ECLI:NL:TGZRZWO:2025:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7424
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:46 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-04-2025 |
Datum publicatie: | 10-04-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7424 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen apotheker kennelijk ongegrond. Klager was patiënt bij de apotheek van verweerder. Klager ging naar de apotheek om door de huisarts diezelfde dag voorgeschreven medicatie op te halen. Voor de ingang van de apotheek zakte klager in elkaar. Klager verwijt de apotheker onder andere dat hij hem in een hulpeloze toestand heeft gebracht/gelaten en omstanders heeft weerhouden om hulp te verlenen. Het college kan de feiten niet vaststellen omdat de lezingen van partijen hierover uiteen lopen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 8 april 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: C,
tegen
D,
apotheker,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de apotheker,
gemachtigde: mr. drs. Y.M. Nijhuis, werkzaam in Enschede.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager ging naar de apotheek van verweerder om door de huisarts diezelfde dag voorgeschreven medicatie op te halen. Voor de ingang van de apotheek zakte klager in elkaar en werd hij met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Klager verwijt de apotheker onder andere dat hij hem in een hulpeloze toestand heeft gebracht/gelaten en omstanders heeft weerhouden om hulp te verlenen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 15 juli 2024;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 14 januari 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Verweerder is beherend apotheker van een apotheek in B (verder: de apotheek). Klager stond als patiënt ingeschreven bij deze apotheek.
3.2 Op 21 september 2023 was de apotheker aanwezig in de apotheek. De apotheker ontving een recept zonder spoedmelding van de huisarts van klager. De apotheek was die dag tussen 12.00 en 13.00 uur gesloten.
3.3 Klager ging naar de apotheek om de door de huisarts voorgeschreven medicatie op te halen. Klager is vervolgens voor de ingang van de apotheek in elkaar gezakt.
3.4 De apotheker is via een andere (zij-)uitgang naar de voorkant van de apotheek gegaan, waar hij klager aantrof. Het (door omstanders ingeschakelde) ambulancepersoneel heeft klager geholpen en meegenomen naar het ziekenhuis.
3.5 Klager heeft zich vervolgens uitgeschreven bij de apotheek en zich elders ingeschreven.
4. De klacht en de reactie van de apotheker
4.1 Klager verwijt de apotheker dat hij:
- hem in hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, terwijl hij in acuut levensgevaar was;
- omstanders heeft getracht te weerhouden van het verlenen van hulp, door klager botweg, alsook ongefundeerd als ‘simulant’ te bestempelen;
- niet tijdig de medicatie heeft verstrekt, zoals door de huisarts voorgeschreven ter
bestrijding van de bij klager ontstane (hart)klachten.
4.2 De apotheker heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de apotheker de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende apotheker. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de apotheker geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. De kennis achteraf, namelijk dat na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat bij klager een spoed hartkatheterisatie nodig bleek en het plaatsen van een stent, kan niet bij de beoordeling worden betrokken omdat de apotheker die wetenschap op het moment van handelen niet had.
5.2 Het college oordeelt dat de apotheker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hieronder legt het college uit hoe tot dat oordeel is gekomen. De beoordeling van de klacht Klachtonderdeel a) en b) in een hulpeloze toestand brengen of laten en het weerhouden van het verlenen van hulp door omstanders
5.3 Gelet op de samenhang zullen de klachtonderdelen a en b gezamenlijk worden besproken.
5.4 Klager stelt dat hij, toen bij aankomst bleek dat de apotheek gesloten was, in eerste instantie de aandacht van de zichtbaar aanwezige apotheker heeft willen trekken door op de voordeur tikken. Er volgde geen reactie en daarop sloeg klager nogmaals op het raam en gaf daar ook een schop tegenaan. Vanwege paniek die bij klager was ontstaan, verslechterde zijn fysieke toestand en zakte hij tegen de voordeur van de apotheek in elkaar. Door omstanders werd vervolgens de ambulancedienst ingeschakeld. In afwachting op de komst daarvan, raakte klager weer bij bewustzijn en zag hij dat de apotheker op hem af stapte. Klager verzocht de apotheker om de voorgeschreven medicatie te verstrekken, maar hier werd niet op gereageerd en de apotheker bleef met gekruiste armen tussen het publiek staan. De apotheker maakte vervolgens een van de omstanders wijs dat klager een simulant was door te verkondigen dat klager “aandacht zocht en enkel toneel speelde”. Hierna arriveerde de ambulance en werd klager met spoed naar het ziekenhuis gebracht.
5.5 De apotheker voert aan klager in eerste instantie niet te hebben opgemerkt.
Pas nadat hij het nodige lawaai hoorde is hij naar buiten gegaan en zag daar klager
op de grond liggen voor de apotheek. Hij herkende klager op dat moment niet. Er waren
veel omstanders en de ambulance was al gearriveerd. Nadat hij klager herkende en hem
aansprak, kwam klager overeind en liep driemaal een aantal meters zijn kant op om
hem proberen te slaan of te raken. De apotheker heeft niet gehoord dat klager om medicatie
verzocht. Wel heeft hij bedacht om op enig moment zijn assistentes opdracht te geven
om het recept klaar te maken en om de medicatie aan het ambulancepersoneel mee te
geven. Hij betwist te hebben gezegd dat wat hij aantrof onecht gedrag was
of dat klager aandacht zocht of toneel speelde. De apotheker heeft de situatie ingeschat
dat klager reeds onder de hoede van het ambulancepersoneel was en dus in juiste en
goede handen. Op dat moment kon de apotheker niets meer voor klager betekenen.
5.6 Partijen geven verschillende lezingen van de gebeurtenis op 21 september 2023. Om te kunnen oordelen of de apotheker redelijk bekwaam en redelijk heeft gehandeld moeten de feiten vaststaan. Het college kan in dit geval niet vaststellen dat de apotheker klager inderdaad in een hulpeloze toestand heeft gelaten of gebracht en of hij de dingen heeft gezegd die klager hem verwijt. De verklaringen van klager en die van de apotheker staan daarin tegenover elkaar. Het college overweegt dat in gevallen waarin de lezingen van partijen omtrent een (onderdeel van de) klacht uiteenlopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, die klacht dan wel dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond kan worden verklaard. Dit berust er niet op dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van de apotheker, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat bepaalde gedragingen van een apotheker hem tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is. Dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. In deze zaak is dat niet vast te stellen. Dit betekent dat klachtonderdeel a en b, door het ontbreken van een vaststaande feitelijke grondslag, kennelijk ongegrond zijn.
Klachtonderdeel c) niet tijdig verstrekken van medicatie
5.7 Het college stelt vast dat er geen sprake was van een spoedrecept, zoals
door de huisarts voorgeschreven. De apotheker heeft vervolgens gehandeld op basis
van de situatie hoe hij die op dat moment aantrof. Niet wordt betwist dat de medicatie
vervolgens met spoed werd klaargemaakt en werd meegegeven aan het ambulancepersoneel.
Hierbij merkt het college op dat in de gegeven omstandigheid juist het niet acuut
verstrekken van medicatie aan klager getuigt van professioneel handelen, omdat de
apotheker op dat moment niet kon weten wat de oorzaak was van de onwelwording en dus
onvoldoende bekend was met de gezondheidstoestand van klager. Het college is van oordeel
dat de apotheker hierin geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daarmee is
ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 8 april 2024 door A.A.A.M. Schreuder voorzitter, D.J.
Touw en
P.C. Daniels-Hansum, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.E.A. van Dooren-Gerding,
secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.