ECLI:NL:TGZRZWO:2025:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8021
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:139 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 31-10-2025 |
| Datum publicatie: | 04-11-2025 |
| Zaaknummer(s): | Z2025/8021 |
| Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
| Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
| Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een radioloog kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Verweerder beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen ten aanzien van de verslaglegging van de MRI-scan. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Klaagster verwijt de radioloog dat er niet adequaat is gecommuniceerd met de aanvragend neuroloog, waardoor een onbruikbare uitslag werd afgegeven. Na een gesprek met verweerder, het afdelingshoofd en een collega-neuroradioloog werd het verslag niet herzien. Het college kan niet vaststellen dat verweerder bij die beoordeling en verslaglegging onzorgvuldig en niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend radioloog te werk is gegaan. Het is aan verweerder, als zorgprofessional, om te bepalen wat er in zijn verslag wel of niet opgenomen wordt en of dit moet worden aangepast na herbeoordeling. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 31 oktober 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde C,
tegen
F,
radioloog,
werkzaam in G,
verweerder, hierna ook: de radioloog,
gemachtigde mr. E.J.C. de Jong, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 In maart 2023 werden na verwijzing door de neuroloog MRI-scans van klaagster
haar hersenen gemaakt. Verweerder beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag.
Klaagster had bedenkingen ten aanzien van de verslaglegging van de MRI-scan. Zij vermoedde
neuroborreliose (ziekte van Lyme). Klaagster verwijt de radioloog dat er niet adequaat
is gecommuniceerd met de aanvragend neuroloog, waardoor een onbruikbare uitslag werd
afgegeven. Na een gesprek met verweerder, het afdelingshoofd en een collega-neuroradioloog
werd het verslag niet herzien. Klaagster is het ook daar niet mee eens.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar kennelijk
ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen
te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna
licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 januari 2025;
- het verweerschrift, ontvangen op 21 maart 2025;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 8 mei 2025;
- de CD-rom met röntgenbeelden, ontvangen op 23 september 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. Klaagster heeft ook klachten ingediend tegen twee andere radiologen, bekend onder zaaknummers Z2025/8019 en Z2025/8020. Op die klachten wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
3. De feiten
3.1 Klaagster werd door een neuroloog vanwege mogelijke afwijkingen en neuropatische pijn in de armen verwezen om MRI-scans te laten maken van de hersenen en de halswervelkolom. In de aanvraag van de neuroloog staat (alle citaten letterlijk overgenomen):
’’Mogelijk 2x TIA (2005, 2015, toen geen beeldvorming). Diplopie bij kijken naar rechts
en links, en gevoel van instabiliteit in hoofd.
Hypertensie. Mamma ca (2014)
Gerichte vraagstelling: Intracerebrale afwijkingen?
Neuropathische pijn in beide armen, rechts meer dan links. CWK stenose? Foramina
vernauwing?’’
3.2 Op 19 maart 2023 werd de MRI-scan gemaakt. Verweerder beoordeelde de scans op 20 maart 2023 en maakte een verslag van zijn bevindingen:
’’Conclusie
Wittestofafwijkingen als bovenbeschreven, overig intracranieel geen structurele
veranderingen. Geen wortelcompromittering danwel wervelkanaalstenose of myelopathie.’’
Op 22 maart 2023 stuurde de neuroloog een bericht aan verweerder met de vraag of hij nog iets kon zeggen over etiologie en of dit het meest waarschijnlijk vasculair of meer passend bij andere etiologie was. Verweerder stuurde op 28 maart 2023 het volgende bericht terug:
’’Inderdaad waarschijnlijk vasculair, met name obv microangiopathie, echter ook direct
periventriculair als wel word gezien bij een hemodymnamische aandoening/ hypertensie.’’
3.3 Klaagster had bedenkingen bij de beoordeling en het MRI-verslag van verweerder. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Op 8 december 2023 stuurde klaagster een klachtenbrief naar het afdelingshoofd van de afdeling radiologie. Vervolgens diende klaagster op 12 februari 2024 een klacht in bij het ziekenhuis en werd de klachtenbemiddeling betrokken. Bij brief van 4 maart 2024 reageerde het afdelingshoofd op de klacht. Na het opnieuw bekeken te hebben van de MRI-scan kwam verweerder tot dezelfde conclusie als het verslag van 20 maart 2023. Het verzoek om een uitbreiding van het verslag werd afgewezen.
3.4 Op 2 juli 2024 vond er een bemiddelingsgesprek tussen klaagster, haar echtgenoot,verweerder
en een collega-neuroradioloog plaats, waarin de MRI-scans werden besproken en toegelicht.
Ook werd klaagster gewezen op de mogelijkheid van een second opinion in een ander
ziekenhuis. Naar aanleiding van dit gesprek verzocht klaagster om het MRI-verslag
aan te passen in verband met nieuwe details. De afdeling besloot om het verslag niet
aan te passen en ook het vezoek om de scans nogmaals te bespreken met het afdelingshoofd
werd bij brief van 13 augustus 2024 geweigerd, omdat daar geen aanleiding voor was.
3.5 Bij brief van 6 oktober 2024 vroeg klaagster om een zelf opgestelde aangepaste versie van het MRI-verslag in het dossier te voegen in plaats van het verslag van 20 maart 2023 en het bestaande verslag te vernietigen. Het afdelingshoofd liet in een reactie hierop bij brief van 14 november 2024 aan klaagster weten dat vervanging niet mogelijk was, maar klaagster wel een aanvulling op het originele verslag kon maken in de vorm van een eigen verklaring. Hierna was er over en weer contact tussen klaagster en de afdeling, maar dit leidde niet tot een oplossing.
4. De klacht en de reactie van de radioloog
4.1 Klaagster verwijt de radioloog dat hij:
- op 19 maart 2023 onzorgvuldig is omgesprongen met een onvolledige en deels onjuiste aanvraag voor een MRI van het cerebrum en de cervicale wervelkolom, door niet adequaat met de aanvragende neuroloog te communiceren om de hulpvraag te preciseren en daardoor de MRI-scan onjuist te beoordelen;
- na bespreking op 2 juli 2024 het MRI-verslag/rapport van 20 maart 2023 niet heeft aangepast, terwijl er nieuwe details naar voren waren gekomen;
- ook na 2 juli 2024, ondanks herhaald verzoek, geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek
om aanpassing/rectificatie van het verslag. De bezwaren zijn, zonder inhoudelijk op
de materie in te gaan, terzijde geschoven.
4.2 De radioloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
Hij heeft de MRI’s adequaat beoordeeld en toegelicht. Er was geen informatie bij de
aanvraag van de MRI-scan dat er mogelijk sprake was van Lyme. De radioloog is van
mening dat hij van de juistheid van de aanvraag mocht uitgaan. Verder stelt hij zich
op het standpunt dat er geen aanleiding was voor aanpassing van het verslag van de
MRI en het al dan niet aanpassen zijn beoordelingsvrijheid betreft. Op het verzoek
tot rectificatie van het MRI-verslag is volgens de radioloog ingegaan door middel
van een brief van het afdelingshoofd in samenspraak met hem.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende radioloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de radioloog geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat betekent ook dat achteraf verkregen kennis
en wetenschap, evenals het verdere beloop, buiten beschouwing moet worden gelaten,
omdat verweerder die wetenschap op het moment van zijn handelen ook niet had. Het
tuchtrecht kent geen centrale tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van het ziekenhuis(afdeling)
voor het handelen en/of nalaten van de aldaar werkzame artsen in algemene zin. Iedere
arts draagt de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld.
Klachtonderdeel a) onzorgvuldig omgaan met aanvraag en onjuiste beoordeling MRI
5.3 De kern van dit klachtonderdeel is dat verweerder volgens klaagster onzorgvuldig
is omgesprongen met een onvolledige en deels onjuiste aanvraag, daarover geen behoorlijke
afstemming heeft gehad met de aanvragend neuroloog, waardoor een onvolledige en onbruikbare
uitslag werd gegeven van de MRI-scan van klaagster.
5.4 Verweerder is gevraagd om een MRI-scan, gemaakt op 19 maart 2023 van de
hersenen en de wervelkolom, te beoordelen. Die scan is gemaakt in opdracht van de
behandelend neuroloog van klaagster. Uit het verslag van verweerder, zoals deels weergegeven
in 3.1 en 3.2, blijkt dat de vraagstelling van de neuroloog gericht was op intracerebrale
afwijkingen. Verweerder heeft in het verslag opgenomen hoe hij tot zijn conclusies
is gekomen en welke dingen hij wel of niet heeft geobserveerd.
Naar het oordeel van het college mocht verweerder daarbij uitgaan van de juistheid
van de aanvraag en heeft hij kunnen volstaan met het beantwoorden van de vraagstelling
in die aanvraag. Het was in dit geval niet aan verweerder om nader onderzoek te (laten)
doen dan wel bij de aanvragend neuroloog aan te dringen op nadere klinische gegevens.
Het college neemt daarbij in aanmerking dat radiologen in beginsel reactief handelen
op basis van de aanvraag en de daarin genoemde informatie. Naar het oordeel van het
college heeft verweerder dat in dit geval ook op de juiste wijze gedaan. De vraagstelling
in de aanvraag was summier, maar duidelijk. Dat in de aanvraag geen verdenking op
Lyme is genoemd kan verweerder niet worden tegengeworpen.
Naast het doen van verslag in reactie op de vraagstelling, heeft verweerder ook
nog een toelichting gegeven naar aanleiding van een nadere schriftelijke vraag van
de aanvragend neuroloog. Nu daarna geen vragen meer aan verweerder zijn gesteld, mocht
hij er van uitgaan dat de vraag voldoende was beantwoord. Het lag niet op de weg van
verweerder om nader contact op te nemen met de neuroloog teneinde de hulpvraag te
preciseren, zoals door klaagster wordt gesteld. Het is aan de behandelend specialist
om vervolgens het verdere beleid en het al dan niet doen van nader onderzoek te bepalen
als er meerdere oorzaken voor de geconstateerde afwijkingen aan te wijzen zijn. Verweerder
kan daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt voor wat betreft de aanvraag
en de afstemming daarover met de aanvragend neuroloog. Dat geldt eveneens voor het
radiologisch onderzoek van de hersenen en de halswervelkolom van klaagster en de beoordeling
daarvan door verweerder. Uit het hiervoor genoemde verslag en de desgevraagde nadere
toelichting van verweerder, blijkt dat verweerder de MRI-scan heeft beoordeeld aan
de hand van de door de neuroloog gedane vraagstelling. Het college kan niet vaststellen
dat verweerder bij die beoordeling en verslaglegging onzorgvuldig en niet als een
redelijk bekwaam en redelijk handelend radioloog te werk is gegaan. Dit klachtonderdeel
wordt daarom ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen b) en c) niet aanpassen MRI-verslag na nieuwe details en geen gehoor
geven aan verzoek om rectificatie
5.5 Het college is van oordeel dat klachtonderdelen b) en c) niet kunnen slagen.
Klaagster maakt verweerder het verwijt dat hij zijn MRI-verslag niet heeft aangepast
naar aanleiding van de gezamenlijke bespreking van de MRI-beelden op 2 juli 2024,
en ook hierna niet is ingegaan op haar verzoeken om rectificatie. Dat klaagster het
niet eens is met de inhoud van het MRI-verslag en het verslag niet is aangepast, kan
niet leiden tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. Het is aan verweerder, als zorgprofessional,
om te bepalen wat er in zijn verslag wel of niet opgenomen wordt en of dit moet worden
aangepast na herbeoordeling. Het stond hem vrij de keuze te maken om na het gesprek
van 2 juli 2024 het bestaande verslag niet te wijzigen. Klaagster is door verweerder
wel in de gelegenheid gesteld om een eigen verklaring op te stellen die zou kunnen
worden toegevoegd aan het dossier. Tot slot constateert het college dat telkens inhoudelijk
op de schriftelijke verzoeken/brieven van klaagster is gereageerd door het afdelingshoofd,
mede namens verweerder. Klachtonderdelen b en c zijn dan ook ongegrond.
Verzoek second opinion
5.6 Het medisch tuchtrecht is bedoeld ter bevordering van de kwaliteit van de gezondheidszorg en leent zich niet voor een verzoek aan het college om het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Radiologie te benaderen teneinde een onafhankelijk radioloog aan te wijzen voor een second opinion. Dit verzoek blijft dan ook buiten bespreking.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 31 oktober 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter,
M. Kraai en B.A.A.M. van Hasselt, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema,
secretaris.
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
-het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard,
of
-als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard,
-het college kennelijk onbevoegd is, of
-voor zover de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b.Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.