ECLI:NL:TGZRZWO:2025:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7867
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2025:105 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 12-09-2025 |
| Datum publicatie: | 18-09-2025 |
| Zaaknummer(s): | Z2024/7867 |
| Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
| Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
| Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een arts werkzaam op de afdeling dermatologie kennelijk ongegrond. Klaagster werd verwezen in verband met huidklachten en kreeg antibiotica voorgeschreven. Bij ‘verse’ plekken (huiduitslag) kon klaagster terugkomen. Klaagster nam een paar maanden daarna contact op en werd vervolgens door verweerster op consult voor een herbeoordeling gezien. Klaagster vindt onder meer dat zij onvoldoende behandeling heeft gekregen en er onterecht geen nader diagnostisch onderzoek is gedaan. Het college oordeelt dat er op dat moment geen reden was voor aanvullende diagnostiek en verweerster verder ook geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing in raadkamer van 12 septemer 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
arts,
destijds werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: E, werkzaam in D.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster werd vanuit het F verwezen naar de afdeling dermatologie van het
G in verband met huidklachten. Zij kreeg antibiotica voorgeschreven. Bij ‘verse’ plekken
(huiduitslag) kon klaagster terugkomen. Klaagster werd vervolgens door verweerster
op consult voor een herbeoordeling gezien. Na onderzoek concludeerde verweerster dat
er op dat moment geen reden was voor aanvullende diagnostiek.
1.2 Klaagster vindt onder meer dat zij onvoldoende behandeling heeft gekregen
en er onterecht geen nader diagnostisch onderzoek is gedaan.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 26 november 2024, door het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch en doorgestuurd naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, waar de klacht op 25 april 2025 is ontvangen;
- de brief van 2 januari 2025 van de secretaris met het verzoek om aanvulling van de klacht;
- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 17 januari 2025;
- de brief van 24 maart 2025 van de secretaris;
- de e-mail van klaagster met bijlage, ontvangen op 16 april 2025;
- de e-mail van de secretaris aan klaagster van 16 april 2025;
- de e-mail van klaagster, ontvangen op 17 april 2025;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 13 mei 2025.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster kwam in 2021 onder behandeling bij een dermatoloog van het F in verband met huidklachten. Verschillende (antibiotica)crèmes werden voorgeschreven, maar deze hielpen niet. Ook werd een huidbiopt van de kin genomen. Klaagster werd doorverwezen naar de afdeling dermatologie in het G voor een second opinion. Hierover staat in de verwijsbrief van 29 mei 2024 het volgende vermeld (alle citaten letterlijk overgenomen):
’’ (..)
Aanvullend onderzoek
Huidbiopt kin: granulatieweefsel / littekenweefsel bij een (peri) folliculitis. Geen schimmelds. Herpes PCR: negatief.
Conclusie
Acne tarda, dd rosacea. Tevens component dermatitis artefacta.
(..)’’
3.2 Op 26 juli 2024 had klaagster een consult bij een dermatoloog van het G.
Op dat moment was er geen medische indicatie voor het nemen van een biopt of bloedonderzoek. Klaagster kreeg antibiotica en bij ‘verse’ plekken (huiduitslag) kon zij een nieuwe afspraak maken. In augustus en september 2024 stuurde klaagster twee e-mails, in de laatste e-mail van 12 september 2024 gaf ze aan dat “de zweer” al vier maanden niet genas. Op 18 september 2024 zag verweerster klaagster op consult voor een herbeoordeling en onderzocht zij de huid. Verweerster noteerde daarover het volgende:
’’(..)
Aanvullend onderzoek werd reeds elders verricht.
Conclusie
Patiënt met anamnestisch recidiverende ulcera gelaat mogelijk bij dd rosacea dd
manipulatie
Beleid
Bevindingen werden met patiënte en partner besproken
Uitgebreid stilgestaan, ook samen met supervisor dat wij als dermatologie bekijken
of en van welke huidziekte er sprake is. Gezien het ulcus nu bijna genezen is werd
besproken dat aanvullende diagnostiek, middels een biopt, geen informatie zal opleveren
maar wel een litteken achterlaat. Patiënte werd tevens geadviseerd geen behandeling,
zoals Protopic, zonder overleg te starten omdat dit het beeld kan beinvloeden. Daarom
is een diagnose stellen lastig(er).
(..)’’
3.3 Klaagster kreeg het advies om bij nieuwe plekjes contact op te nemen met de
poli, zodat eventueel een biopt kon worden genomen. Na dit bezoek vond er over en
weer nog communicatie plaats tussen verweerster en klaagster via het digitale patiëntenportaal.
De berichten gingen over de diagnose/diagnostiek en een second opinion. Verweerster
adviseerde klaagster onder andere om zich weer tot haar huisarts te wenden als zij
een verwijzing naar een andere specialist wilde. Ook schreef verweerster op 14 oktober
2024 aan klaagster:
’’Het stellen van een juiste dermatologisch diagnose kunnen wij enkel doen bij actieve huidafwijkingen zonder dat deze al behandeld zijn. Daarbij maken wij op indicatie gebruik van aanvullende onderzoek middels een biopt. Dit hebben wij alhier in het ziekenhuis nog niet kunnen doen. Conform het laatste consult is het advies om bij recidief van klachten geen zalven of andere behandeling te starten en contact op te nemen voor een beoordeling op de poli.’’
4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klaagster verwijt de arts dat:
- zij bij de second opinion alleen visueel onderzoek heeft gedaan op basis van de behandeling van acne en er geen aanvullende diagnostiek is gedaan zoals bloedonderzoek, terwijl de ziekte zich ontwikkelt;
- zij geen behandeling heeft ingezet/deze heeft geweigerd;
- de medische geschiedenis geen informatie over de zweren op het lichaam bevat.
4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.2 Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel a) en b) onvoldoende diagnostiek en behandeling geweigerd
5.3 Het college ziet vanwege de onderlinge samenhang aanleiding om deze klachtonderdelen gelijktijdig te bespreken. Klaagster stelt dat zij geen behandeling heeft gekregen. Volgens klaagster had verweerster nader onderzoek moeten inzetten om tot een diagnose te komen. Verweerster betwist dat er tijdens het consult op 18 september 2024 aanleiding was om nader onderzoek te doen. De reden daarvoor was dat er bij klaagster op dat moment geen actieve en verse huidafwijkingen werden geconstateerd en zij terug moest komen als die er wel waren, zodat een biopt kon worden genomen.
5.4 Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster klaagster een behandeling heeft onthouden of geweigerd. Ook hoefde verweerster geen nader onderzoek te doen in de periode dat zij betrokken was bij de behandeling van klaagster. Verweerster heeft, samen met haar supervisor, klaagster desgevraagd herbeoordeeld nadat zij in een ander ziekenhuis is geweest en in juli 2024 door een (collega) dermatoloog van de afdeling op de poli is gezien. Uit het medisch dossier blijkt dat verweerster bij klaagster een anamnese heeft afgenomen en een onderzoek heeft verricht. Op basis van de beschikbare informatie kon zij (nog) niet tot een diagnose kon komen. De conclusie van verweerster was dat er bij klaagster sprake was van anamnestisch recidiverende ulcera aan het gelaat. Differentiaal diagnostisch kon nog worden gedacht aan rosacea of manipulatie. Op dat moment was er voor verweerster geen aanleiding om aanvullend onderzoek te verrichten omdat er klinisch geen sprake was van toenemende activiteit of ziekte ontwikkeling. Aanvullend onderzoek zou daarom ook niet bijdragen aan het stellen van een diagnose. Het college vindt dat verweerster, in samenspraak met haar supervisor, inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar onderzoek van de plekken op het gezicht is geweest en welke overwegingen haar ertoe hebben gebracht om op dat moment geen nadere diagnostiek te laten uitvoeren. Afgaande op de verslaglegging heeft het college geen aanleiding te twijfelen aan de door verweerster gevolgde handelswijze en haar beoordeling. Dat klaagster het niet eens was met de conclusie en het beleid, doet daaraan niet af. Bovendien heeft verweerster klaagster telkens (ook na het consult) te woord gestaan en van advies voorzien. Verweerster heeft aldus naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klachtonderdelen a) en b) zijn ongegrond.
Klachtonderdeel c) medische geschiedenis bevat onvoldoende informatie
5.5 Het college oordeelt dat het verwijt van klaagster, inhoudende dat de medische
geschiedenis ten onrechte geen informatie bevat over de zweren van klaagster op het
lichaam, niet kan slagen. In het verslag van het consult op 18 september 2024 staat
genoteerd dat klaagster momenteel niet elders klachten h
eeft. Het college gaat in beginsel uit van de juistheid van de inhoud van een medisch
dossier, tenzij het tegendeel blijkt of aannemelijk wordt gemaakt. Dat laatste is
hier niet het geval. Klaagster heeft haar stelling niet onderbouwd noch aannemelijk
gemaakt. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat er in de verslaglegging
tuchtrechtelijk verwijtbaar fouten zijn gemaakt of zaken onvolledig zijn weergegeven.
Klachtonderdeel c) is ook ongegrond.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 12 september 2025 door W.P. Claus, voorzitter,
R.J. Borgonjen en M.B. Visch, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard,
- het college kennelijk onbevoegd is, of
- voor zover de klacht kennelijk van onvoldoende gewicht is.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.