze klacht vond plaats op 15 maart 2024. De klachtonderdelen zagen op schending van het beroepsgeheim, stoppen met de behandeling en bejegening door verweerster. In het klachtonderdeel over schending beroepsgeheim verklaarde de commissie klaagster niet-ontvankelijk, de andere klachtonderdelen verklaarde de commissie ongegrond.

3.7 Klaagster diende vervolgens deze tuchtklacht in.

4. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog

4.1 Klaagster verwijt verweerster, kort gezegd en zakelijk weergegeven, dat zij willens en wetens haar beroepsgeheim heeft geschonden en hiermee de privacy van klaagster heeft geschaad. Volgens klaagster heeft verweerster haar beroepsgeheim op drie momenten geschonden, namelijk:
- verweerster heeft op 13 juni 2023 (medische) gegevens gedeeld met de
praktijkondersteuner (GGZ) van de huisarts;
- verweerster heeft op 29 juni 2023 informatie gedeeld met de klachtenfunctionaris;
- verweerster heeft in maart 2024 inhoudelijke informatie die tijdens de zitting van
de Geschillencommissie GGZ aan de orde is gekomen, gedeeld met collega’s.
De gz-psycholoog schendt hiermee volgens klaagster diverse (wets)artikelen, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de beroepscode voor psychologen. Dit heeft grote impact op klaagster gehad.

4.2 De gz-psycholoog stelt zich op het standpunt dat zij nooit de intentie heeft gehad om klaagsters privacy of persoonlijke levenssfeer te schenden. Het handelen was erop gericht de klachten zo zorgvuldig mogelijk te behandelen en de juiste zorg te bieden. De gz-psycholoog verzoekt het college bij de beoordeling rekening te houden met de context waarin de klachten zijn ingediend, namelijk een professionele context.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de gz-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Contact met de praktijkondersteuner op 13 juni 2023
5.2 Verweerster betoogt dat zij veronderstelde dat er sprake was van toestemming van klaagster om contact op te nemen met de (praktijkondersteuner van de) huisarts. De toestemming waar verweerster zich op beroept, staat in de e-mail van de teamsecretaresse aan klaagster van 9 september 2022. Klaagster weerspreekt dat zij is gebeld om dit te bespreken én stelt dat zij de e-mail niet heeft ontvangen. Wat daar ook van zij, vast staat dat de toestemming waar verweerster zich op beroept, algemeen geformuleerd is. Er kan niet worden gesproken van een gerichte toestemming van klaagster. Conform het eerdere oordeel van de klachtencommissie is het college van oordeel dat verweerster op basis van deze gegevens niet uit had mogen gaan van de toestemming van klaagster voor overleg en/of het delen van persoonlijke informatie met de huisarts en/of de praktijkondersteuner. Verweerster had voordat zij contact opnam met de praktijkondersteuner bij klaagster moeten verifiëren of zij hiervoor daadwerkelijk toestemming gaf. Verweerster heeft dit zelf ook erkend. De klacht is in zoverre gegrond.


Contact met de klachtenfunctionaris op 29 juni 2023

5.3 Klaagster betoogt dat verweerster ten onrechte informatie heeft gedeeld met de klachtenfunctionaris in het kader van de klachtenbehandeling. Gelet op vaste jurisprudentie heeft een zorgverlener een te respecteren eigen belang om zich adequaat te kunnen verweren in een klachtenprocedure, nu dergelijke procedures kunnen leiden tot ingrijpende oordelen of maatregelen. Hieruit vloeit voort dat het zorgverleners die in het kader van een wettelijk geregelde procedure een klacht ontvangen in beginsel vrij staat om zich te verweren met relevante gegevens uit het cliëntendossier. De vraag welke gegevens relevant zijn bij het verweer op een klacht laat zich op voorhand moeilijk beantwoorden. Het is onvermijdelijk zorgverleners bij het beoordelen en wegen van die relevantie enige beoordelingsruimte te gunnen. Het gebruik van niet-relevante gegevens moet evenwel worden aangemerkt als een ongeoorloofde schending van het beroepsgeheim en de privacy van de cliënt. Is sprake van door de cliënt gestelde beperkingen met betrekking tot het gebruiken van gegevens uit diens dossier, blijkend uit een door de cliënt opgestelde machtiging, dan zal de zorgverlener deze beperkingen moeten respecteren. Het is dan aan de klachtencommissie of tuchtrechter om te beoordelen of de wel beschikbare gegevens voldoende basis bieden om te komen tot een inhoudelijk oordeel over de klacht. Nu klaagster niet aan het college heeft willen vertellen wélke informatie zou zijn gedeeld met de klachtenfunctionaris, kan het college niet beoordelen óf verweerster deze informatie had mogen delen. De klacht is in zoverre onvoldoende onderbouwd en daarmee ongegrond.

Contact met collega’s in maart 2024
5.4 Ter zitting is duidelijk geworden dat klaagster verweerster verwijt dat zij ten onrechte contact heeft opgenomen met collega’s van een andere afdeling na de zitting bij de Geschillencommissie GGZ. Verweerster erkent dat zij contact heeft opgenomen met een collega die de intake van klaagster had gedaan op een andere afdeling. Zij vertelde deze collega dat klaagster opnames had gemaakt van haar intakegesprek. Dit had verweerster bij de zitting van de Geschillencommissie GGZ van klaagster vernomen. Naar het oordeel van het college had verweerster op grond van de artikelen 20 en 82 van de Beroepscode voor psychologen (NIP) als zorgvuldige beroepsbeoefenaar deze procesinformatie niet mogen delen met de desbetreffende collega. Dit omdat er – los van het feit dat klaagster van het delen van deze informatie niet op de hoogte was - geen objectief gerechtvaardigd belang werd gediend met het delen van deze informatie. Het delen van de informatie was niet noodzakelijk voor de werkzaamheden van de desbetreffende collega. De klacht is in zoverre ook gegrond. Klaagster heeft verder onvoldoende onderbouwd dat er andere informatie is gedeeld door verweerster met deze collega.

Slotsom

5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.


Maatregel

5.6 Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, moet het college oordelen of een maatregel op zijn plaats is, en zo ja, welke. Het college heeft vastgesteld dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verweerster had alerter moeten zijn of klaagster daadwerkelijk toestemming had gegeven voor het verstrekken van informatie aan de praktijkondersteuner en had de haar bekende (proces)informatie uit de zitting niet mogen delen met een collega bij een andere afdeling. Van ‘willens en wetens’ het beroepsgeheim schenden, zoals door klaagster is betoogd, is het college echter niet gebleken. Verder houdt het college rekening met de uitkomst en impact van de klachtenprocedures die klaagster eerder heeft gestart. Het college is van oordeel dat verweerster lering heeft getrokken uit de gebeurtenissen en ook de werkgever van verweerster heeft, zo blijkt uit het procesdossier, de bestaande werkwijze met betrekking tot toestemmingsverklaringen nog eens tegen het licht gehouden en aangepast. Het college vindt een waarschuwing onder deze omstandigheden passend. Dit is de lichtste maatregel die het tuchtrecht kent, kort samengevat als zakelijke feedback dat in de toekomst anders gehandeld moet worden.


Publicatie

5.7 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen leren en kritisch blijven kijken of en wanneer het delen van informatie gerechtvaardigd is. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht deels gegrond, zoals overwogen onder 5.2 tot en met 5.4;
  • legt verweerster de maatregel op van een waarschuwing;
  • bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift De Psycholoog (NIP).

Deze beslissing is gegeven door Th. A. Wiersma, voorzitter, C.A. Bol, lid-jurist,
L.P.T. Raijmakers, L. Wittkampf en A. van Dijke, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.