ECLI:NL:TGZRSHE:2025:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6321
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:31 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-03-2025 |
Datum publicatie: | 12-03-2025 |
Zaaknummer(s): | H2023/6321 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Verweerster, SEH-arts, wordt verweten dat zij op de Spoed Eisende Hulp onvoldoende onderzoek heeft laten verrichten naar de voet van klager. Volgens klager had verweerster meer onderzoek moeten verrichten naast het verrichte lichamelijk onderzoek en de vervaardigde röntgenfoto. Klager stelt dat verweerster en haar collega, onvoldoende alert waren en meer alert hadden moeten zijn vanwege de postoperatieve status van de voet van klager en vanwege de neurologische aandoening van klager. Verweerster meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Klacht ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 12 maart 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
gemachtigde: mr. J. Houri, werkzaam in Utrecht,
tegen:
[C],
SEH-arts, werkzaam in [B], verweerster,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager verwijt verweerster dat zij op 20 mei 2021 op de Spoed Eisende Hulp
(hierna: SEH)
onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de voet van klager. Volgens klager had
verweerster meer
onderzoek moeten verrichten naast het verrichte lichamelijk onderzoek en de vervaardigde
röntgenfoto. Klager stelt dat verweerster en haar collega, arts-assistent chirurgie,
onvoldoende
alert waren en meer alert hadden moeten zijn vanwege de postoperatieve status van
de voet van
klager en vanwege de neurologische aandoening van klager.
1.2 Verweerster meent dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het dossier bevat de volgende relevante stukken:
- het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 11 oktober 2023;
- de brief van de secretaris van 6 november 2023 aan de gemachtigde van klager;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 22 november 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 26 januari 2024;
- de brief van de gemachtigde van klager, ontvangen op 27 februari 2024;
- de USB-stick van de gemachtigde van klager, ontvangen op 27 februari 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van
het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Klager heeft naast de klacht tegen verweerster ook een klacht ingediend tegen
de
arts-assistent, collega van verweerster (hierna: de collega). Deze klacht is ingeschreven
onder het
zaaknummer H2023/6649. Op beide klachten is bij afzonderlijke beslissingen beslist.
2.4 Deze zaak en de zaak H2023/6649 zijn gezamenlijk behandeld op de openbare zitting
van 17
januari 2025. De partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden.
De partijen
en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. De feiten
3.1 Op 20 mei 2021 heeft klager de huisartsenpost (hierna: HAP) bezocht vanwege
pijnklachten aan
de voet. De triagist van de HAP heeft hierover het volgende genoteerd (alle citaten
voor zover van
belang en letterlijk weergegeven):
“(…) Klacht/beloop: (…) bekend met plaatje in voet. was aan het hardlopen en hoorde
en knak, hele
re-voet is gezwollen, komt aangelopen aan de balie, niet uitgebreid beoordeeld maar
door sok forse
zwelling te zien. (…) Afgelopen jaar een schroef in de voet gekregen re, vandaag
tijdens trainen op
de loopband. Na paar minuten intense krak, niet verzwikt Heeft een spierziekte,
HSMN type 2,
vandaar die schroefje in de rechter voet en plaatje links
Objectief: voet rechts, zwelling lateraal week, geen hard schroefje oid (…)
Plan: Pljn voet, mogelijk uitbraak schroefje of plaatje? zwelling lateraal week,
bekend met HSMN
type 2: vraag: fractuur? stand? (…)”
3.2 Klager is dezelfde dag doorverwezen naar de SEH. In het verpleegkundig verslag
van de SEH is
het volgende opgenomen:
“(…) Past illness: plaatje in rechtervoetvanwege , HSMN type 2
Event: Tijdens hardlopen knakje rechtervoet gevoeld, nu zwelling (…)
Voorgeschiedenis:[2021]distorsie van enkel [2021]pijn in enkelgewricht (…)”
3.3 De op deze dag gemaakte röntgenfoto’s van de enkel/voet van klager zijn door
een radioloog,
verweerster en de collega beoordeeld. Deze foto’s toonden geen fractuur. Klager
is diezelfde dag
door zijn moeder opgehaald. In het medisch dossier is over dit consult opgeschreven:
“(…) Reden van bezoek: Pijn enkel rechts (…)
Anamnese: VG/ osteosynthese materiaal middenvoet ivm HSMN type 2 (…) A/met moeder
Was in de
sportschool en voelde ineens een knapje in de rechter enkel. Geen trauma. Niet gevallen
of
verstapt. Kon daarna nog belasten maar toenemend pijnlijk en belasten lukt nu niet
meer. Bezorgd
gezien osteosynthese materiaal in situ.
Lichamelijk onderzoek: Enkel rechts: litteken dorsaal en lateraal, enige inversie
stand van de
voet, heeft dit normaal ook, enige zwelling lateraal, geen hematoom, geen bewegingsbeperking,
drukpijn tpv talus, geen drukpijn malleoli, geen drukpijn metatarsale, digiti, calcaneus,
neurovasculair intact, sensibiliteit ongestoord.
Radiologie onderzoek Enkel/enkel voet rechts: Geen fractuur: Sclerothische randwoekering
aan de
ventrale zijde distale tibia.
Osteosynthese/artrodese materiaal ter plaatse van de middenvoet.
Conclusie/DD 21-jarige patiënt met pijn rechter enkel zonder trauma, geen aanwijzingen
voor ossaal
letsel
Behandeling Beleid iom (…) [verweerster] (SEH)
- Drukverband
- Belasten ogv pijn
- Pijnstilling middels paracetamol
- Pt heeft volgende week controle afspraak bij eigen orthopeed in
(…) [naam ziekenhuis], geen controle hier afgesproken.
- Moeder en patiënt akkoord met bovenstaande (…)
Diagnose registratie 20-05-2021 Diagnose: pijn in enkelgewicht (…)”
3.4 Op 21 mei 2021, de dag na het SEH-bezoek, is klager, zoals gebruikelijk is
in dit ziekenhuis
waar verweerster werkt, in een multidisciplinair overleg besproken. Bij dit overleg
zijn de
röntgenfoto’s getoond, de anamnese en de bevindingen uit het medisch dossier doorgenomen
en het
gevoerde beleid op juistheid beoordeeld. Bij dit overleg zijn geen bijzonderheden
en onjuistheden
gebleken en werd de diagnose en het gevoerde beleid bevestigd.
3.5 In het ziekenhuis waar verweerster werkt, zou normaliter na ongeveer een week
een
controleafspraak volgen. Deze afspraak is niet ingepland.
3.6 Op 3 juni 2021, veertien dagen na het SEH-bezoek, heeft klager een telefonische
afspraak
gehad bij zijn eigen orthopedisch chirurg in een ander ziekenhuis. Klager heeft
op zitting
toegelicht dat hij vanwege zijn klachten op 4 juni 2021 op een poliklinisch consult
mocht komen bij
zijn eigen orthopedisch chirurg. Er is toen beeldmateriaal vervaardigd. Daarop is
een fractuur
vastgesteld aan de binnenzijde van de voet bij de enkel.
3.7 Bij brief van 23 juli 2021 is het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is, aansprakelijk
gesteld voor de gevolgen van de medische behandeling op 20 mei 2021. De verzekeraar
van het
ziekenhuis waar verweerster werkzaam is, heeft de aansprakelijkheid afgewezen bij
brief van 13
januari 2022.
4. De klacht en de reactie van verweerster
4.1 Klager verwijt verweerster dat zij:
a) onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de enkel van klager op de SEH, door
alleen
lichamelijk onderzoek te doen, een röntgenfoto te laten maken en te beoordelen;
b) onvoldoende alert is geweest bij deze fragiele voet met een postoperatieve
status en omdat
klager bekend was met hereditaire motorische en sensorische neuropathie (HMSN type
2 hierna:
neurologische aandoening);
c) klager heeft weggezonden met enkel drukverband en pijnstilling, met onvoldoende
oog voor de
stabiliteit van de voet, terwijl er sprake was van een fractuur.
4.2 Verweerster heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder voor zover nodig verder in op de standpunten van
partijen.
5 De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerster de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende SEH-arts. Bij de beoordeling
wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden.
Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor
een
tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen
tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdelen a) onvoldoende onderzoek en b) onvoldoende alertheid bij postoperatieve
status van
de voet en neurologische aandoening
5.2 Het college begrijpt dat klager klaagt over het feit dat verweerster onvoldoende
onderzoek
heeft verricht omdat verweerster onvoldoende alert was. De klachtonderdelen a) en
b) worden daarom
samen beoordeeld.
Onvoldoende onderzoek
5.3 Klager stelt dat verweerster meer onderzoek had moeten doen dan zij feitelijk
heeft verricht.
Klager heeft op zitting nader toegelicht dat verweerster uitgebreider lichamelijk
en aanvullend
onderzoek had moeten verrichten omdat klager een verminderd gevoel in zijn rechtervoet
heeft en
daarmee mogelijk onvoldoende goed de pijn zou hebben kunnen aangeven.
5.4 Verweerster heeft aangevoerd dat het verrichte lichamelijk onderzoek en de röntgenfoto
in
deze casus adequaat zijn. Verweerster heeft in overleg met de collega op 20 mei
2021 onderzocht of
de neurologische aandoening meer risico op een fractuur geeft.
Dat bleek niet het geval. Verweerster heeft ook aangedragen dat het osteosynthese
materiaal in de
voet geen afwijking vertoonde. Volgens verweerster was er geen aanleiding om meer
onderzoek te
(laten) verrichten dan zij heeft gedaan. Verweerster meent dat zij redelijkerwijs
heeft kunnen
concluderen dat er geen sprake was van een breuk.
5.5 Het college stelt op basis van het medisch dossier vast dat klager zelfstandig
naar de balie
van de HAP was gelopen. In het medisch dossier is het verrichte lichamelijk onderzoek
op de SEH
helder en uitgebreid beschreven. Hierbij bleek dat de voet weliswaar gezwollen en
pijnlijk was maar
er waren geen vast te stellen beperkingen aan de voet. Zo waren er geen afwijkingen
in de
bloedvoorziening en de sensibiliteit van de voet. Verweerster heeft een röntgenfoto
laten maken en
beoordeeld. Zij heeft deze röntgenfoto ook laten beoordelen door de radioloog en
de collega. Noch
de radioloog, noch verweerster, noch de collega heeft daarop een fractuur kunnen
vaststellen. De
aard van het incident (het horen van een knapje zonder val bij het sporten), de
anamnese, de
bevindingen van het lichamelijk en het radiologisch onderzoek kwamen overeen met
de klinische
presentatie van klager. Het college is van oordeel dat verweerster het onderzoek
zorgvuldig heeft
verricht, dan wel heeft laten verrichten. Aan dit oordeel doet niet af dat nadien
wel een fractuur
in de voet van klager is vastgesteld.
Alertheid op neurologische aandoening
5.6 Het college is ook van oordeel dat verweerster meer dan voldoende rekening
heeft gehouden in
haar onderzoek met de door klager benoemde neurologische aandoening. Op basis van
dat onderzoek
heeft verweerster mogen concluderen dat deze aandoening geen vergrote kans op een
fractuur geeft.
Voor zover klager bedoeld heeft dat hij onvoldoende de pijn tijdens het lichamelijk
onderzoek zou
hebben kunnen aangegeven, overweegt het college dat verweerster dit juist heeft
ondervangen door
het laten maken van een röntgenfoto. Met het vervaardigen van de röntgenfoto is
immers in voldoende
mate geobjectiveerd wat de oorzaak zou kunnen zijn van de klachten, ongeacht de
pijnbeleving.
Alertheid op postoperatieve status
5.7 Voor wat betreft de verwijzing naar de postoperatieve status kan het college
klager, ook na
de toelichting op zitting, niet volgen. Het college stelt vast dat niet is komen
vast te staan dat
klager kort voorafgaand aan een het SEH-bezoek aan zijn voet is geopereerd. Op basis
van de
röntgenfoto en de overige medische gegevens kan dat niet worden vastgesteld. Verweerster
kon en
mocht dan ook concluderen dat het osteosynthesemateriaal reeds geruime tijd geleden
was ingebracht.
Verweerster heeft geen afwijkingen aangetroffen aan dat materiaal. Voor een verdergaand
nader
onderzoek was dan ook geen aanleiding.
5.8 Op grond van al het voorgaande is het college van oordeel dat verweerster op
meer dan
voldoende zorgvuldige en alerte wijze klager heeft onderzocht dan wel heeft laten
onderzoeken en
kon concluderen dat er geen verdergaand onderzoek nodig was. De klachtonderdelen
a) en b) zijn
ongegrond.
Klachtonderdeel c) klager wegzenden en advies om voet te belasten
5.9 Klager klaagt erover dat hij is weggezonden door verweerster. Het college
begrijpt dat klager
verweerster onder meer verwijt voor onvoldoende vangnet te hebben gezorgd en ten
onrechte het
advies over belasting van de voet heeft gegeven.
5.10 Verweerster heeft opgemerkt dat het medisch beleid op 21 mei 2021, de dag na
het SEH-bezoek,
intercollegiaal is besproken. Verweerster heeft toegelicht dat als het medisch beleid
van de dag
ervoor niet wordt bijgesteld, de patiënt niet over dit overleg wordt geïnformeerd.
Verweerster
heeft voorts opgemerkt dat klager een controleafspraak had een week na het SEH-bezoek.
Deze
controleafspraak voor over een week na het SEH-bezoek zou op of omstreeks 27 mei
2021 plaatsvinden.
Verweerster heeft uitgelegd dat die controleafspraak uiteindelijk niet is ingepland
omdat klager op
20 mei 2021 aangaf dat hij over een week een afspraak had met zijn eigen behandelend
orthopedisch
chirurg.
5.11 Het college oordeelt als volgt. In het medisch dossier is opgenomen dat klager
op 20 mei 2021
had aangeven een week later een afspraak te hebben bij zijn behandelend orthopedisch
chirurg.
Klager heeft dit overigens ook zelf in zijn klaagschrift opgenomen:
“(…) Een week na het gebeuren had cliënt [klager] een controle afspraak gepland
staan bij zijn
behandelende orthopeed (…)”.
5.12 Het college concludeert dat verweerster mocht afgaan op de mededeling van klager,
die
meerderjarig was, dat er over een week een afspraak was gepland bij zijn eigen orthopedisch
chirurg
en dat daarmee - gecombineerd met de bespreking van de casus in het multidisciplinair
overleg - op
voldoende wijze een vangnet was gecreëerd. Dat naderhand is gebleken dat er geen
afspraak voor over
een week was gepland maar pas over veertien dagen, kan verweerster niet worden verweten.
Ook kan
verweerster niet verantwoordelijk worden gehouden dat deze controleafspraak niet
poliklinisch was,
maar - naar later is gebleken - een telefonische afspraak betrof. Het college concludeert
dat
verweerster vanwege de door klager gestelde afspraak voor over een week mocht aannemen
dat het
vangnet voldoende was geborgd. Verweerster heeft klager met voldoende vangnet heengezonden,
dan wel
heeft laten heenzenden. Klachtonderdeel c) is in zoverre ongegrond.
Advies om te belasten
5.13 Klager heeft op zitting aangegeven dat verweerster heeft gezegd dat hij de
voet moest
belasten. Klager heeft deze stelling niet onderbouwd. Voor zover klager heeft bedoeld
te klagen
over het door verweerster en/of de collega gegeven advies om zijn voet te belasten,
overweegt het
college dat in het medisch dossier is genoteerd: “(…) Belasten ogv pijn (…)” Het
college gaat in
beginsel uit van de juistheid van de inhoud van een medisch dossier tenzij het tegendeel
blijkt of
aannemelijk wordt gemaakt. Dit tegendeel is niet gebleken. Het college stelt daarom
op basis van
het medisch dossier vast dat verweerster, dan wel de collega heeft geadviseerd om
op geleide van de
pijn de voet te belasten. Gezien de bevindingen van het lichamelijk onderzoek en
de röntgenfoto was
dit advies reëel en te volgen. Ook in zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.
Geen instemming met medisch beleid
5.14 Klager heeft op zitting nog aangevoerd dat zijn moeder niet aanwezig was bij
de medische
behandeling en dat klager en zijn moeder geen akkoord voor deze behandeling hebben
gegeven. Volgens klager heeft zijn moeder klager opgehaald nadat de behandeling
was afgerond.
5.15 Verweerster heeft aangevoerd dat uit het dossier is gebleken dat klager en zijn
moeder
akkoord waren met het medisch beleid en de behandeling. Verweerster heeft hierbij
toegelicht dat
als er een discussie zou zijn geweest, deze discussie dan in het medisch dossier
zou zijn
genoteerd.
5.16 Het college begrijpt dat klager heeft bedoeld te klagen dat hij en zijn moeder
niet hebben
ingestemd met het medisch beleid en de medische behandeling en dat klager daarom
niet weggezonden
had mogen worden. In het medisch dossier is geschreven: “(…) Moeder en patiënt akkoord
met
bovenstaande (…)”. Het college gaat ook hier in beginsel uit van de juistheid van
de inhoud van een
medisch dossier. Ook hier heeft klager alleen gesteld, maar niet onderbouwd, dat
het medisch
dossier onjuiste gegevens zou bevatten. Het college overweegt daarnaast dat het
akkoord van de
moeder van klager niet noodzakelijk was omdat klager meerderjarig was. Het college
concludeert dat
niet is gebleken dat ook klager zelf zich niet kon vinden in de medische behandeling
en het medisch
beleid, inclusief het wegzenden. Verweerster heeft klager dan ook op goede gronden
naar
huis laten gaan.
5.17 Het college is van oordeel dat klachtonderdeel c) ongegrond is.
Slotsom
5.18 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in zijn geheel ongegrond
is.
6 De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter, S.G. Wever, L.H.
Bouwman,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.A.C. Bergervoet, secretaris, en in het openbaar
uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 12 maart 2025.