ECLI:NL:TGZRSHE:2025:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7099
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-07-2025 |
Datum publicatie: | 30-07-2025 |
Zaaknummer(s): | H2024/7099 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verzekeringsarts werkzaam als ANIOS bedrijfsgeneeskunde ongegrond. Klager, patiënt, verwijt verweerder dat hij een oordeel heeft geveld over de arbeidsongeschiktheid van klager zonder klager eerst te spreken/zien en dat de inhoud van de probleemanalyse niet juist is. Het college oordeelt dat klager en verweerder inhoudelijk een compleet gesprek hebben gehad, maar dat niet kan worden vastgesteld op welke wijze het gesprek heeft plaatsgevonden omdat partijen daarover van mening verschillen. Daarmee kan niet worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. De spanningsklachten van klager konden worden geduid als een normale reactie op een abnormale situatie en niet als een gevolg van een ziekte. Verweerder kon concluderen dat geen sprake was van arbeidsongeschiktheid, maar van een arbeidsconflict. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE 'S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 30 juli 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B], klager,
tegen
[C],
verzekeringsarts, werkzaam in [B], verweerder,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam in Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager heeft zich bij zijn werkgever ziek gemeld en is op 29 februari 2024
bij verweerder op
consult geweest. Klager is van mening dat verweerder hem niet serieus heeft onderzocht
en reeds
voorafgaand aan het onderzoek zijn beslissing over de arbeids(on)geschiktheid van
klager had
genomen. Die beslissing werd hem namelijk vrijwel direct na aanvang van het consult
meegedeeld.
Volgens klager is verder de probleemanalyse van verweerder niet juist. Verweerder
heeft zich op het
standpunt gesteld dat hij zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en de problematiek bij
klager goed
heeft uitgevraagd. Volgens verweerder heeft hij kunnen komen tot zijn conclusies.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld. Het college zal eerst het verloop van de procedure weergeven en de feiten.
Daarna licht
het college toe hoe het college tot het oordeel is gekomen.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 10 april 2024; het verweerschrift
met de bijlagen,
ontvangen op 3 juni 2024; de repliek met de bijlagen, ontvangen op 10 juli 2024;
- de dupliek met de bijlage, ontvangen op 25 juli 2024;
de brief van 22 oktober 2024 met de bijlage, ontvangen op 23 oktober 2024;
het proces-verbaal van het op 31 oktober 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
de e-mail van 2
december 2024 van de gemachtigde van verweerder in reactie op het proces-verbaal
van het mondelinge
vooronderzoek;
- de e-mail van 28 mei 2025 met de bijlagen, ontvangen van klager.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 6 juni 2025. De partijen zijn
verschenen.
Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde
van verweerder
hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerder is vanaf 1 februari 2024 als ANIOS bedrijfsgeneeskunde onder supervisie
van een
bedrijfsarts werkzaam bij een arbodienst (hierna: de arbodienst).
3.2 Klager is op 20 november 2023 door zijn werkgever (hierna: de werkgever) ziek
gemeld bij de
arbodienst. Hij heeft naar aanleiding van de ziekmelding online aan de arbodienst
laten weten dat
hij verwachtte binnen één tot twee weken weer volledig te kunnen gaan werken en
dat er geen
bijzondere werk- of privéfactoren speelden.
3.3 Op 18 december 2023 heeft klager een telefonisch consult gehad bij een bedrijfsarts
(hierna:
de bedrijfsarts), een collega van verweerder, niet zijnde zijn supervisor. De bedrijfsarts
heeft
naar aanleiding van dit consult in het dossier genoteerd (alle citaten voor zover
van belang en
letterlijk weergegeven):
"Is helemaal afgebrand, staat stijf van de stress, door wat er op werk gebeurt en
de afgelopen tijd
gebeurd is..
Managers misdragen zich: ellebogenwerk, vriendjespolitiek. Pesterijen. (...) Krijgt
niet de juiste
faciliteiten. Wordt gekleineerd, moet voor het kleinste dankbaar zijn, terwijl de
managers niet
doen waarvoor ze zijn aangenomen.
(...)
VG: Paar jaar terug ziek geweest:
Insuline problematiek, met oogproblemen sinds een paar jaar. Spuit insuline nu.
Werkt thuis, met
verduisterde ruimte en aangepast beeldscherm.
(...)
Heeft geprobeerd een afspraak te maken bij HA, maar kan daar ook alleen zijn verhaal
kwijt. HA kan
het ook niet oplossen.
WN is een spraakwaterval, het zit hem allemaal hoog. Probleem met werksfeer en stijl
van LG.
Akkoord voor op terugkoppeling.
Advies: mediation met directeur en wn. Wel ziekte, maar niet langdurig.
Vooralsnog geen evrvolgafspraak, bewaking zn PA su en opstellen.
CAS Codes
Hoofdoorzaak 985. Problemen met wijze van leidinggeven
Nevenoorzaak 1981. problemen met werksfeer
Hoofddiagnose P109 Spanningsklacht/ geprikkeldheid en woede/ nerveuze spanning."
3.4 In het advies over de inzetbaarheid in werk heeft de bedrijfsarts genoteerd
dat op dat moment
bij klager sprake was van medische klachten, maar dat het ziekteverzuim niet lang
hoefde voort te
duren, mits er werk werd gemaakt van het oplossen van de arbeidsgerelateerde factoren.
De
bedrijfsarts heeft geadviseerd om mediation in te zetten, voordat klager de eigen
werkzaamheden
weer kon oppakken. Een vervolgafspraak werd niet gepland.
3.5 Klager heeft één mediationgesprek met de werkgever gevoerd, op 10 januari 2024.
Nadat
aanvankelijk tussen hen de verhouding was verbeterd, is de verhouding daarna weer
verslechterd. Om
die reden heeft de werkgever bij de arbodienst verzocht om een nieuw consult.
3.6 Klager is op 29 februari 2024 bij verweerder op consult geweest. Naar aanleiding
van het
consult heeft verweerder onder meer in het dossier genoteerd:
"Medisch beloop:
HA: niet terug geweest bij de huisarts (...)
Klachten:
Stijf van de stress, opgefokt voelen, slechts slapen: 22/23u naar bed, paar uur
wakker liggen en
fors piekeren, rond 9u op, slaapt overdag niet, ligt wel. Niet echt somber, situatie
is niet leuk.
Kan wel genieten van wandelen met de hond.
ADL/HDL: overdag op de computer bezig (van alles, geïnteresseerd op eigen vakgebied),
wandelt veel,
iedere dag met de hond van zijn zus, met elektronica aan het hobby-en.
Youtube en actualiteiten volgen. Huishouden loopt achter, eet kant-en-klaar maaltijden
(altijd al),
gaat naar de winkel, autorijden gaat goed.
Tractusanamnese:
Diabetes type 1 laat ontstaan/vastgesteld: insuline, glucose en Hbalc zitten goed,
let op voeding,
geen medische problemen gekend in werk tot moment van uitval. Heeft op werkt geen
koeling om
insuline kwijt te kunnen en er is geen ruimte waar hij deze kan inbrengen. Deed
dit altijd thuis.
Visus: ooglensen vervangen, 2021, littekenweefsel ontstaan, thuis speciale monitor
en verduisterd.
Voor december 2023 wel mee kunnen werken.
(...)
Behandeling:
Geen
Medicatie:
Insuline: 4x/dag (ochtend langdurig, bij maaltijden kortdurend) (...)
0/
Vriendelijk bij contactname, spreekt op hoog tempo, laat zich lastig onderbreken,
reageert in
gesprek met momenten geagiteerd. Aandacht goed te trekken en vast te houden. Geen
geheugenproblemen
waargenomen. Stemming met name geagiteerd, niet duidelijk somber. Affect moduleert,
lacht breeduit
wanneer het over de hond van zijn zus gaat. Het denken is licht tachyfreen, duidelijke
preoccupatie
met situatie op het werk. Geen angstequivalenten of verstorende vermoeidheid waargenomen.
Emoties
worden voldoende beheerst.
El
Spanningsklachten als gevolg van verstoorde verhoudingen met werkgever. Onvoldoende
aanwijzingen
voor een psychische aandoening in engere zin. Derhalve geen arbeidsongeschiktheid
als gevolg van
ziekte."
3.7 Verweerder heeft diezelfde dag een probleemanalyse opgesteld. Daarin heeft hij
onder meer
geschreven:
"Ik begrijp dat de medewerker zich ziek heeft gemeld vanwege gezondheidsklachten.
Ik heb begrip
voor de moeilijke omstandigheden en neem de gezondheidsklachten serieus. Echter,
ik kan ze niet als
arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte beschouwen. Het effect dat de medewerker
ervaart, is
eerder een vee/voorkomend gevolg van de huidige omstandigheden. Gezien de ontstane
situatie
adviseer ik tijdelijke vrijstelling van werkzaamheden van maximaal 2 weken, zodat
er voldoende tijd
is opnieuw contact te zoeken met de mediator en gezamenlijk tot nieuwe afspraken
te komen.
Conclusie
Op basis van mijn medische expertise en beschikbare informatie kan ik concluderen
dat er geen
medische beperkingen zijn als gevolg van ziekte die de medewerker belemmeren om
volledig terug te
keren naar het werk.
(...)
Samen in gesprek met een deskundige
Medewerker en werkgever. Gezien de huidige omstandigheden adviseer ik jullie om
opnieuw contact te
leggen met de mediator. Die kan assisteren bij het voeren van een constructief gesprek."
3.8 Eveneens op 29 februari 2024 heeft verweerder zijn beoordeling met zijn supervisor
besproken.
De supervisor heeft de bevindingen van verweerder dat er op dat moment geen sprake
was van ziekte onderschreven. Volgens de supervisor was sprake van een conflict en
van een normale reactie op een vervelende gebeurtenis.
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klager verwijt verweerder dat:
a. hij een oordeel heeft geveld over de arbeidsongeschiktheid van klager zonder
klager eerst te
spreken/zien. Klager is alleen uitgenodigd om het vonnis van verweerder aan te horen;
b. hij als arts absoluut niet in het belang van klager heeft gehandeld, maar uitsluitend
in het
zakelijk belang van zijn eigen werkgever en die van klager;
c. de inhoud van de probleemanalyse van verweerder niet juist is.
4.2 Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de verweerder geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden.
Klachtonderdeel a) een oordeel heeft geveld over de arbeidsongeschiktheid van klager
zonder klager
eerst te spreken/zien
5.2 Klager is van mening dat verweerder al een oordeel over zijn arbeids(on)geschiktheid
had
voordat verweerder hem had onderzocht. Volgens klager heeft verweerder hem al
vrijwel meteen bij aanvang van het gesprek meegedeeld dat er geen sprake was van
een fysiek
probleem en dat klager dus weer per direct volledig aan het werk kon gaan. Klager
heeft weliswaar
nog van alles over zijn situatie verteld, maar dat heeft de mening van verweerder
niet kunnen
veranderen. Verweerder wilde volgens klager niets over zijn situatie horen en werd
zelfs boos. Hij
heeft tegen klager gezegd dat hij al had beslist.
5.3 Verweerder heeft aangegeven dat er voorafgaand aan het consult overleg is geweest
met zijn
supervisor en dat zij gezamenlijk tot de conclusie zijn gekomen dat verweerder bekwaam
was om het
consult zelfstandig te doen. Hij is van mening dat hij zorgvuldig heeft gehandeld.
Hij heeft
tijdens het consult een medische anamnese afgenomen, gevraagd naar de privésituatie
van klager en
naar zijn functioneren in het dagelijks leven. Verweerder heeft klager daarbij de
ruimte gegeven om
zijn verhaal te doen. Verder heeft verweerder kennisgenomen van wat de bedrijfsarts
in een eerder
stadium had geconcludeerd alsmede haar opmerking dat de ziekte die zij op dat moment
had
vastgesteld, niet als langdurig werd ingeschat. Ook klager had aangegeven dat hij
veronderstelde
dat hij binnen enkele weken weer aan het werk zou kunnen. Over de visuele beperkingen
en de
beperkingen door de suikerziekte van klager - die al aanwezig waren ruim voor de
ziekmelding - heeft klager aangegeven dat hij daarmee kon functioneren. Verweerder
is pas tot een beoordeling gekomen nadat hij alle
daartoe benodigde informatie had ontvangen en beoordeeld. Hij is van mening dat
hij gelet op al die
informatie heeft kunnen vaststellen dat er geen medische redenen waren om klager
arbeidsongeschikt
te verklaren. De door klager omschreven spanningsklachten vond verweerder passen
bij het
arbeidsconflict. Klager heeft met betrekking tot de spanningsklachten ook niet aangegeven
dat er
sprake was van een vastgestelde diagnose in de curatieve sector en/of dat er een
behandeltraject
was gestart.
5.4 Het college komt op grond van het volgende tot het oordeel dat dit klachtonderdeel
ongegrond
is. Tussen partijen bestaat een verschil van mening over wat is besproken tijdens
het consult van
29 februari 2024 en hoe het consult is verlopen. Klager stelt dat al direct is gezegd
dat er geen
sprake was van arbeidsongeschiktheid. Verweerder weerspreekt dat en heeft aangegeven
dat hij pas
aan het einde van het consult is gekomen tot de conclusie dat geen sprake was van
arbeidsongeschiktheid. Dat betekent dat het college niet kan vaststellen wat er
aan het begin van
het consult van 29 februari 2024 is besproken. Vast staat in ieder geval dat het
medisch dossier
van klager een uitgebreide weergave bevat van het consult dat op 29 februari 2024
heeft
plaatsgevonden. Het college stelt daarmee vast dat er inhoudelijk een compleet gesprek
is geweest.
Op welke wijze dit gesprek uiteindelijk heeft plaatsgevonden, kan het college niet
vaststellen. In
gevallen waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen
en niet kan
worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan een verwijt
dat is
gebaseerd op de lezing van klager niet gegrond worden bevonden, Dat brengt mee dat
niet kan worden
vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet
op het
uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder,
maar op
de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk
verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag
gelegd kunnen
worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van
verweerder
evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.
Klachtonderdeel b) als arts absoluut niet in het belang van klager heeft gehandeld,
maar
uitsluitend in het zakelijk belang van zijn eigen werkgever en die van klager
5.5 Klager verwijt verweerder dat hij niet in het belang van klager heeft gehandeld,
maar
uitsluitend in het zakelijk belang van zijn eigen werkgever en de werkgever van
klager.
5.6 Verweerder betwist dat hij niet in het belang van klager heeft gehandeld. Hij
heeft
aangevoerd dat hij bij zijn beoordeling het belang van klager voorop heeft gesteld
door hem op een
zorgvuldige wijze te beoordelen. Bovendien heeft hij in het belang van klager gehandeld
door te
adviseren om opnieuw mediation in te zetten om het arbeidsconflict op te lossen.
Dit achtte
verweerder noodzakelijk voor een afname van de spanningsklachten. Verweerder heeft
verder in het
belang van klager gehandeld door te adviseren om hem maximaal twee weken vrij te
stellen van werk.
Het doel daarvan was dat klager wat ruimte zou krijgen om zijn emoties/spanningen
wat te laten zakken en zich voor te bereiden op de gesprekken met de werkgever.
5.7 Het college is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is, reeds omdat
klager niet
op enigerlei wijze heeft onderbouwd waarom verweerder niet in het belang van klager
zou hebben
gehandeld. Het college heeft klager daarnaast op de zitting gevraagd waaruit klager
heeft afgeleid
dat verweerder uitsluitend in het zakelijk belang van zijn werkgever en die van
klager heeft
gehandeld, maar daarop is geen duidelijk antwoord gekomen. Het enkele feit dat verweerder
tot een
conclusie komt die klager niet deelt, betekent niet dat niet zorgvuldig is gehandeld
noch dat dit
niet in het belang van klager zou zijn.
Klachtonderdeel c) een onjuiste inhoud van de probleemanalyse van verweerder
5.8 Het college begrijpt het verwijt van klager aldus dat verweerder ten onrechte
heeft geoordeeld
dat enkel sprake was van een arbeidsconflict en daarmee van arbeidsgeschiktheid.
Klager heeft
daarvoor verwezen naar de naderhand opgestelde rapporten betreffende beoordelingen
door andere
artsen.
5.9 Verweerder heeft aangegeven dat hij op grond van de door hem ontvangen informatie
heeft kunnen
komen tot de conclusie dat enkel sprake was van een arbeidsconflict. Hij heeft eerst
beoordeeld of
sprake was van een ziekte of gebrek. Vervolgens heeft hij gekeken of sprake was
van overbelasting
of een burn-out of dat de klachten het gevolg waren van een vervelende situatie.
Er waren volgens
verweerder onvoldoende aanwijzingen voor overspannenheid. Daarom was er geen medische
reden voor
ziekteverzuim. De visuele beperkingen en de beperkingen door de suikerziekte had
klager al en
leverden als zodanig geen ziektebeeld op dat tot arbeidsongeschiktheid leidde. Verweerder
is van
mening dat hij de juiste stappen heeft gezet.
5.10 Het college stelt voorop dat de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft
gehandeld, uitsluitend wordt beoordeeld in het licht van wat er ten tijde van het
klachtwaardig
geachte handelen aan verweerder bekend was en bekend kon zijn omtrent de arbeids(on)geschiktheid
van klager. Dit betekent dat bij de beoordeling van het handelen van verweerder
geen rekening wordt
gehouden met het oordeel van een andere zorgverlener dat in een later stadium is
gegeven over de
vraag of iemand al dan niet als arbeidsongeschikt kan worden aangemerkt. Klager
heeft na de
beoordeling door verweerder oordelen gevraagd aan andere zorgverleners. Deze 'second
opinions',
zoals klager deze noemt, leiden niet - zonder meer - tot de conclusie dat verweerder
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als de second opinion leidt tot een
andere uitkomst dan
de first opinion.
5.11 Het college oordeelt als volgt. Uit het medisch dossier blijkt dat klager tijdens
het consult
op 29 februari 2024 heeft aangegeven dat hij overdag op de computer bezig was met
van alles, dat
hij vooral geïnteresseerd was in zaken die met zijn vakgebied te maken
hadden, dat hij veel wandelde, ook met de hond van zijn zus, en dat hij bezig was
met elektronica,
YouTube en het volgen van de actualiteiten. Wel liep klager achter met het huishouden
en at hij
vooral kant-en-klaar maaltijden, maar dat deed hij altijd al. Klager ging zelfstandig
naar de
winkel en maakte ook gebruik van de auto. Verder heeft klager tijdens het consult
op 29 februari
2024 aangegeven stijf te staan van de stress, dat hij zich opgefokt voelde en slecht
sliep, waarbij
hij soms een paar uur wakker lag en fors aan het piekeren was. Daarnaast was het
verweerder bekend
dat klager tijdens een eerder consult bij de bedrijfsarts had aangegeven dat de
ziekte van korte
duur zou zijn en hij binnenkort weer aan het werk zou kunnen. Ook dit heeft klager
niet betwist. De
spanningsklachten die klager ervoer konden op dat moment worden geduid als een normale
reactie op
een abnormale situatie en niet als een gevolg van een ziekte. Daardoor waren er
ook geen
beperkingen te benoemen door verweerder. Klager was ook overigens op 29 februari
2024 niet onder
behandeling van een andere arts of medisch specialist. In het licht van deze feiten
en
omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van het college kunnen komen tot
de conclusie dat
geen sprake was van arbeidsongeschiktheid, maar van een arbeidsconflict. Dit betekent
dat ook dit
klachtonderdeel ongegrond is.
Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.
Publicatie
5.13 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. De publicatie
zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare
gegevens.
6. De beslissing
Het college:
verklaart de klacht ongegrond;
bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of
andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt
en ter
publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Tijdschrift voor Bedrijfs-
en Verzekeringsgeneeskunde.
Deze beslissing is gegeven door 1. Boekhorst, voorzitter, K.A.J.C.M. van den Berg
Jeths van
Meerwijk, lid-jurist, P.E. Rodenburg, R.P.J. Ansem en E. Gorissen, leden beroepsgenoten,
bijgestaan door I.F. Schouwink en D. van Grootveld, beiden secretaris, en in het
openbaar
uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 30 juli 2025.