ECLI:NL:TGZRSHE:2025:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2025/7998

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2025:80
Datum uitspraak: 16-07-2025
Datum publicatie: 16-07-2025
Zaaknummer(s): H2025/7998
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klacht van de inspectie tegen verpleegkundige gegrond. Schorsing van twaalf maanden, waarvan drie voorwaardelijk. Bijzondere voorwaarden. De verpleegkundige wordt verweten dat zij seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld en medische informatie over patiënten met een derde heeft gedeeld. Het college oordeelt dat de verpleegkundige seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld door tijdens de afkoelingsperiode een seksuele relatie aan te gaan met een voormalig patiënt. Ook heeft de verpleegkundige haar beroepsgeheim geschonden. Er was geen situatie op grond waarvan zij haar beroepsgeheim mocht doorbreken.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 16 juli 2025 op de klacht van:

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, gevestigd in Utrecht,
ter zitting vertegenwoordigd door: drs. M.C. Olsman-Olierook, mr. A.A.B. Cornelissen en
mr. L.J.M. Franssen,
klaagster, hierna: de inspectie,

tegen

[A],
verpleegkundige, destijds werkzaam in [B],
verweerster, hierna: de verpleegkundige.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De inspectie heeft een klacht ingediend tegen een verpleegkundige die tijdens en na de opname
van een patiënt (hierna: de patiënt) een persoonlijke relatie met de patiënt heeft gehad en een dag
na de beëindiging van de zorgrelatie een seksuele relatie met de patiënt is begonnen. Tijdens de
persoonlijke en seksuele relatie heeft de verpleegkundige aan de patiënt mededelingen via WhatsApp
gedaan over andere patiënten die onder behandeling waren in dezelfde instelling als waar de patiënt
was opgenomen.

1.2 Volgens de inspectie heeft de verpleegkundige seksueel grensoverschrijdend en onprofessioneel
gehandeld. De verpleegkundige heeft geen verweerschrift ingediend. Ook heeft zij geen gebruik
gemaakt van de mogelijkheid om mondeling op de klacht te reageren.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 januari 2025;
- de brief van 26 maart 2025 van de secretaris aan verweerster;
- de brief van 25 april 2025 van de secretaris aan verweerster.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 23 mei 2025. De inspectie was aanwezig.
Verweerster was afwezig zonder bericht van verhindering. De inspectie heeft haar standpunt
mondeling toegelicht en een pleitnotitie voorgelezen en aan het college overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De verpleegkundige was werkzaam in een instelling die onder meer mensen met een verslaving
behandelt (hierna: de instelling). Zij heeft gewerkt op de afdeling waar de patiënt in verband met
verslavingsproblematiek was opgenomen. Tijdens zijn opname had de patiënt niet de beschikking over
zijn telefoon.

3.2 De patiënt heeft op enig moment tijdens zijn opname een brief geschreven aan de
verpleegkundige, waarin hij zijn telefoonnummer had vermeld en de wens had uitgesproken de
verpleegkundige beter te leren kennen. Op 5 oktober 2022 heeft de verpleegkundige hem via WhatsApp
een bericht gestuurd. Zij heeft haar bericht afgesloten met de mededeling dat zij hoopte hem snel
weer te zien.

3.3 Op 7 oktober 2022 in de ochtend heeft de patiënt de instelling verlaten en beschikte hij weer
over zijn telefoon. Diezelfde ochtend heeft hij gereageerd op het bericht van de verpleegkundige
van 5 oktober 2022. Vanaf dat moment hebben de verpleegkundige en de patiënt veelvuldig contact met
elkaar gehad via WhatsApp.

3.4 Op 8 oktober 2022 is de verpleegkundige bij de patiënt thuis geweest. Zij zijn toen een
seksuele relatie begonnen, die tot en met december 2022 heeft voortgeduurd. In deze periode hebben
de verpleegkundige en de patiënt ook elkaars ouders ontmoet.

3.5 Op 10 oktober 2022 heeft de verpleegkundige de patiënt via WhatsApp gemeld dat hij een
patiënt van de instelling niet hoefde op te halen, omdat hij een tweede officiële waarschuwing
heeft gehad en dus al weg was. Op de vraag van de patiënt wat hij heeft gedaan, heeft de
verpleegkundige geantwoord (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“Nja neit iets heel ergs maar was weer niet bij de wandeling verschenen fzo’’ en “Bleef in bed
liggen”.
Op de reactie van de patiënt daarop heeft de verpleegkundige gereageerd:
“Jaa hè! Want nu staat er gewoon niet afgerond’’.

3.6 Op 13 oktober 2022 heeft de verpleegkundige de patiënt via WhatsApp gemeld dat een patiënt
van de instelling met ontslag moest.

3.7 Op 16 oktober 2022 heeft de verpleegkundige met haar vriendinnen gesproken over haar relatie
met de patiënt. De volgende dag, op 17 oktober 2022, heeft zij de patiënt via WhatsApp bericht:
“Gezelllg, ze waren alleen wel wat geshockeerd toen ik ze vertelde over jou”, “Dat het me baan kan
kosten enzo” en “Dus ben er wel over aan het nadenken en eigenlijk kan dit ook niet”.

3.8 Op 17 oktober 2022 heeft de verpleegkundige de patiënt ook bericht:
“Onlangs berichtte Nursing over een verpleegkundige die geschorst werd omdat hij een relatie begon
met een ex-patiënt. Het bericht riep nogal wat vragen op, want waarom mag je geen relatie hebben
met een patiënt die al is ontslagen? Nursing zocht het uit.
Een psychiatrisch verpleegkundige is zes maanden voorwaardelijk geschorst uit het BIG- register
omdat hij een relatie begon met een ex-patiënte. Die maatregel legde het Regionaal Tuchtcollege in
[C] op.’’.

3.9 Op 25 oktober 2022 heeft de verpleegkundige aan de patiënt via WhatsApp over een patiënt van
de instelling gemeld dat zij een gesprek met die patiënt had gehad, dat zij hem zielig vond en echt
met hem te doen had en dat hij had aangegeven dat zijn moeder en opa zijn enige vrienden waren. De
verpleegkundige heeft de naam van deze patiënt met de patiënt gedeeld.

3.10 Op 15 november 2022 heeft de patiënt de verpleegkundige bericht dat hij het zwaar had, dat
hij op dat moment niet van iemand kon houden en dat hij merkte dat hij iedere dag met zichzelf
bezig moest zijn en er te weinig ruimte was voor de verpleegkundige. Ook heeft hij de
verpleegkundige bericht dat hij haar het allerbeste wenste, dat hij voelde dat het op dat moment
niet ging werken en dat hij er niet klaar voor was. De verpleegkundige is vervolgens naar de
patiënt gegaan. In de avond heeft de verpleegkundige de patiënt via WhatsApp gestuurd:
“En ik laat je niet zomaar vallen, ook al blijf je me wegduwen, zul je toch iets beter je best voor
moeten doen” en “Zolang er voor mij hoop is, geef ik niet op”.

3.11 Op 19 februari 2023 is het contact via WhatsApp tussen de verpleegkundige en de patiënt
geëindigd, nadat de verpleegkundige de patiënt had gevraagd haar met rust te laten.

3.12 Op 11 augustus 2023 heeft de instelling een melding ontvangen van een organisatie waarvan de
patiënt op dat moment begeleiding kreeg. De organisatie heeft aan de instelling gemeld dat een
mannelijke patiënt een relatie zou hebben gehad met een vrouwelijke medewerker van de instelling.
De instelling heeft naar aanleiding van deze melding contact gehad met de organisatie, die de
instelling toen van meer informatie heeft voorzien. Op basis van de verkregen informatie is de
instelling bij de verpleegkundige uitgekomen.

3.13 Op 24 augustus 2023 heeft de verpleegkundige een gesprek met de instelling gehad over het
gebeurde. Op 25 augustus 2023 is zij op staande voet ontslagen.

4. De klacht
4.1 De inspectie verwijt de verpleegkundige dat zij:
a) seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld door tijdens de behandelrelatie privécontact aan te
gaan met een patiënt en aansluitend aan de behandelrelatie een seksuele en persoonlijke relatie aan
te gaan met de patiënt;
b) onprofessioneel heeft gehandeld door – zonder dat hiertoe een noodzaak bestond –
medische informatie over patiënten met een derde te delen.

4.2 De verpleegkundige heeft geen verweer gevoerd.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de verpleegkundige heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de verpleegkundige geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden.

Klachtonderdeel a) seksueel grensoverschrijdend handelen door het aangaan van privécontact tijdens
de behandelrelatie en een seksuele en persoonlijke relatie aansluitend daaraan
5.2 Omdat in een zorgrelatie een patiënt altijd afhankelijk is van de zorgverlener vanwege diens
kennis en kunde en de geboden medische hulp, is er ook altijd sprake van een ongelijke verhouding.
Daarom is een seksuele relatie nooit toegestaan tussen zorgverlener en patiënt. Deze norm is onder
meer verwoord in de Nederlandse Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden van 2015, in de
brochure ‘Het mag niet, het mag nooit’ van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en, meer in het
algemeen, in artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ongelijke verhouding en
afhankelijkheidsrelatie bestaan ook enige tijd na beëindiging van de zorgrelatie. Om die reden is
het aangaan van een seksuele relatie ook tijdens de afkoelingsperiode nooit toegestaan. De
afkoelingsperiode is de periode die de zorgverlener na beëindiging van de zorgrelatie met een
patiënt in acht moet nemen voordat de zorgverlener een persoonlijke, niet-professionele relatie kan
aangaan met die, inmiddels voormalige, patiënt. Deze periode is bedoeld om afstand te creëren, om
de ongelijke verhouding van de zorgrelatie op te heffen.

5.3 Dat de verpleegkundige een dag na de beëindiging van de zorgrelatie en dus tijdens de
afkoelingsperiode een seksuele relatie is begonnen met de patiënt staat vast. Voor het college
staat daarmee ook vast dat de verpleegkundige seksueel grensoverschrijdend en dus tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.

Klachtonderdeel b) onprofessioneel handelen door het delen van medische informatie over patiënten
met een derde
5.4 Op grond van artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 88 Wet BIG heeft een
zorgverlener een beroepsgeheim. Dit houdt in dat een zorgverlener aan anderen dan de patiënt geen
informatie over de patiënt mag verstrekken, tenzij de patiënt daar toestemming voor heeft gegeven,
de wet dit voorschrijft of er sprake is van een andere grond op basis waarvan het beroepsgeheim mag
worden doorbroken.

5.5 Het medisch beroepsgeheim ziet op de informatie die een zorgverlener bij het uitoefenen van
haar beroep als geheim is toevertrouwd of wat bij het uitoefenen van haar beroep ter kennis is
gekomen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen. De mededelingen die de
verpleegkundige aan de patiënt via WhatsApp heeft gedaan, vermeld onder 3.5, 3.6 en 3.9, betreffen
informatie die de verpleegkundige bekend was uit hoofde van haar zorgrelatie met de betreffende
patiënten van de instelling. Aangezien er geen sprake was van een situatie op grond waarvan de
verpleegkundige haar beroepsgeheim mocht doorbreken, had zij die informatie niet met een ander, in
dit geval de patiënt, mogen delen. Dit leidt tot de conclusie dat de verpleegkundige haar
beroepsgeheim heeft geschonden. Klachtonderdeel b) is eveneens gegrond.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.

Maatregel
5.7 De verpleegkundige heeft seksueel grensoverschrijdend gehandeld door tijdens de
afkoelingsperiode een seksuele relatie met de patiënt te beginnen. Bij dergelijk handelen past in
beginsel ten minste een (on)voorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het BIG- register.

5.8 Het college ziet gelet op de proceshouding van de verpleegkundige geen aanleiding om haar een
lichtere maatregel op te leggen en dus van dit uitgangspunt af te wijken. De verpleegkundige heeft
beperkt openheid van zaken gegeven tijdens het onderzoek van de inspectie. Van een zorgverlener mag
worden verwacht dat zij haar medewerking verleent aan het onderzoek van de inspectie en dat zij
verantwoording aan de inspectie aflegt voor haar handelen. In deze tuchtprocedure heeft de
verpleegkundige, ondanks daartoe meerdere keren in de gelegenheid te zijn gesteld, in het geheel
geen openheid van zaken gegeven. Zij heeft zich daarmee niet toetsbaar en transparant opgesteld.

5.9 De verpleegkundige heeft de inspectie meegedeeld dat zij niet op de hoogte was van de
beroepsnormen en de gedragscode van de instelling over het thema afstand en nabijheid en (seksueel)
grensoverschrijdend gedrag. Ook heeft zij meegedeeld dat zij nog nooit van een afkoelingsperiode
had gehoord en dat zij met een en ander bekend raakte toen een vriendin haar erop attendeerde te
onderzoeken wat de regels zijn. Uit de WhatsApp- berichten blijkt dat de verpleegkundige tien dagen
nadat de patiënt de instelling had verlaten er wel van op de hoogte was dat het aangaan van een relatie met een (voormalig) patiënt tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Desondanks heeft de verpleegkundige de relatie niet beëindigd. Zij
heeft haar gedrag en handelen ook niet laten toetsen door anderen, door bijvoorbeeld collegiaal
overleg te voeren of professionele hulp te zoeken.

5.10 Doordat de verpleegkundige ervoor heeft gekozen om geen verweerschrift in te dienen, geen
gebruik te maken van het aanbod voor een mondeling vooronderzoek en niet ter zitting te
verschijnen, is voor het college niet duidelijk geworden of de verpleegkundige inmiddels heeft
onderzocht wat ertoe heeft geleid dat zij de onder 5.2 vermelde norm welbewust heeft genegeerd.
Naar het oordeel van het college had de verpleegkundige ten tijde van het onderzoek van de
inspectie nog onvoldoende inzicht in haar onderliggende problemen en kwetsbaarheden die hebben
geleid tot het seksueel grensoverschrijdend gedrag. Op de vragen van de inspectie in hoeverre
bepaalde karaktereigenschappen een rol hebben gespeeld in de ontstane situatie en op welk vlak de
verpleegkundige kwetsbaar is, heeft zij schriftelijk aan de inspectie geantwoord “Mogelijkerwijs
speelt ADD een rol, ook denk ik dat mijn gevoeligheid voor mensen met bepaalde autoritaire
gedragsstoornissen (narcisme) een rol speelt” en “Onzekerheid, faalangst en weinig zelfvertrouwen”.
De verpleegkundige heeft verder niet inzichtelijk gemaakt hoe dit heeft bijgedragen aan het
gebeurde. Mede omdat de verpleegkundige naar het oordeel van het college onvoldoende inzicht heeft
in de factoren die hebben bijgedragen aan het seksueel grensoverschrijdend gedrag, is het college
van oordeel dat er een risico op herhaling bestaat.

5.11 Het voorgaande, alsmede de aard van het grensoverschrijdend gedrag, de intensiteit van het
contact dat de verpleegkundige direct na het beëindigen van de zorgrelatie met de patiënt
onderhield en de omstandigheid dat de verpleegkundige, op het moment dat de patiënt het contact
wilde verbreken, dit niet heeft aangegrepen om het contact te beëindigen, maken dat het college de
maatregel van een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke schorsing met een proeftijd
van twee jaar oplegt. Hierbij weegt het college ook de vastgestelde schending van het beroepsgeheim
mee.

Publicatie
5.12 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. De norm dat een zorgverlener
geen seksuele relatie mag aangaan met een patiënt en dat daarbij altijd een afkoelingsperiode
geldt, wordt nog te vaak overschreden. Het college ziet daarom meerwaarde in het publiceren van
deze beslissing. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de verpleegkundige de maatregel op van schorsing van haar bevoegdheid om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van twaalf
maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk;
- beveelt dat het voorwaardelijk deel van deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzij het bevoegde regionale tuchtcollege later anders mocht bepalen omdat de verpleegkundige voor
het einde van een proeftijd van twee jaren:
a) zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die
zij als verpleegkundige behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijk
beroepsbeoefenaar betaamt; en/of
b) zich niet heeft gehouden aan de navolgende bijzondere voorwaarden:
1. de verpleegkundige stelt zich op korte termijn, maar uiterlijk binnen drie maanden na het
onherroepelijk worden van deze beslissing, onder behandeling van een BIG-geregistreerd
gz-psycholoog of psychotherapeut en informeert de inspectie, binnen een door de inspectie te
bepalen termijn, wie de behandeling gaat uitvoeren;
2. de verpleegkundige informeert, binnen een door de inspectie te bepalen termijn, de inspectie
over het behandelplan dat tenminste dient te omvatten: bewustwording van het thema afstand en
nabijheid en het overschrijden van persoonlijke en professionele grenzen binnen of vlak na een
zorgrelatie, het verwerven van inzicht in de factoren die hebben bijgedragen aan het seksueel
grensoverschrijdende gedrag, het verkrijgen van inzicht in en de behandeling van (mogelijke)
hulpvragen en kwetsbaarheden op dit vlak en het versterken van de probleemoplossende vaardigheden
van de verpleegkundige met het oog op het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de
toekomst;
3. de verpleegkundige geeft aan haar behandelaar schriftelijk toestemming dat de inspectie bij de
behandelaar gedurende het behandeltraject informatie kan inwinnen over de voortgang, de aard, de
inhoud en de frequentie van de behandeling;
4. de verpleegkundige geeft aan haar behandelaar schriftelijk toestemming dat deze aan het einde
van de behandeling aan de inspectie een finale rapportage uitbrengt dat de behandeling met goed
gevolg is afgerond;
5. de verpleegkundige geeft aan de behandelaar schriftelijk toestemming om de inspectie direct te
informeren, zodra de behandeling om een andere reden is afgebroken of gestopt.
- draagt de inspectie op toezicht te houden op de bijzondere voorwaarden onder b);
- bepaalt dat eerst het onvoorwaardelijke deel van de schorsing ten uitvoer zal worden gelegd;
- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden;

- bepaalt dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode dat de verpleegkundige in het
register is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit
te oefenen;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter
publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Nursing.

Deze beslissing is gegeven door J. Iding, voorzitter, E.C.M. de Klerk, lid-jurist,
C.E.B. Driessen, G.J.T. Kooiman en M. Ijzerman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door D. van
Grootveld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 16 juli 2025.