ECLI:NL:TGZRSHE:2025:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5432
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:6 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-01-2025 |
Datum publicatie: | 08-01-2025 |
Zaaknummer(s): | H2023/5432 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Verwijten aan specialist ouderengeneeskunde over het ontbreken van een intake- en evaluatiegesprek, de communicatie, het verstrekken van medicatie, het verstrekken van het medisch dossier en informatie over de coronavaccinatie. Rommelig verloop op opnamedag. Het ontbreken van een intakegesprek kan verweerster niet verweten worden. Nalaten van communicatie naar aanleiding van omissies die hadden moeten worden opgemerkt in de voorbereiding van een te organiseren MDO. Medicatie is niet door verweerster gewijzigd. Verweerster mocht afgaan op wat haar collega had genoteerd. Gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing en publicatie. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 8 januari 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
gemachtigden: [C], hierna ook: de echtgenote, wonende in [B] en mr. V.P.M. Heijnen-Heijthuisen,
werkzaam in Leusden,
tegen
[D],
specialist ouderengeneeskunde,
werkzaam in [E],
verweerster, hierna ook: de specialist ouderengeneeskunde,
gemachtigden: mr. V. Slotboom en mr. J. van Gogh, werkzaam in Zeist.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Na een ziekenhuisopname verbleef klager gedurende enkele maanden op een speciale
revalidatieafdeling van een zorginstelling (hierna: de instelling) waar verweerster
als specialist ouderengeneeskunde werkzaam is. Klager maakt verweerster verwijten
die verband houden met de overdracht van het ziekenhuis naar de instelling, de communicatie,
het verstrekken van medicatie, het verstrekken van het medisch dossier en informatie
over de coronavaccinatie.
1.2 Het college komt tot het oordeel de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt de
specialist ouderengeneeskunde de maatregel van waarschuwing op. Hierna licht het college
dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 28 februari 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het medisch dossier, ontvangen van de gemachtigde(n) van verweerster op 23 augustus
2023;
- de e-mail van de secretaris van 6 september 2023 aan de gemachtigde(n) van verweerster;
- de brief van de gemachtigde(n) van verweerster van 11 september 2023, binnengekomen
op 12 september 2023, met bijlagen;
- de brief van de secretaris van 29 september 2023 aan de gemachtigde(n) van verweerster;
- de brief van de gemachtigde(n) van verweerster van 10 oktober 2023, ontvangen
op 11 oktober 2023;
- de brief van de secretaris van 13 oktober 2023 aan de gemachtigde(n) van verweerster;
- de brief van de gemachtigde(n) van verweerster van 19 oktober 2023, ontvangen
op 20 oktober 2023;
- de door klager op 3 maart 2024 ondertekende machtiging, ontvangen op 5 maart 2024;
- de brief met aanvullende documentatie van 5 november 2024 van de gemachtigde(n)
van verweerster, ontvangen op 6 november 2024.
2.2. De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is op 23 februari 2024 in raadkamer behandeld, waarbij het college heeft
besloten de zaak naar een openbare terechtzitting te verwijzen. De klacht is vervolgens
behandeld op de openbare zitting van 18 november 2024. Klager was afwezig; zijn beide
gemachtigden waren aanwezig. Verweerster was aanwezig en werd bijgestaan door haar
gemachtigden. Verweerster en de gemachtigden van beide partijen hebben hun standpunten
mondeling toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgelezen en aan het
college overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Na een ziekenhuisopname werd klager op vrijdag 9 september 2022 opgenomen op
de afdeling ‘revalidatie- en screening cognitie’ van de instelling. In het Actueel
Medicatie Overzicht van het ziekenhuis van 9 september 2022 staat onder meer vermeld:
(alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “LEVETIRACETAM TABLET
FO 500MG 2x per dag 1500 milligram medische indicatie specialite (exacerbatie neurologische
klachten bij generiek”.
3.2 Daags voor de opname heeft een arts in opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde
(hierna: de aios) telefonisch contact met de echtgenote van klager gehad. Hierover
staat in het medisch dossier genoteerd: “Echtgenote kort gesproken, zij en haar jongste
zoon zijn morgen bij opname aanwezig. Ik heb haar kort geïnformeerd. Ze had verder
geen tijd om een toelichting te geven op de thuissituatie, omdat ze aan het werk was.
Zoon was ook aan het werk. Ze kunnen dit morgen toelichten in het opnamegesprek.
(…) COVID: Vaccinatie: nog navragen bij opname”
De aios nam de informatie van het formulier van de zorgaanbieder over in het dossier.
3.3 Bij afwezigheid van verweerster op de opnamedag, heeft een collega-specialist
ouderengeneeskunde (hierna: de collega) klager bezocht en de medicatie voorgeschreven.
In de medicatielijst staat bij de opnamedatum onder meer genoteerd: “START Levetiracetam
500mg tab fo, 0 stuks, 3-0-0-0 stuks, dagelijks, Continu”.
3.4 Op 5 oktober 2022 vond het eerste familiegesprek plaats in aanwezigheid van
een psycholoog. Verweerster was als hoofdbehandelaar hierbij niet aanwezig. Er was
ook geen vervangend specialist ouderengeneeskunde aanwezig. In dit gesprek kwam aan
de orde dat de terugkeer van klager naar huis niet meer haalbaar was. Aan de familie
werd het advies gegeven zich te gaan oriënteren op een andere woonlocatie en/of andere
zorgmogelijkheden voor klager.
3.5 Van 9 tot 11 november 2022 is klager in het ziekenhuis opgenomen na een toename
van koorts bij een urosepsis (urineweginfectie). Bij terugkeer in de instelling stond
in de brief van het ziekenhuis onder het kopje ‘Advies aan verwijzer’ genoteerd: “Graag
uw aandacht voor de juiste dosering van de anti-epileptica, per abuis is na het vorige
ontslag en te lage dosering gegeven.”
3.6 Op 17 november 2022 noteerde de collega in het dossier: “Geprobeerd 1e cp te
bellen ivm medicatie tegen epilepsie, wat ondergedoseerd was (bij vorige opname).
Opnieuw proberen. Ik zal het ook nog met dhr opnemen”.
3.7 Op 6 december 2022 vond in aanwezigheid van de specialist ouderengeneeskunde
een familiegesprek plaats. Opnieuw werd gesproken over de overgang van klager naar
een woonlocatie.
3.8 Op 12 februari 2023 is klager verhuisd naar de voorkeurslocatie.
3.9 Op 16 februari 2023 vroeg de echtgenote het medisch dossier van klager op bij
de instelling. Zij herhaalde haar verzoek op 20 en 21 februari 2023.
3.10 Op 17 juli 2023 ontving de specialist ouderengeneeskunde een e-mail van de
klachtenfunctionaris van de instelling met de volgende tekst: “Op 2 maart 2023 heeft
[naam echtgenote] een email gestuurd waarin zij aan geeft dat zij het dossier heeft
ontvangen.”
4. De klacht en de reactie van de specialist ouderengeneeskunde
4.1 Klager maakt de specialist ouderengeneeskunde verwijten over:
a) het verloop van de overdracht en de communicatie. Als toelichting stelt klager
dat er geen intakegesprek is geweest en dat er geen evaluatiegesprek over de voortgang
is geweest;
b) het verstrekken van medicatie. Als toelichting stelt klager dat het middel Keppra
was vervangen door een generiek middel, terwijl klager slecht reageert op wisselingen
in de verschillende merken geneesmiddelen;
c) het, ondanks verzoek van de echtgenote, niet verstrekken van het medisch dossier;
d) het ontbreken van overleg/communicatie met de echtgenote over de coronavaccinatie.
4.2 Het college gaat hieronder waar nodig verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de specialist ouderengeneeskunde de zorg heeft verleend die van
haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
specialist ouderengeneeskunde. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor
de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een
zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk
verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) Het verloop van de overdracht en de communicatie
5.2 Klager stelt dat er geen intakegesprek is geweest. Daardoor heeft zijn echtgenote
geen somatische overdracht kunnen doen en niet aan verweerster kunnen vertellen dat
klager slecht tegen het wisselen van medicatie kan. Klager stelt daarnaast dat er
geen evaluatiegesprek over de voortgang is geweest. Tijdens de zitting heeft verweerster
bevestigd dat er geen intakegesprek heeft plaatsgevonden, maar dat er wel met klager
en de echtgenote is gesproken. De aios heeft immers op de dag voor de opname telefonisch
contact met de echtgenote gehad. Op de dag van de opname is klager door de collega
gezien; die collega heeft ook de medicatie van klager beoordeeld. De bedoeling was
om de intake multidisciplinair te doen in aanwezigheid van de familie. Daarom is de
echtgenote kort na de opname uitgenodigd voor een familiegesprek op 22 september 2022.
Dit gesprek werd door de echtgenote afgezegd. Na overleg met de echtgenote vond een
familiegesprek buiten aanwezigheid van verweerster of een andere specialist ouderengeneeskunde
plaats op 5 oktober 2022. In dit gesprek is ook de voortgang geëvalueerd. Ook op 6
december 2022 vond een familiegesprek plaats waarin eveneens de voortgang werd besproken.
5.3 Niet ter discussie staat dat er op de opnamedag geen intakegesprek heeft plaatsgevonden.
Als voorbereiding op de opname heeft de aios informatie uit het formulier van de zorgaanbieder
in het dossier opgenomen. Bij afwezigheid van verweerster is de collega op de dag
van opname vervolgens opgeroepen en langsgekomen. Zij heeft klager gezien en de medicatie
beoordeeld. In het dossier staan geen aantekeningen van deze beoordeling opgenomen,
noch van een gesprek tussen de collega en de aios. Uit het dossier blijkt evenmin
dat een intakegesprek met klager en zijn echtgenote heeft plaatsgevonden, ook niet
op een later moment. Van een multidisciplinaire intake tijdens het familiegesprek
van 5 oktober 2022 is evenmin sprake geweest.
5.4 In het tuchtrecht gaat het om persoonlijke verwijtbaarheid. De vraag die voorligt
is of verweerster er in tuchtrechtelijk opzicht een verwijt van kan worden gemaakt
dat er geen intakegesprek is geweest. Het college oordeelt dat dit niet het geval
is. In de eerste plaats niet omdat verweerster op de opnamedag niet aanwezig was.
Zij was pas later bij de behandeling van klager betrokken. In de tweede plaats niet
omdat over het doen van een intakegesprek op de dag van de opname, in de instelling
geen duidelijke afspraken bestonden. Het is de verantwoordelijkheid van de instelling
– en niet van verweerster - om het beleid te bepalen en afspraken over de opname-
of intakeprocedure te maken en vast te leggen. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.
5.5 Het college is van oordeel dat het verwijt over de communicatie terecht is.
Klager had een hoog complexe zorgvraag en bij een dergelijke opname past een intakegesprek
op de dag van de opname. Het ontbreken hiervan had kort na de opname van klager door
verweerster in haar hoedanigheid van hoofdbehandelaar moeten worden opgemerkt. Tijdens
de voorbereiding van een kort na de opname van klager door haar te organiseren multidisciplinair
overleg (hierna: MDO) had het op de weg van verweerster gelegen om zich alsnog met
haar patiënt en/of zijn echtgenote te verstaan. Verweerster heeft dat echter nagelaten
en dit kan haar tuchtrechtelijk worden aangerekend. In zoverre is dit klachtonderdeel
gegrond.
5.6 De stelling van klager dat er geen evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden is
onjuist. Voor het college staat vast dat tijdens de familiegesprekken van 5 oktober
2022 en 6 december 2022 wel degelijk over de voortgang van klager is gesproken. In
zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel b) Het verstrekken van de medicatie
5.7 Het verwijt van klager luidt dat de anti-epileptica medicatie, die op de medicatielijst
van het ziekenhuis stond vermeld, na de opname in de instelling is gehalveerd. Verweerster
betreurt het dat de wijziging van deze medicatie inderdaad heeft plaatsgevonden, maar
stelt dat haar hiervan geen verwijt kan worden gemaakt, omdat niet zij maar haar collega
de medicatie heeft gewijzigd. Verweerster stelt dat zij mag vertrouwen op het handelen
van haar collega en dat zij daarom de medicatie ook niet hoefde te checken toen zij
de behandeling van haar collega overnam. De medicatie is niet digitaal, maar op papier
overgedragen. Vanuit de apotheek is ook geen signaal ontvangen dat er iets mis was
met de medicatie. De collega heeft in november 2022 telefonisch haar excuses aan de
echtgenote aangeboden voor het wijzigen van de dosering van de anti-epileptica medicatie
en het voorschrijven van een generiek middel in plaats van het spécialité.
5.8 Vast staat dat de medicatie die op de medicatielijst van het ziekenhuis stond,
niet door verweerster in het dossier is overgenomen, noch dat de dosering door haar
is gewijzigd. Verweerster was immers niet aanwezig op de dag van de opname. Verweerster
mocht afgaan op hetgeen haar collega, een specialist ouderengeneeskunde, had genoteerd.
Daarom kan haar geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de onjuiste
notering van de medicatie van klager. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel c) Het niet verstrekken van het medisch dossier
5.9 Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij ondanks herhaald verzoek
het medisch dossier niet heeft verstrekt. Verweerster betwist dit en stelt dat het
dossier op 1 maart 2023 per e-mail naar de echtgenote is gestuurd.
5.10 Een patiënt heeft recht op inzage en afschrift van zijn medisch dossier. Als
een
patiënt om een afschrift van zijn dossier vraagt, moet dit op grond van artikel
7:456 Burgerlijk Wetboek (BW) zo spoedig mogelijk worden verstrekt. Vaststaat dat
de echtgenote op 16 februari 2023 een afschrift van het dossier heeft gevraagd. Onweersproken
is dat de echtgenote het dossier op 1 maart 2023 heeft ontvangen. Het medisch dossier
is dus wel degelijk verstrekt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond. Klachtonderdeel
d) Geen informatie of overleg over de coronavaccinatie
5.11 Verweerster wordt verweten dat er geen informatie is gegeven of overleg is
geweest met de echtgenote over de coronavaccinatie, waarvan een registratiekaart in
het dossier is aangetroffen. Verweerster betwist dit en stelt zich op het standpunt
dat een brief met informatie over de coronavaccinatie aan klager en de echtgenote
is verstrekt op het moment van opname. Dit was conform het beleid van de instelling
ten aanzien van nieuwe bewoners en revalidanten die na 24 augustus 2022 werden opgenomen.
5.12 Vast staat dat de aios op de dag voorafgaand aan de opname in het dossier heeft
genoteerd: “COVID: Vaccinatie: nog navragen bij opname”. Eveneens staat vast (zie
de overwegingen bij klachtonderdeel a) dat er op de opnamedag geen intakegesprek met
klager en de echtgenote heeft plaatsgevonden. Het college kan dan ook niet vaststellen
dat de algemene informatiebrief over de coronavaccinatie aan klager en de echtgenote
bij de opname is uitgereikt. Gelet op het rommelige verloop op de dag van opname,
acht het college het aannemelijk dat de coronavaccinatie niet besproken is. Omdat
verweerster niet zelf aanwezig was op de dag van de opname, kan het niet uitreiken
van de brief niet aan verweerster persoonlijk verweten worden. Wat het college verweerster
in dit opzicht wel tuchtrechtelijk aanrekent, is dat zij na de opnamedag hier geen
aandacht aan heeft besteed. Als hoofdbehandelaar had van verweerster mogen worden
verwacht dat ze, voorafgaand aan een kort na de opname van klager door haar te organiseren
MDO, had opgemerkt dat er mogelijk onduidelijkheid bestond met betrekking tot de coronavaccinatie
van klager en dat zij daarover contact had opgenomen met zijn echtgenote (zie alinea
5.5). Verweerster heeft dit niet gedaan. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Slotsom
5.13 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond
is en klachtonderdeel d) gegrond. De andere klachtonderdelen zijn ongegrond.
Maatregel
5.14 Nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, moet het college oordelen welke maatregel
passend is. Het college is van oordeel dat het niet checken van de aanwezigheid van
alle benodigde informatie voorafgaand aan een MDO, van een zodanig gewicht is dat
niet kan worden afgezien van een maatregel. De maatregel van waarschuwing wordt als
passend beschouwd. Een waarschuwing is immers een zakelijke terechtwijzing die de
onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt, zonder daarop een stempel van laakbaarheid
te drukken.
Publicatie
5.15 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen
leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a) gedeeltelijk gegrond en klachtonderdeel d) gegrond;
- legt de specialist ouderengeneeskunde de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch
Contact.
Deze beslissing is gegeven door J. Iding, voorzitter, M.J.H.A. Venner-Lijten, lid-jurist,
J.I. Eikelboom, J.W.M. van Ameijde en A.J.J.M. Keijzer-van Laarhoven, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door C.W.M. Hillenaar, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 8 januari 2025