ECLI:NL:TGZRSHE:2025:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7071
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-03-2025 |
Datum publicatie: | 26-03-2025 |
Zaaknummer(s): | H2024/7071 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen verpleegkundige, die medisch advies heeft uitgebracht over de vraag of klager (een minderjarige asielzoeker) kan worden gehoord door de IND. Het rapport voldoet aan de daarvoor geldende eisen. Dat achteraf (na specifiek psychologisch en medisch onderzoek) is gebleken dat klager meer medische klachten heeft dan de verpleegkundige heeft geconstateerd, kan haar niet worden tegengeworpen. Van de wijze waarop de organisatie is ingericht, kan de verpleegkundige geen verwijt worden gemaakt. |
H2024/7071
Beslissing van 26 maart 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
‘S-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 26 maart 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer, werkzaam in Den Bosch,
tegen
[C],
verpleegkundige,
werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de verpleegkundige,
gemachtigde: mr. I.C.E. Oosthoek-Spierings, werkzaam in Den Haag.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is een alleenstaande minderjarige asielzoeker, oorspronkelijk afkomstig
uit [E]. Over klager is een voogd benoemd. Asielzoekers krijgen een medisch onderzoek
aangeboden om te beoordelen of sprake is van medische beperkingen, die van invloed
zijn op het horen en beoordelen van de asielaanvraag door de IND. Klager heeft van
deze mogelijkheid gebruik gemaakt en op 5 juni 2023 een gesprek van circa 50 minuten
gehad met de verpleegkundige. De verpleegkundige heeft daarvan een rapport opgemaakt,
dat op 6 juni 2023 is gecontroleerd en goedgekeurd door een arts. De conclusie van
het medisch advies luidt dat sprake is van medische klachten, maar dat deze klachten
geen beperkingen opleveren voor het horen door de IND. Aanvullend is opgemerkt dat
klager niet kan lezen of schrijven en dat hij alert en beleefd is in een gesprek.
1.2 Klager verwijt de verpleegkundige onzorgvuldig handelen bij het vaststellen
of er al dan niet beperkingen zijn voor het horen en het trekken van een onjuiste
conclusie. Daarnaast beklaagt klager zich over de inhoud van het klachtenreglement
en onduidelijkheden over het protocol en de inrichting van de organisatie waarvoor
de verpleegkundige werkzaam is. De verpleegkundige heeft verweer gevoerd tegen de
klacht.
1.3
Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 3 april 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 mei 2024;
- de brief van 23 mei 2025 van de secretaris aan de gemachtigde van verweerster;
- de aanvulling op het verweerschrift, ontvangen op 29 mei 2024;
- de repliek, ontvangen op 10 juni 2024;
- de dupliek, ontvangen op 22 juli 2024.
2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Het medisch advies dat naar de IND is gegaan, bevat alleen de conclusie van
het onderzoek. Aan dat advies ligt een onderzoeksformulier ten grondslag met een vraagstelling
op verschillende onderwerpen, waaronder een lichamelijke en een psychische anamnese.
Uit het formulier blijkt dat telefonisch een tolk aanwezig is geweest bij het onderzoek
door de verpleegkundige. De voogd van klager was niet aanwezig. Ook blijkt uit het
formulier dat de verpleegkundige tijdens het onderzoek overleg heeft gehad met een
ter plekke aanwezige arts en dat het niet nodig werd gevonden om (nadere) medische
informatie op te vragen.
3.2 In het onderzoeksformulier heeft de verpleegkundige onder meer genoteerd (alle
citaten zijn letterlijk overgenomen):
“(…)
Algemene indruk: … jongen van 2007. Betrokkene geeft slaperig vriendelijk oogcontact.
Aankomst datum is bij benadering. In de loop van het gesprek is betrokkene beleefd
en ook alerter. (…)
(…)
Samenvatting: (…) Betrokkene was in het begin van het gesprek erg slaperig. Maar
in de loop van het gesprek blijkt hij heel beleefd en vriendelijk te zijn. Betrokkene
slaapt slecht vanwege herrie van kamer genoten, betrokkene wil dit gaan bespreken
met het COA. Betrokkene kan niet lezen of schrijven. Betrokkene spreekt goed ….
(…)
Zicht: Betrokkene geeft aan goed te kunnen zien.
Gehoor: Betrokkene geeft aan goed te kunnen horen.
Psychiatrie: Betrokkene verteld hier vreemd te zijn en dat betrokkene zelf overal
achter aan moet gaan. Betrokkene verteld geen sombere gedachten te ervaren. Betrokkene
verteld zin in de toekomst te hebben en ook genoeg ideeën te hebben. Betrokkene geeft
aan graag designer wil worden. Betrokkene geeft aan ook al dingen te maken van karton.
(Maquettes).
(…) concentratie: Betrokkene laat naast slaperigheid wel een geconcentreerde houding
zien in dit gesprek. (…)
(…) geheugen: (…) In dit gesprek is geen vergeetachtigheid geconstateerd, ondanks
dat betrokkene niet kan lezen of schrijven.
(…)
(…) stemming: Betrokkene laat een rustige houding zien in dit gesprek. Betrokkene
geeft aan bij boosheid naar buiten te gaan en af te koelen. Betrokkene verteld geen
ruzie te zoeken of problemen te veroorzaken.
(…)”
3.3 Op 2 oktober 2023 heeft klager een psychologisch onderzoek ondergaan. De conclusie
van het rapport luidt:
“Samenvattend wordt een gemotiveerde, afwachtende jongen gezien die eenmaal is gezien
in het kader van een non-verbaal intelligentieonderzoek in een gestructureerde één-op-één
situatie. [Klager] stelt zich coöperatief op, echter wordt er wat ongeduld opgemerkt
als hij niet goed weet wat er van hem verwacht wordt. Zijn non-verbale cognitieve
mogelijkheden zijn van een zeer laag tot laag niveau. Binnen zijn profiel wordt gezien
dat perceptueel logisch redeneren voor hem een sterkte is. Daarnaast wordt gezien
dat zijn grafomotorische snelheid een zwakte is. Dit heeft invloed op de tijd die
hij nodig heeft om een opdracht uit te voeren. In het contact valt op dat [klager]
ontwijkend oogcontact maakt, een vlakke mimiek heeft en gebaat is bij duidelijkheid
en structuur. De opdrachten moeten in zijn ogen logisch zijn of precies kloppend.
Voorgaande wordt gezien tijdens het natekenen van figuren, maar ook als hij materiaal
niet vindt passen bij de test. Als dat afwijkt, laat hij weerstand en licht bepalend
gedrag zien. Met extra uitleg lukt het hem om deel te nemen aan hetgeen hem wordt
gevraagd.
Concluderend worden er binnen dit onderzoek aanwijzingen gezien voor een autismespectrumstoornis
(rechtlijnig ontwijkend oogcontact, vlakke mimiek bepalend letterlijk nemen van instructies/vragen).
Daarnaast lijkt er ook wantrouwen aanwezig door hetgeen hij tot nu toe in zijn leven
heeft meegemaakt. Voorgaande conclusies zijn gebaseerd op deze eenmalige één-op-één
situatie.”
3.4 Op 27 november 2023 heeft een kinderarts klager gezien in aanwezigheid van zijn
voogd. In haar brief aan de huisarts beschrijft zij dat klager op zijn eerste opvangplek
stressvolle events heeft meegemaakt en automutilatie heeft laten zien. Vanwege deze
problematiek was hij eerder verwezen naar de psycholoog. De kinderarts schreef voorts
onder meer:
“Conclusie: [klager] 16jr, vluchteling uit [E], afwijkend audiogram, dysmorfe kenmerken
en gedragsproblematiek, IQ 60-80. Ouders consanguin.
Mogelijk syndromale aandoening of metabole stoornis. NAH lijkt minder waarschijnlijk.
Beleid:
Consult KNO arts + audiogram
Genetische diagnostiek (WES verstandelijke beperking)
Metabole screening bloed en urine
Over enige tijd belafspraak over de uitslagen”
3.5 (De gemachtigde van) klager heeft op 22 december 2023 bij de organisatie waar
de verpleegkundige werkzaam is een klacht ingediend over het gegeven medisch advies.
Onder verwijzing naar het verslag van de psycholoog en de brief van de kinderarts
schrijft de gemachtigde van klager onder meer:
“Hieruit komen forse beperkingen naar voren, die mijns inziens ook door uw deskundigen
geconstateerd hadden moeten worden. Bezit van eigenschappen in het autistisch spectrum
en een laag IQ geven namelijk wel degelijk beperkingen voor het horen van cliënt door
de IND.”
De gemachtigde van klager verzocht om het “advies te heroverwegen en te schrappen”
en “een nieuw onderzoek te doen en een nieuw advies uit te brengen”.
3.6 De klachtenfunctionaris heeft (de gemachtigde van) klager op 19 januari 2024
medegedeeld dat over het onderzoek zelf geen klacht meer kon worden ingediend, omdat
het meer dan drie maanden geleden had plaatsgevonden. Klachten over de inhoud van
het advies en de conclusie kon zij ook niet in behandeling nemen, omdat daar een andere
procedure voor bestaat, namelijk de bezwaarprocedure van de IND (de opdrachtgever).
Ook het opnieuw uitvoeren van een onderzoek wordt via de IND aangevraagd.
4. De overwegingen van het college De criteria voor de beoordeling
4.1 Volgens vaste rechtspraak moet een deskundigenrapport van een verpleegkundige
aan de volgende eisen voldoen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte
literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapportage beperkt zich tot het deskundigheidsgebied van de rapporteur.
4.2 Het college toetst daarbij inhoudelijk of het onderzoek door de deskundige voldoende
vakkundig en zorgvuldig is uitgevoerd. Met betrekking tot de conclusie van de rapportage
beoordeelt het college of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen
komen.
Klachtonderdeel 1 – totstandkoming van de rapportage en conclusie
4.3 Het college overweegt dat de rapportage voldoet aan de eisen die daaraan in
de rechtspraak worden gesteld en hiervoor zijn weergegeven. Weliswaar is de rapportage
kort en bondig, maar dat is inherent aan het – beperkte – onderzoek door de verpleegkundige.
Het enige wat ontbreekt is een inhoudelijke weergave van wat de verpleegkundige met
de dienstdoende arts heeft besproken. Dit doet echter niet af aan de rapportage zelf
en bovendien is ervoor gezorgd dat dit in volgende rapportages wel wordt vermeld.
De verpleegkundige heeft genoteerd dat klager in het begin slaperig overkwam en in
haar verweerschrift uitgelegd dat dit het punt van overleg met de arts is geweest.
Klager had een duidelijke verklaring voor zijn slaperigheid en bovendien werd hij
later tijdens het gesprek alerter. Verder vloeit de conclusie logisch voort uit de
overwegingen. Het college acht daarom dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
4.4 Ten overvloede overweegt het college dat het feit dat achteraf en na specifiek
psychologisch en medisch onderzoek is gebleken dat klager meer medische klachten heeft
dan de verpleegkundige heeft geconstateerd, de verpleegkundige niet kan worden tegen
geworpen. Het betreft immers naderhand gestelde (waarschijnlijkheids-)diagnoses door
een daartoe bevoegde arts. Ook overigens betekenen deze (waarschijnlijkheids-)diagnoses
niet dat de conclusie dat klager door de IND gehoord kon worden, onjuist is. Verder
acht het college van belang dat het mogelijk is om (via de IND) een nieuw medisch
onderzoek aan te vragen als na verloop van tijd nieuwe en andere medische gegevens
worden verkregen dan waarvan tijdens het eerdere onderzoek is uitgegaan.
Klachtonderdeel 2 – inrichting van de organisatie, protocol en klachtenregeling.
4.5 In deze tuchtrechtelijke procedure gaat het om het persoonlijk handelen of nalaten
van de verpleegkundige. De klachten van klager over het klachtenreglement (niet te
vinden op de website, niet transparant en onredelijk korte klachttermijn) houden geen
verband met het handelen of nalaten van de verpleegkundige. Hetzelfde geldt voor de
door klager geformuleerde klachten over (onduidelijkheden in) de inrichting van de
organisatie en het gehanteerde protocol. De wijze waarop de organisatie is ingericht
kan de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verweten worden. Ook dit klachtonderdeel
is reeds daarom kennelijk ongegrond.
5. De beslissing
De klacht is in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 maart 2025 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths–van
Meerwijk, voorzitter, A. Petiet en M. IJzerman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
N.A.M. Sinjorgo, secretaris.