ECLI:NL:TGZRSHE:2025:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7268
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:49 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2025 |
Datum publicatie: | 16-04-2025 |
Zaaknummer(s): | H2024/7268 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht. SCEN-arts wordt verweten dat hij veel te laat bij patiënte op consult kwam en zich niet aan de wet heeft gehouden door het verzoek tot euthanasie niet te honoreren. KNMG-richtlijn ‘Steun en consultatie bij euthanasie’. Wettelijke vereisten voor het honoreren van het verzoek om euthanasie. Huisbezoek is tijdig afgelegd. Omdat patiënte niet meer aanspreekbaar was kon SCEN-arts niet vaststellen of aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 16 april 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B], klager,
tegen
[C],
keel, neus- en oorarts (KNO), in zijn hoedanigheid van SCEN-arts, destijds werkzaam
in [D],
verweerder, hierna ook: de SCEN-arts.
1. Waar gaat de zaak over?
De echtgenote van klager (verder: de patiënte) was ernstig ziek en had gevraagd
om euthanasie.
Daarop heeft de huisarts van de patiënte het euthanasietraject ingezet. Onderdeel
van het traject
is het inschakelen van een SCEN-arts. Klager verwijt de SCEN-arts dat hij te laat
is gekomen en, in
strijd met de wens van de patiënte, niet akkoord is gegaan met het uitvoeren van
euthanasie.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze
beslissing is
gekomen.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 juni 2024;
- de brief van 18 juli 2024 van de secretaris aan klager;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- de brief van 25 juli 2024 van de secretaris aan klager;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 De patiënte heeft in januari 2024 haar levenseinde- en behandelwensen met
haar huisarts
besproken. Op 19 maart 2024 ondertekende de patiënte een tweede aanvulling op een
eerder door haar
opgestelde schriftelijke verklaring met betrekking tot een behandelverbod. Hierin
staat als laatste
zin opgenomen (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): “Ik
wil een einde aan
mijn leven via euthanasie.”
3.2 De huisarts heeft op maandag 8 april 2024 het euthanasietraject in gang gezet
door bij het
landelijke meldpunt van huisartsen een SCEN-consult aan te vragen. Naar aanleiding
van die melding,
nam de SCEN-arts telefonisch contact met de huisarts op, van wie hij vervolgens
de relevante
dossierstukken ontving. De SCEN-arts heeft op 9 april 2024 het dossier bestudeerd.
Na het
bestuderen van het dossier belde hij op woensdag 10 april 2024 met klager voor het
maken van een
afspraak. Op donderdag 11 april 2024 bracht hij een bezoek aan de patiënte. In het
SCEN-verslag
staat vermeld:
“Bezoek aan de patiënt Datum: 11-04-2024
Ik had de avond er voor gebeld om een afspraak te maken voor vandaag. Haar man nam
op en vertelde
me dat na de slaapmedicatie van gisteren vandaag niet meer wakker was geworden,
maar dat hij hoopte
dat ze morgenochtend wel weer wakker zou zijn en dat het consult absoluut door moest
gaan.
Ik bezocht patiënte thuis (…). Ik zag een cachectische dame die niet aanspreekbaar
en ook niet
wekbaar was. Hiermee was haar wilsbekwaamheid niet meer controleerbaar.
Uitvoerig met de familie besproken dat van actieve euthanasie geen sprake meer kon
zijn. Haar man
probeerde dit te weerleggen (…) Hij was van mening dat het wel mogelijk zou moeten
zijn. (…) het
was duidelijk dat hij mijn standpunt niet kon delen.
(…)
Conclusie
Naar aanleiding van bovenstaande ben ik van mening dat NIET aan alle wettelijke
eisen die
de wet stelt aan het honoreren van een verzoek tot euthanasie is voldaan.”
3.3 Op … 2024 is de patiënte overleden.
4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klager verwijt de arts dat hij:
a) veel te laat op consult kwam;
b) zich niet aan de wet heeft gehouden door het verzoek tot euthanasie niet te honoreren.
4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Hij stelt
dat hij naar
eer en geweten, zorgvuldig en volgens de richtlijnen heeft gehandeld.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 Het college heeft oog voor het verdriet van klager. Dat laat onverlet dat
het college een
zakelijke afweging moet maken op de vraag of de SCEN-arts de zorg heeft verleend
die van hem
verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende
SCEN-arts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen
en andere
professionele standaarden, waaronder de KNMG-richtlijn voor SCEN-artsen: ‘Steun
en consultatie bij
euthanasie’ (juli 2023, hierna: de richtlijn).
5.2 Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld
en dat de
klacht kennelijk ongegrond is. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing
is gekomen.
Uitleg
Klachtonderdeel a) te laat op consult
5.3 Klager is van mening dat verweerder te laat op consult is verschenen. Verweerder
stelt zich
echter op het standpunt dat hij volgens de richtlijn heeft gehandeld. Het college
oordeelt als
volgt. Over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de SCEN-arts staat in alinea
1.5 van de
richtlijn vermeld: “De SCEN-arts is tijdens de dienst goed bereikbaar en beschikbaar.
(…) De
SCEN-arts reageert zo spoedig mogelijk, in principe binnen enkele uren, op een oproep
voor het
eerste contact, om een eerste indruk van de vraag te krijgen (…). De SCEN-arts is
in staat en
bereid huisbezoeken binnen enkele dagen af te leggen en voor verslaglegging te zorgen,
zo nodig ook
in de avonduren of in uitzonderlijke gevallen in het weekend.”
5.4 Onweersproken is dat verweerder op maandag 8 april 2024 het verzoek voor het
SCEN-consult
ontving en dat hij diezelfde dag telefonisch contact met de huisarts heeft opgenomen.
Daarmee staat
vast dat het contact, geheel volgens de richtlijn, ‘zo spoedig mogelijk, in principe
binnen enkele
uren’ na de ontvangen melding, heeft plaatsgevonden.
5.5 Na het telefonische overleg met de huisarts ontving de SCEN-arts de relevante
stukken uit het
medisch dossier van de patiënte. Na bestudering ervan belde hij klager op woensdag
10 april 2024 om
een afspraak te maken. Omdat klager aangaf dat de patiënte sinds de avond ervoor
niet meer wakker
geworden was - dat wil zeggen de avond van 9 april 2024 - heeft verweerder de patiënte
op donderdag
11 april 2024 bezocht. Gelet op dit tijdsverloop stelt het college eveneens vast
dat de SCEN-arts
het huisbezoek aan de patiënte ‘binnen enkele dagen’ heeft afgelegd. Aangezien de
SCEN-arts daarmee volgens de richtlijn heeft gehandeld, is dit klachtonderdeel kennelijk
ongegrond.
Klachtonderdeel b) handelen in strijd met de wet
5.6 Klager stelt dat de SCEN-arts in strijd met de wet heeft gehandeld door het
euthanasieverzoek
niet te honoreren. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek tot euthanasie
niet kon
worden gehonoreerd, omdat niet aan alle wettelijke vereisten was voldaan. Het college
oordeelt als
volgt. Eén van de taken van de SCEN-arts is het uitvoeren van consultaties, waarbij
de SCEN-arts
beoordeelt of aan de vier zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet is voldaan.
Het gaat om de
volgende vereisten: a) is sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Bij
het beantwoorden
van deze vraag dient de SCEN-arts onder meer te beoordelen of de patiënt wilsbekwaam
is ten aanzien
van het euthanasieverzoek; b) is sprake van uitzichtloos en ondraaglijk lijden;
c) heeft de
consultaanvragend arts de patiënt voorgelicht over diens situatie en de vooruitzichten
en d) of er
redelijke andere oplossingen zijn. Ten behoeve van deze beoordeling voert de SCEN-arts
een gesprek
met de arts die het consult aanvraagt, bestudeert hij de medische informatie en
bezoekt hij de
patiënt. Vervolgens geeft hij een schriftelijk oordeel aan de consultvragend arts.
Het oordeel van
de SCEN-arts is niet bindend. Dat wil zeggen dat de arts die het consult heeft aangevraagd,
niet
verplicht is het oordeel van de SCEN-arts over te nemen. De arts mag afwijken van
een negatief
oordeel, maar hij moet afdoende kunnen onderbouwen waarom hij dat doet.
5.7 Het college begrijpt het klachtonderdeel aldus dat de SCEN-arts geen positief
schriftelijk
oordeel heeft gegeven over de euthanasiewens van de patiënte. Het college is van
oordeel dat ook
dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is, gelet op het volgende. Tijdens het huisbezoek
stelde de
SCEN-arts vast dat de patiënte niet meer aanspreekbaar was. Dat wordt door klager
ook niet betwist.
Dat betekent dat de SCEN-arts niet heeft kunnen vaststellen of sprake was van een
vrijwillig en
weloverwogen verzoek (zorgvuldigheidsvereiste a). Ook heeft de SCEN-arts niet meer
kunnen
vaststellen of er sprake was van ondraaglijk en uitzichtloos lijden (zorgvuldigheidsvereiste
b). De
SCEN-arts heeft daarmee niet anders kunnen concluderen dan dat niet aan alle wettelijke
vereisten
voor het honoreren van het verzoek om euthanasie was voldaan. Klager heeft weliswaar
erop gewezen
dat de wens van de patiënte reeds eerder duidelijk was geworden op grond van de
door haar
opgestelde schriftelijke verklaring, maar daar was de SCEN-arts niet bij betrokken.
Op grond van de
richtlijnen dient de SCEN-arts zelf de vrijwilligheid en weloverwogenheid te bepalen,
evenals het
ondraaglijk en uitzichtloos lijden. In alinea 4.5 van de richtlijn staat daarom
ook vermeld dat als
een patiënt in coma raakt of in een toestand van verlaagd bewustzijn belandt, euthanasie
niet meer
mogelijk is, omdat de SCEN-arts niet meer kan vaststellen of aan de zorgvuldigheidseisen
is
voldaan. Volgens vaste jurisprudentie kan in een dergelijk geval een verzoek tot
euthanasie niet
worden gehonoreerd. Euthanasie is in dat geval niet toegestaan en zelfs strafbaar.
De SCEN-arts
heeft de huisarts dan ook op de juiste wijze over zijn bevindingen geïnformeerd
en haar op goede
gronden voorgesteld het traject van palliatieve sedatie in te gaan.
Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
5 De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 16 april 2025 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-
van Meerwijk, voorzitter, J.G.E. Smeets en N.B. van der Maas, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door
C.W.M. Hillenaar, secretaris.