ECLI:NL:TGZRZWO:2025:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7261
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:28 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-03-2025 |
Datum publicatie: | 13-03-2025 |
Zaaknummer(s): | Z2024/7261 |
Onderwerp: | Niet of te laat verwijzen |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster was uitgevallen voor haar werk maar volgens de bedrijfsarts in staat haar werk uit te voeren. Klaagster gaf bij de bedrijfsarts aan een second opinion te willen. Het verwijt is dat de bedrijfsarts de aanvraag voor een second opinion heeft getraineerd en niet adequaat heeft gefaciliteerd. Het college oordeelt dat de bedrijfsarts bij het verzenden van de aanvraag voor de second opinion voortvarender te werk had moeten gaan. Klacht gegrond, waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 11 maart 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
bedrijfsarts,
destijds werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. P. Willems, werkzaam in Beekbergen.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is naar aanleiding van haar ziekmelding op 28 februari 2024, op
9 april 2024 op het spreekuur bij de bedrijfsarts (verweerster) verschenen. De bedrijfsarts
oordeelde dat klaagster medisch gezien belastbaar was voor het uitvoeren van haar
eigen werkzaamheden. Klaagster heeft tijdens dat spreekuur aangegeven dat zij het
niet met dat oordeel eens was en dat zij een second opinion wenste. Op 15 april 2024
heeft klaagster de naam van de bedrijfsarts van haar keuze voor de second opinion
doorgegeven. De second opinion was voor 4 juni 2024 ingepland maar deze heeft geen
doorgang kunnen vinden omdat die bedrijfsarts de aanvraag voor de second opinion nog
niet van verweerster had ontvangen.
1.2 Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat zij de aanvraag voor de second opinion
heeft getraineerd en dat de bedrijfsarts is tekortgeschoten in haar zorgplicht door
de second opinion niet adequaat te faciliteren.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt een waarschuwing
op. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het
college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 5 juni 2024;
- het verweerschrift met bijlage, ontvangen op 22 augustus 2024;
- de repliek met bijlagen, ontvangen op 2 oktober 2024;
- de dupliek, ontvangen op 21 oktober 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 31 januari 2025. De partijen zijn verschenen. Verweerster werd bijgestaan door mr. V.S. Voogt-Prijn, kantoorgenoot van mr. Willems. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. De feiten
3.1 Klaagster (geboren in 1966) heeft zich op 28 februari 2024 ziekgemeld, nadat
zij op 13 februari 2024 op een preventief spreekuur was verschenen. Vanuit een verzuimconsult
met een adviseur Arbeid en Gezondheid (op 22 maart 2024) is klaagster voor verder
advies naar een bedrijfsarts bij E verwezen. Dit consult vond plaats op 9 april 2024;
verweerster was de bedrijfsarts.
3.2 Verweerster heeft op het consult van 9 april 2024 geoordeeld dat er medisch
gezien geen sprake was van ziekte of gebrek, maar van klachten die verband hielden
met de werksituatie. Medisch gezien was klaagster naar het oordeel van verweerster
per 10 april 2024 belastbaar voor het uitvoeren van haar eigen werkzaamheden. Klaagster
heeft daarop direct aangegeven het daarmee oneens te zijn en dat zij een second opinion
wenste.
3.3 Op 11 april 2024 ontving klaagster via verzuimsysteem XpertSuite een link om voor
de second opinion de bedrijfsarts van haar keuze (hierna: second opinion bedrijfsarts) aan te geven. XpertSuite is het interne communicatiesysteem van E. Op 15 april 2024 heeft klaagster haar keuze doorgegeven. Op de vraag van klaagster (23 april 2024) aan de bedrijfsarts of zij de aanvraag al had doorgezet, antwoordde verweerster op 6 mei 2024 dat zij daarmee bezig was.
3.4 Op 15 mei 2024 heeft klaagster het ingevulde Machtigingsformulier en Aanvraagformulier Second Opinion aan zowel verweerster als de second opinion bedrijfsarts gemaild. Klaagster schrijft in het aanvraagformulier onder het kopje Vraagstelling second opinion:
“Dit is mijn vraagstelling.
Ik ben het niet eens met advies van de bedrijfsarts. Ik ben gezien de omstandigheden
niet in staat mijn werk uit voeren en verzoek om deze reden om een second opinion.”
3.5 De second opinion bedrijfsarts heeft verweerster op 21 mei 2024 per e-mail verzocht om spoedige toezending van de verwijzing zodat hij klaagster begin juni op zijn spreekuur zou kunnen zien. Verweerster heeft op 23 mei 2024 geantwoord dat zij nog met de aanvraag bezig was, waarop de second opinion bedrijfsarts haar diezelfde dag per e-mail heeft laten weten dat de vraag niet ingewikkeld was en dat hij daarmee uit de voeten kon. Aan klaagster heeft hij op 28 mei 2024 bevestigd dat zij voor het spreekuur op 4 juni 2024 was ingepland.
3.6 Verweerster heeft klaagster op 29 mei 2024 per e-mail geschreven dat zij de vraagstelling voor de second opinion niet specifiek genoeg vond en haar gevraagd meer specifiek aan te geven waarmee zij het oneens was en waarover zij een second opinion wenste. Vervolgens heeft verweerster dit ook aan de second opinion bedrijfsarts laten weten en aangegeven dat zij de reactie van klaagster afwacht, en de aanvraag zal doorsturen wanneer er een goede vraagstelling is.
3.7 Bij e-mail van 30 mei 2024 heeft de second opinion bedrijfsarts verweerster bericht dat hij nader telefonisch contact met klaagster heeft gehad over de vraagstelling, dat voor hem de vraagstelling van klaagster helder is en dat hij zoals hij schrijft “omdat bij haar de nood hoog is” voor klaagster een consultafspraak op 4 juni 2024 heeft vrijgehouden. Verder schrijft hij “Wanneer ik uw verwijzing dan niet heb ontvangen zal ik het consult alsnog moeten verschuiven naar een datum verderop.”
3.8 Op 31 mei om 10.47 uur heeft verweerster klaagster verzocht op de e-mail van
29 mei 2024 te reageren. Klaagster heeft om 11.04 uur de Aanvraag Second Opinion naar
verweerster gemaild met een aangepaste vraagstelling. Onder het kopje Vraagstelling
second opinion is vermeld:
“Dit is mijn vraagstelling.
Ik ben het niet eens met het advies van de bedrijfsarts. Ik ben, gezien de omstandigheden,
niet in staat mijn werk uit te voeren en verzoek om deze reden om een second opinion.
C acht mij per 10 april 2024 belastbaar voor mijn eigen werk. Ik ben het daar niet
mee eens. Ik had en heb nog klachten en beperkingen.
Tevens betwist ik dat sprake is van spanningen in de arbeidsrelatie en het advies
hierover in gesprek te gaan.”
3.9 Op 3 juni 2024 om 17.54 uur heeft de second opinion bedrijfsarts verweerster laten weten dat hij genoodzaakt is het consult voor klaagster van 4 juni 2024 uit te stellen omdat hij nog geen aanvraag Second Opinion van verweerster heeft ontvangen.
3.10 Bij e-mail van 4 juni 2024 heeft klaagster verweerster laten weten dat zij teleurgesteld is in de handelwijze van verweerster en dat zij daarom bij het college een klacht tegen haar heeft ingediend. Verweerster heeft bij e-mail van 5 juni 2024 om 17.37 uur aangegeven: “…vrijdag, noch maandag heb ik uw bericht van 31 mei gezien anders had ik zeker gereageerd…” Verweerster schrijft verder dat zij het jammer vindt dat een en ander zo is gelopen en biedt daarvoor haar excuses aan.
4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat zij:
- de aanvraag voor een second opinion heeft getraineerd; en
- tekort is geschoten in haar zorgplicht door het niet adequaat faciliteren van een second opinion.
4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Klachtonderdelen a) het traineren van de aanvraag voor een second opinion en b) het
tekortschieten in de zorgplicht door het niet adequaat faciliteren van de second opinion
Klachtonderdelen a) het traineren van de aanvraag voor een second opinion en b) het
tekortschieten in de zorgplicht door het niet adequaat faciliteren van de second opinion
5.2 Het college ziet aanleiding beide klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.
Klaagsters verwijt over het niet adequaat faciliteren van de second opinion, waardoor
verweerster aldus klaagster tekortschoot in de zorgplicht, vloeit rechtstreeks voort
uit het verwijt dat verweerster de aanvraag voor de second opinion niet tijdig zou
hebben verzonden.
5.3 Verweerster heeft in het consult op 9 april 2024 aangegeven dat er naar haar oordeel geen sprake was van ziekte of gebrek, maar van klachten die samenvielen met de werksituatie en dat zij klaagster per 10 april 2024 belastbaar achtte voor eigen werk. Omdat klaagster direct aangaf dat zij zich hierin niet kon vinden en dat zij een second opinion wilde, heeft verweerster haar op 11 april een digitale link gestuurd, waarmee klaagster kon aangeven welke bedrijfsarts zij voor een second opinion wilde benaderen. Vaststaat dat klaagster deze keuze op 15 april 2024 digitaal aan verweerster heeft doorgegeven.
5.4 Nu verweerster klaagster belastbaar had geoordeeld voor eigen werk, betekende dat, dat de werkgever klaagster kon oproepen om weer op het werk te verschijnen. Klaagster vond dat zij daar niet toe in staat was. Volgens het college was er derhalve alle reden om de door klaagster gevraagde second opinion met de nodige voortvarendheid op te starten. Het college constateert dat verweerster dat onvoldoende heeft gedaan. Verweerster had op verschillende momenten sneller kunnen en moeten handelen.
In het ‘10 Stappenplan Second Opinion’ van de Nederlandse Vereniging voor Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) is uitgewerkt, welke stappen de bedrijfsarts, werknemer en second opinion bedrijfsarts dienen te zetten om een second opinion goed te laten verlopen. Dit stappenplan gaat ervan uit dat - nadat is vastgesteld dat een second opinion een geschikte weg is en de werknemer een second opinion bedrijfsarts heeft gekozen - een bedrijfsarts met bekwame spoed de door de werknemer ondertekende machtiging voor het verstrekken van medische gegevens en het aanvraagformulier aan de second opinion bedrijfsarts verzendt. In het stappenplan regisseert een bedrijfsarts het proces van de aanvraag. De vraagstelling is in beginsel die van de werknemer. Uitvoerig overleg over de vraagstelling voor de second opinion is geen aparte stap.
Verweerster heeft hierin, naar het oordeel van het college, een te afwachtende houding aangenomen. Ze heeft ook na een eerste rappel afgewacht, totdat klaagster op 15 mei 2024 een aanvraagformulier met haar vraagstelling e-mailde (aan verweerster en de second opinion bedrijfsarts). Vervolgens e-mailde de second opinion bedrijfsarts op 21 mei 2024 een verzoek aan verweerster om spoedige toezending van de aanvraag, zodat hij klaagster begin juni op spreekuur kon zien. Verweerster antwoordde op 23 mei 2024 dat ze nog met de vraagstelling bezig was. Echter pas op 29 mei 2024 e-mailde zij aan klaagster dat ze de vraagstelling niet specifiek genoeg vond. Het college oordeelt dat verweerster in deze periode meer de regie had moeten nemen en sneller had moeten handelen.
5.5 Verweerster heeft aangegeven dat ook zij achteraf vindt dat ze sneller had
kunnen handelen, maar dat het verzenden van de aanvraag langer duurde, omdat zij een
zorgvuldige vraagstelling voor de second opinion wilde opstellen. Van de noodzaak
voor het nader preciseren van de vraagstelling heeft verweerster het college echter
niet kunnen overtuigen. Dat klemt te meer nu de second opinion bedrijfsarts verweerster
bij e-mail van 23 mei 2024 al had laten weten, dat hij met de door klaagster geformuleerde
vraagstelling wel uit de voeten kon. Verweerster heeft ter zitting aangevoerd dat
de zaak complex was en dat er meer speelde. Dit betekent echter niet dat de vraagstelling
ook complex was. Bovendien hadden eventuele complicerende bijkomende omstandigheden
voor verweerster juist aanleiding moeten zijn om conform het eerder aangehaalde stappenplan
van de NVAB met voortvarendheid en zo nodig in overleg met klaagster te zorgen voor
tijdige verzending van de aanvraag.
5.6 Verweerster heeft in haar verweer gesteld dat zij de second opinion bedrijfsarts,
nadat hij haar op 30 mei 2024 opnieuw had gevraagd de aanvraag spoedig op te sturen,
zou hebben laten weten dat de second opinion wat haar betreft op 4 juni doorgang kon
vinden. Het college heeft hiervan echter geen bewijs gezien. Feit blijft dat de second
opinion bedrijfsarts de afspraak heeft geannuleerd, omdat hij geen aanvraag had ontvangen.
Wat hiervan ook zij: verweerster heeft klaagster op 31 mei 2024 gevraagd om op haar
verzoek om een nader gepreciseerde vraagstelling te reageren. Klaagster heeft vrijwel
direct per e-mail op dat verzoek gereageerd. Die reactie heeft verweerster die vrijdag,
maar ook de maandag daarop (3 juni 2024), niet meer gezien. Het college is van oordeel,
dat verweerster ook toen alerter had moet zijn. Ze wist immers dat de second opinion
op dinsdag 4 juni 2024 was ingepland en dat klaagster groot belang had bij het doorgaan
daarvan.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat verweerster in haar handelen omtrent
het faciliteren van de second opinion en het verzenden van de aanvraag daarvoor is
tekortgeschoten. Dit betekent dat beide onderdelen van de klacht gegrond zijn. Daaraan
doet niet af dat het college, anders dan klaagster stelt, niet is gebleken dat verweerster
het verzenden van de aanvraag opzettelijk heeft getraineerd.
Maatregel
5.8 Verweerster heeft in haar reactie op de klacht erkend dat zij sneller had
kunnen handelen. Het college concludeert dat verweerster niet alleen voortvarender
had kunnen, maar ook had moeten handelen bij het faciliteren van de second opinion
en het verzenden van de aanvraag daarvoor. Het college is er niet van overtuigd geraakt,
dat verweerster de noodzaak daarvan, ook terugkijkend, daadwerkelijk inziet. Omdat
verweerster nog niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is geweest, zal het college
volstaan met het opleggen van een waarschuwing.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de bedrijfsarts een waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, H.C.B. van der Meer, lid-jurist,
F.J. Perquin, H. Donkers en M. Prenger, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.