ECLI:NL:TGZRSHE:2025:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7374
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:82 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-07-2025 |
Datum publicatie: | 16-07-2025 |
Zaaknummer(s): | H2024/7374 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen orthopedagoog in de functie van gedragswetenschapper bij jeugdzorginstelling. De gedragswetenschapper ondersteunt, adviseert en coacht de jeugdbeschermers. Dat verweerster bij haar advisering geen contact heeft gehad met klaagster en/of de dochter past bij de wijze waarop zij haar functie uitoefent en is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
‘S-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 16 juli 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klaagster,
tegen
[C],
orthopedagoog-generalist
werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de orthopedagoog of de gedragswetenschapper,
gemachtigde: [E].
1. De zaak in het kort
1.1 De dochter van klaagster is in 2023 onder toezicht gesteld van [F] en uit
huis geplaatst.
Verweerster is als orthopedagoog-generalist werkzaam bij [F] in de functie van
gedragswetenschapper. Zij heeft in de maanden februari, maart, april en mei 2024
in een
multidisciplinair overleg (MDO) adviezen gegeven aan de jeugdbeschermers, die betrekking
hebben op
de omgang tussen klaagster en haar dochter.
1.2 Klaagster verwijt de orthopedagoog dat zij de jeugdbeschermers heeft geadviseerd
op basis van
de informatie van de jeugdbeschermers en daarbij geen contact heeft gehad met klaagster
en/of de
dochter, dat zij klaagster heeft verboden Russisch met de dochter te spreken en
dat zij de
omgangsregeling heeft beperkt. De orthopedagoog heeft verweer gevoerd tegen de klacht.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze
beslissing is
gekomen.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 3 juli 2024;
- de brief van 7 augustus 2024 van de secretaris aan klaagster;
- de brief van 17 augustus 2024, ontvangen van klaagster;
- machtiging van 4 september 2024, ontvangen van verweerster;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 oktober 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 6 december 2024;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 7 januari 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster heeft samen met de vader het ouderlijk gezag over hun in augustus
2011 geboren
dochter. De dochter woont bij de vader.
3.2 De rechtbank [G] heeft de dochter bij beschikking van 5 december 2023 op verzoek
van de Raad
voor de Kinderbescherming (RvdK) onder toezicht gesteld van [F]. In deze beslissing
heeft de
rechtbank ook een machtiging uithuisplaatsing bij de vader verleend. De rechtbank
heeft onder meer
overwogen (alle citaten worden inclusief eventuele type- en spelfouten weergegeven):
“Er dient contact te zijn tussen [de dochter] en haar moeder maar wel op een verantwoorde
manier.
[De dochter] dient het gevoel te krijgen dat zij mag houden van beide ouders.
Daarnaast dient zij rust en veiligheid te ervaren in de thuissituatie bij de vader,
zonder dat
haar ouders in een continue strijd zitten.”
3.3 De beschikking van de rechtbank is op 1 mei 2024 door het gerechtshof [H] bekrachtigd.
3.4 Klaagster heeft [F] in kort geding gedagvaard en een onbegeleide omgangsregeling
met de
dochter gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van klaagster bij
vonnis van 6
februari 2024 afgewezen. De voorzieningenrechter heeft onder meer overwogen:
“De moeder verzet zich nog steeds tegen de plaatsing van [de dochter] bij de vader.
De moeder geeft
aan [de dochter] voor haar verblijf bij de vader nog steeds niet haar emotionele
toestemming. De
moeder heeft [de dochter] in 2020, toen een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
van haar bij
de vader aan de orde was, onttrokken aan het gezag van de vader door zonder zijn
toestemming met
haar naar het buitenland te vertrekken. Vervolgens is [de dochter] drie jaar later
in Nederland
teruggekeerd. Begeleide omvang is daarom aangewezen, (…)
Nu [F] tot 5 december 2024 bij beide ouders betrokken is in het kader van de ondertoezichtstelling
van [de dochter], is de voorzieningenrechter van oordeel dat de invulling en uitvoering
van het
contact tussen [de dochter] en de moeder overgelaten moet worden aan de regie van
[F].”
3.5 [F] heeft in overleg met de vader, klaagster en de dochter afspraken gemaakt
over begeleide
omgang tussen klaagster en de dochter. De begeleide omgang is gestart in maart 2023.
4. De klacht en de reactie van de orthopedagoog
4.1 Klaagster verwijt de orthopedagoog dat zij:
a) adviezen heeft gegeven op basis van de informatie van de gezinsvoogd;
b) klaagster heeft verboden te communiceren met haar dochter in haar moedertaal;
c) onzorvuldig heeft gehandeld door alleen op grond van informatie van de jeugdbeschermers
te
adviseren over de omgangsregeling.
4.2 De orthopedagoog heeft verweer gevoerd en het college verzocht de klacht ongegrond
te
verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder voor zover nodig verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de orthopedagoog de zorgvuldigheid in acht genomen heeft die
van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthopedagoog.
Bij de
beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de orthopedagoog geldende beroepsnormen
en andere
professionele standaarden.
De positie van de gedragswetenschapper binnen het team
5.2 De orthopedagoog heeft aangevoerd dat zij als gedragswetenschapper binnen [F]
de
jeugdbeschermers vakinhoudelijk ondersteunt, adviseert en coacht bij het nemen van
kernbeslissingen
en het maken van een plan van aanpak, zodat de jeugdbeschermers adequaat in staat
zijn het
gezin/systeem te begeleiden en verwijzen. De jeugdbeschermers zijn leidend in de
uitvoering en
verantwoordelijk voor de te nemen besluiten. De jeugdbeschermer kan intercollegiaal
en/of in een
MDO vragen om advies van een gedragswetenschapper.
5.3 De orthopedagoog heeft in deze zaak vier maal overleg gevoerd met de jeugdbeschermers
in een
MDO met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Haar rol daarbij
is het
zorgvuldig uitvragen van de feiten, het kennis nemen van alle relevante documenten
en ervoor zorgen
dat er een schriftelijk advies komt, dat past binnen de wet, de beroepscode en de
richtlijnen van
jeugdhulp en jeugdbescherming. Bij de uitvoering van deze taken is het hebben van
rechtstreekse
contacten met de betrokkenen niet nodig en niet vereist. De jeugdbeschermers onderhouden
die
contacten, de gedragswetenschapper adviseert hen op de achtergrond.
klachtonderdeel a) – adviezen op basis van informatie gezinsvoogd
5.4 De orthopedagoog is geen behandelaar of onderzoeker en heeft geen behandelrelatie
met
klaagster of met de dochter. Voor de werkzaamheden van de gedragswetenschapper zijn
rechtstreekse
contacten met klaagster of de dochter ook niet nodig. De orthopedagoog heeft de
jeugdbeschermers
geaviseerd aan de hand van de door hen voorgelegde vragen, waarna een gezamenlijke
beslissing is
genomen over de te nemen stappen. Een en ander is vastgelegd in de verslagen van
de betreffende
MDO’s. Dat de orthopedagoog geen contact heeft gehad met klaagster en/of de dochter
past bij de
wijze waarop zij haar functie uitoefent en is op grond van het voorgaande niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
klachtonderdeel b) – verbod op communicatie in moedertaal
5.5 Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Uit de stukken blijkt niet
dat een verbod is
gegeven (door de orthopedagoog of door anderen) om Russisch te spreken. Wel blijkt
uit de
MDO-verslagen dat er tijdens contactmomenten tussen klaagster en de dochter (of
in een
telefoongesprek met de oma) soms in het Russisch werd gesproken. De jeugdbeschermers
spreken geen
Russisch en konden daardoor ook niet nagaan of de dochter het contact als vrij en
onbevooroordeeld
kon ervaren. Het was wel voor de jeugdbeschermers van belang dat zij het gesprek
konden begrijpen.
Immers, door de rechtbank was bepaald dat het contact tussen klaagster en de dochter
op een
verantwoorde manier moest plaatsvinden. Dat is ook vertaald in door de jeugdbeschermers
met
klaagster gemaakte veiligheidsafspraken, onder meer inhoudende dat klaagster de
dochter niet zou
belasten met onduidelijkheid of onvoorspelbaarheid over haar hoofdverblijf. In dat
kader van de
opvolging van die afspraken was het belangrijk dat de jeugdbeschermers de communicatie
konden
volgen. Die communicatie moest dus in het Nederlands plaatsvinden of in aanwezigheid
van een tolk.
De orthopedagoog heeft deze afspraak beoordeeld als verantwoord. Dat deze restrictie
is gesteld en
de goedkeuring van de orthopedagoog kreeg, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
klachtonderdeel c) – beperking omgangsregeling
5.6 Zoals bij de omschrijving van de rol van de gedragswetenschapper en in klachtonderdeel
a)
reeds aangegeven, heeft de orthopedagoog in haar adviserende rol geen verplichting
om met klaagster
en/of de dochter zelf te spreken. Zij mag afgaan op de informatie van de jeugdbeschermers,
die
dergelijke contacten wel hebben. Uit de MDO- verslagen blijkt dat klaagster er moeite
mee had om
zich te houden aan de gemaakte afspraken en voorwaarden voor een onbelast contact
met de dochter.
De zorgen over klaagsters houding namen alleen maar toe. Omdat de dochter hiermee
telkens weer
belast werd en dit patroon niet kon worden doorbroken, heeft de orthopedagoog in
mei 2024
geadviseerd de omgang om te zetten van één keer per week 1,5 uur naar eens in de
twee weken 3 uur.
Daarmee bleef overigens de totale duur van de omgang hetzelfde. Op grond van de
haar aangereikte
informatie mocht de orthopedagoog dit advies geven. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk
ongegrond.
6. De beslissing
De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 16 juli 2025 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths– van
Meerwijk,
voorzitter, F.W. Coster en N.J. Kroon, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.