ECLI:NL:TGZRZWO:2025:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7116
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:4 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-01-2025 |
Datum publicatie: | 16-01-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7116 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater kennelijk ongegrond. De psychiater heeft ter voorbereiding op het aanvragen van een zorgmachtiging, een medische verklaring opgesteld met betrekking tot klager. Klager verwijt de psychiater dat zij de medische verklaring heeft opgesteld op basis van een onjuiste beoordeling. Ook zou de psychiater niet onafhankelijk zijn geweest. Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 10 januari 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
psychiater,
werkzaam in E,
verweerster, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. M. Kok, werkzaam in Deventer.
1. De zaak in het kort
1.1 De psychiater heeft ter voorbereiding op het aanvragen van een zorgmachtiging, een medische verklaring opgesteld met betrekking tot klager. Klager verwijt de psychiater dat zij de medische verklaring heeft opgesteld op basis van een onjuiste beoordeling. Ook zou de psychiater niet onafhankelijk zijn geweest, omdat zij een behandelrelatie met de ex-partner van klager en haar dochter zou hebben gehad.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 16 april 2024;
- aanvulling op het klaagschrift, ontvangen op 27 juni 2024;
- het verweerschrift, ontvangen op 25 juli 2024;
- door de secretaris bij de gemachtigde van de psychiater opgevraagde stukken, binnengekomen op 14 augustus 2024 en op 19 augustus 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 9 oktober 2024;
- nadere stukken van de zijde van de psychiater, ontvangen op 21 oktober 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
2.3 Klager heeft gelijktijdig met deze klacht, een klacht ingediend tegen zijn voormalig regiebehandelaar. Deze klacht is bekend onder zaaknummer Z2024/7117. In beide zaken wordt vandaag afzonderlijk uitspraak gedaan.
3. De feiten
3.1 Bij klager, geboren in 1985, werd door team VIA (Vangnet, Informatie en Advies)
van F een traject gestart om een zorgmachtiging aan te vragen in verband met langer
bestaande zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld van klager. De voorbereidingen
voor het aanvragen van de zorgmachtiging werden door de geneesheer-directeur toegewezen
aan team FACT G van H.
3.2 In het kader van de aanvraag van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte
geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), stelde de regiebehandelaar van klager op
29 juni 2021 een zorgplan op. Hierin schreef zij dat er sprake was van een psychiatrische
stoornis bij klager, namelijk een ‘Andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of
andere psychotische stoornis’. Ook beschreef zij dat klager zichzelf niet ziek vond
en dat hij niet open stond voor medicatie. Verder benoemde de regiebehandelaar de
uit de stoornis voortkomende dreiging van ernstig nadeel, waaronder maatschappelijke
teloorgang, overlast en dreigend gevaar voor zichzelf en anderen. De vormen van verplichte
zorg die konden worden ingezet om het (dreigend) ernstig nadeel te voorkomen wanneer
dit op vrijwillige basis niet mogelijk was, stonden in het zorgplan beschreven. Het
toedienen van dwangmedicatie en een klinische opname om klager in te stellen op medicatie
behoorden tot de mogelijkheden van verplichte zorg.
3.3 Verweerster werd als psychiater gevraagd om een onafhankelijke beoordeling te geven over het psychiatrische toestandsbeeld van klager en om daarvan verslag te doen in een medische verklaring zoals bedoeld in de Wvggz.
3.4 Op 30 juni 2021 ging de psychiater op huisbezoek bij klager. De psychiater kwam op basis van haar onderzoek tot de conclusie dat er bij klager (vermoedelijk) sprake was van een psychotische stoornis in het kader van middelenmisbruik of in het kader van schizofrenie. Zij bevestigde de door de regiebehandelaar gestelde diagnose ‘andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis’ als hoofddiagnose. Ook onderschreef zij het daaruit voortkomend aanzienlijke risico op ernstig nadeel, waaronder maatschappelijke teloorgang, overlast, agressie naar zichzelf en ruzie met
instanties. Volgens de psychiater kon het ernstig nadeel niet anders dan vanuit verplichte zorg worden afgewend. Op 8 juli 2021 werd de medische verklaring ondertekend en aansluitend gedeeld met de geneesheer-directeur.
3.5 Op 9 augustus 2021 werd de aangevraagde zorgmachtiging door de rechtbank toegekehnd voor een periode van zes maanden.
3.6 Op 1 februari 2022, 10 januari 2023 en 10 januari 2024 werd de zorgmachtiging door de rechtbank verlengd voor de periode van een jaar. De psychiater was op geen enkele wijze betrokken bij de voorbereiding van een verlenging van de zorgmachtiging.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat zij:
- een onjuiste beoordeling heeft gedaan in de door haar opgestelde medische verklaring;
- als onafhankelijk psychiater in de zaak van klager heeft opgetreden, terwijl zij een
behandelrelatie had met de ex-partner van klager en haar dochter en dat de zorgmachtigingen
zijn gebaseerd op andere gronden dan op papier staat.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
5.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld en zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Klachtonderdeel a) onjuiste beoordeling
5.3 Klager is van mening dat de psychiater ten onrechte de diagnose ‘psychose/schizofrenie’
heeft overgenomen op basis van een gesprek van twintig minuten. Deze diagnose had
volgens klager niet gesteld mogen worden, omdat hij niet aan de kenmerken daarvoor
voldeed. Ook was er volgens klager geen gevaar voor hemzelf en voor anderen.
5.4 De psychiater heeft toegelicht dat zij haar medische verklaring heeft gebaseerd op basis van het gesprek dat zij met klager voerde tijdens het huisbezoek, het gesprek met de regiebehandelaar van klager en op haar eigen waarnemingen. Hieruit blijkt onder andere dat klager al jaren bekend was met psychotische klachten en dat hij toenemend last had van (vergiftigings)wanen en paranoïde gedachten. Klager vertelde de psychiater tijdens het huisbezoek dat hij al jaren stemmen en geluiden hoorde waar hij last van heeft en dat hij hierom al meerdere keren verschillende instanties, waaronder de politie en de woningbouwvereniging had ingeschakeld. De keuken van klager was door hemzelf deels afgebroken. Ook vertelde klager tijdens het gesprek dagelijks amfetamine te gebruiken.
5.5 Het college is van oordeel dat de psychiater op basis van het bovenstaande een medische verklaring heeft kunnen opstellen ten behoeve van het aanvragen van een zorgmachtiging. Niet is gebleken dat zij dit op basis van een onjuiste beoordeling heeft gedaan. Gezien de informatie die zij heeft verkregen van zowel klager, zijn regiebehandelaar als uit haar eigen observaties, acht het college de door de psychiater destijds gestelde hoofddiagnose ‘Shizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen’, aannemelijk. De psychiater heeft in haar medische verklaring duidelijk beschreven dat er sprake was van ernstig nadeel en waaruit dit bestond. Dat de psychiater concludeerde dat het ernstig nadeel niet anders dan vanuit verplichte zorg kon worden afgewend, volgt volgens het college logischerwijs uit de omschreven problematiek en de omstandigheid dat klager zich verzette tegen het verlenen van verplichte zorg. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater de conclusies in haar medische verklaring op goede gronden kunnen vaststellen en heeft zij haar conclusies ook voldoende onderbouwd.
5.6 Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor wat betreft het beoordelen van het psychiatrische toestandsbeeld van klager en het opstellen van de medische verklaring. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) onafhankelijke beoordeling
5.7 Klager stelt dat de psychiater niet onafhankelijk was, omdat zij een behandelrelatie had met de ex-partner van klager en haar dochter en dat daardoor de zorgmachtigingen zijn gebaseerd op andere gronden dan op papier staat.
5.8 De psychiater stelt dat zij haar medische verklaring heeft gebaseerd op een
onafhankelijke beoordeling. De psychiater was tijdens de beoordeling niet werkzaam
bij team FACT G en wist niet wie de ex-partner van klager was.
De psychiater was alleen betrokken bij het voorbereiden van de zorgmachtiging die
op 9 augustus 2021 werd toegekend.
5.9 Gezien de beschikbare informatie concludeert het college dat de psychiater een onafhankelijke psychiatrische beoordeling bij klager heeft gedaan. Dat de psychiater klager eerder behandelde is niet gebleken. In die zin was haar afstand tot klager groot genoeg. Niet is gebleken dat haar beoordeling is gebaseerd op andere bronnen dan in haar medische verklaring vermeld staan of dat haar conclusie dat gedwongen zorg aangewezen was, op andere gronden is gebaseerd dan zij in haar medische verklaring heeft benoemd. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 10 januari 2025 door J. Sap, voorzitter, J.M.C. van
Dam en T.S. van der Veer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.E.A. van Dooren-Gerding,
secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.