ECLI:NL:TGZRSHE:2025:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6551
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2025:1 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-01-2025 |
Datum publicatie: | 03-01-2025 |
Zaaknummer(s): | H2023-6551 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster meent dat de bedrijfsarts tijdens een telefonisch consult een onjuiste conclusie over haar gezondheidstoestand heeft getrokken. Als gevolg van het consult voelt zij zich onheus bejegend door de bedrijfsarts. College: het is onnavolgbaar hoe de bedrijfsarts tot zijn conclusie is gekomen. Het telefonisch consult duurde dermate kort dat het onwaarschijnlijk is dat de bedrijfsarts een zorgvuldige anamnese heeft afgenomen om tot zijn conclusie te komen. De bedrijfsarts heeft onvoldoende informatie ingewonnen om redelijkerwijs tot zijn conclusie te kunnen komen. Niet is gebleken dat de bedrijfsarts klaagster onheus heeft bejegend. Klacht deels gegrond. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 3 januari 2025 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde ter zitting: [C], wonende in [B],
tegen
[D],
bedrijfsarts,
werkzaam in [E],
verweerder, hierna: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam in Utrecht.
1.
Waar gaat de zaak over?
1.1 Verweerder is als bedrijfsarts betrokken geweest bij de begeleiding van klaagster
bij ziekte. Op 31 oktober 2023 heeft er een telefonisch consult plaatsgevonden, waarin
de bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat er bij klaagster inmiddels sprake was van
herstel en dat zij volledig belastbaar was voor werk. Klaagster is van mening dat
de bedrijfsarts een onjuiste conclusie over haar gezondheidstoestand heeft getrokken.
Als gevolg van het telefonisch consult op 31 oktober 2023 voelt klaagster zich onheus
bejegend door de bedrijfsarts, is klaagster van mening dat de bedrijfsarts niet aan
zijn zorgplicht heeft voldaan en dat de bedrijfsarts ernstig nalatig heeft gehandeld.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is voor zover deze ziet
op de wijze waarop de bedrijfsarts tot zijn conclusie is gekomen. Op dat punt is er
sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het college verklaart de klacht ongegrond
als het gaat om het door klaagster gemaakte verwijt dat ziet op de onheuse bejegening.
Hierna licht het college dat toe.
De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 15 november 2023;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 9 februari 2024;
- de e-mail van 26 maart 2024 met bijlage, ontvangen van klaagster;
- het proces-verbaal van het op 3 april 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de e-mail van 7 april 2024, ontvangen van klaagster;
- de brief van 17 oktober 2024 met bijlagen, ontvangen van klaagster op 23 oktober
2024.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 8 november 2024. Partijen zijn
verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen en hun gemachtigden
hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van verweerder heeft een
pleitnota voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 26 april 2023 heeft de werkgever van klaagster (hierna: de werkgever) klaagster
ziekgemeld.
3.2 Op 5 mei 2023 is klaagster op consult geweest bij een collega van de bedrijfsarts
(hierna: de collega). De echtgenoot van klaagster (hierna: de echtgenoot) is daarbij
aanwezig geweest. In het dossier van klaagster heeft de collega genoteerd dat er bij
klaagster sprake was van langdurige somberheid en dat zij erg emotioneel was. Ook
heeft de collega genoteerd dat klaagster onder behandeling was bij een psycholoog
en dat zij oxazepam, temazepam en omezol voorgeschreven heeft gekregen. In de Probleemanalyse
met advies van 8 mei 2023 heeft de collega genoteerd (alle citaten voor zover van
belang en letterlijk weergegeven):
“Conclusie over de arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte
Mevrouw [naam klaagster] is arbeidsongeschikt wegens medische redenen. Daarnaast
speelt er een arbeidsconflict.
Beperkingen en mogelijkheden in relatie tot de functie
Er zijn beperkingen in de energie, het omgaan met emoties en het omgaan met stressmomenten
(deadlines/productiepieken).
Dit geeft de volgende mogelijkheden ten aanzien van de werkhervatting
Terugkeer naar de werkvloer zal de situatie op dit moment doen verslechteren. Echter
adviseer ik werkgever en werknemer wel om de werkgerelateerde situatie op te lossen.
Hiervoor zal ik verwijzen naar een mediator.’’
3.3 De verzuimbegeleiding is hierna overgedragen aan de bedrijfsarts. De bedrijfsarts
heeft klaagster op 11 juli 2023 voor het eerst gesproken in het kader van een periodieke
evaluatie. Ook daarbij is de echtgenoot aanwezig geweest. In het dossier van klaagster
heeft de bedrijfsarts genoteerd dat klaagster zichtbaar zenuwachtig en gespannen was,
maar dat het gesprek zeer vriendelijk, amicaal en later ook ontspannen verliep. Ook
heeft hij genoteerd dat er duidelijk sprake was van mentale en emotionele lijdensdruk,
dat klaagster onder behandeling was bij een psycholoog en dat zij oxazepam, temazepam
en normison voorgeschreven heeft gekregen. In de Periodieke evaluatie van 13 juli
2023 heeft de bedrijfsarts opgenomen:
“Stand van zaken
• Vandaag heb ik uitgebreid gesproken met mw. [naam klaagster], in bijzijn van haar
partner n.a.v. de ziekmelding van 26. April jl. Na afloop wil ik het volgende mededelen:
• Op basis van vastgestelde rest-vermogen acht ik mw. [naam klaagster] op dit moment
niet voldoende belastbaar voor eigen of aangepast werk door ziekte. Er is sprake van
verschillende terugkerende klachten op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren.
De concentratie, aandacht richten en verdelen, externe impulsen verwerken, emoties
controleren, samenwerken en conflicten hanteren, al deze functies zijn in grotere
of kleinere maat beperkt.
• mw. [naam klaagster] volgt een doelgerichte interventie via de reguliere zorg.
• Er is tevens sprake van een conflict met de werkgever. In het kader van conflictoplossing
is inmiddels een poging gedaan tot de mediatie maar deze is nog niet effectief in
gang gezet. Ik vraag aan beide partijen, zowel de werkgever als de werknemer, om dit
traject z.s.m. feitelijk op te starten.
• Vervolg over ong. 6 weken.
Advies
effectief inzetten mediatie.’’
3.4
Op 13 juli 2023 heeft de bedrijfsarts de huisarts van klaagster gevraagd om medische
informatie over de psychische/emotionele klachten van klaagster gerelateerd aan de
ziekmelding bij de werkgever.
3.5
Op 8 september 2023 heeft de bedrijfsarts klaagster wederom gesproken in het kader
van een periodieke evaluatie. Ook bij dit consult is de echtgenoot aanwezig geweest.
In het dossier van klaagster heeft de bedrijfsarts genoteerd dat klaagster ‘nog steeds
niet helemaal klaar’ was met de werkgever en nog steeds overwoog om terug te keren
naar het eigen werk. Ook heeft hij genoteerd dat er medisch gezien sprake was van
een status quo. In de Periodieke evaluatie heeft de bedrijfsarts opgenomen:
“Stand van zaken
• Medisch gezien is bij mw. [naam klaagster] sprake van status quo, zoals in mijn
eerdere mail al aangegeven was. Dus, er is sprake van beperkte belastbaarheid op basis
van ziekte/gebrek met in de achtergrond een conflict met de werkgever.
• Ik begreep van de werknemer ook dat de mediatie nog niet effectief is ingezet.
Graag deze alsnog opstarten zodat inhoudelijk gesproken kan worden over de re-integratie.
• Vervolg eind oktober, telefonisch.’’
3.6 Op 12 september 2023 heeft de bedrijfsarts informatie van de huisarts van klaagster
ontvangen, waarom hij op 13 juli 2023 had verzocht. In de brief van de huisarts staat
vermeld:
“Patiente bezocht mijn spreekuur wegens huidige klachten voor hetv eerst begin maart
dit jaar. Klachten waren geluxeerd door conflict op het werk en bestonden mn uit depressieve
gevoelens, anhedonie, gespannenheid, spierspanningen, forse vermoeidheid, pijn op
de borst, slecht slapen en emotionele ontregeling. Patiente heeft hiervoor behandeling
gezocht, en inmiddels zijn haar klachten afgenomen maar “het ijs is nog dun’’. Confrontatie
met haar werksituatie triggert angst en emotie.
Geen aanwijzing voor onderliggende somatiek.
Behandeling bestaat nog uit gesprekken bij behandelend psycholoog elke 3-4 weken
en ondersteunende anxiolytica alleen zn.’’
3.7 Op 31 oktober 2023 heeft klaagster een telefonisch consult bij de bedrijfsarts
gehad. Ook bij dit consult is de echtgenoot aanwezig geweest. De bedrijfsarts heeft
naar aanleiding van dit consult genoteerd:
“TELSUBA/STAVAZA ==>> STAGNATIE, GENE PARTIJ WIL MEEDOEN, ZO TE ZIEN
De mediatie is alweer afgeketst … onduidelijk door wie of wat. En zij wil zo graag
aan de w.g. alles verteld wat zij voelt over het werk en zo.
Ik heb weer met mw. en mijnheer gesproken, heb het volgende aangegeven:
BELEID
• De situatie inzake verzuim van mw. [naam klaagster] verkeert nu al langer in een
impasse. De werkgever en de weknemer hebben geen effectief overleg met elkaar. De
mediatie is meerdere malen mislukt. De ziekmelding blijft bestaan.
• Op basis van mijn gesprekken met de werknemer kan ik vaststellen dat bij de haar
inmiddels sprake is van herstel. Mede dankzij de lopende interventie. De maat van
herstel is moeilijk in te schatten maar aangezien beperkt aantal contactuele uren
(7 uur volgens onze administratie) uren contractueel acht ik mw. [naam klaagster]
volledig belastbaar voor werk.
• Re-integratie echter bij eigen werkgever is niet mogelijk onder de huidige omstandigheden.
Mijn advies aan de partijen is daarom opnieuw om in gesprek te gaan met elklekaar,
met de mediatoor of zonder mediatoor. Zo kunnen afspraken gemaakt worden over al dan
niet samen verder, en hoe.
• Vervolg door RPA.’’
Hetgeen de bedrijfsarts onder ‘BELEID’ heeft geschreven, heeft hij ook in de terugkoppeling
van het spreekuur onder ‘Conclusie over de arbeidsongeschiktheid als gevolg van
ziekte’
geschreven.
4.
De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij:
a) tijdens het telefonisch consult op 31 oktober 2023 effectief maximaal twee minuten
met klaagster heeft gesproken over haar gezondheidstoestand en in die tijd een conclusie
over haar gezondheidstoestand heeft genomen die lijnrecht staat tegenover eerdere
bevindingen van zowel een eerdere bedrijfsarts als van de bedrijfsarts zelf;
b) klaagster onheus heeft bejegend.
Daarmee heeft de bedrijfsarts niet aan zijn zorgplicht als arts voldaan en ernstig
nalatig gehandeld.
4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
Hij is van mening dat hij juist heeft gehandeld en dat er dus geen sprake is geweest
van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de bedrijfsarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Klachtonderdeel a) de bedrijfsarts heeft in het
kortdurende telefonisch consult op 31 oktober 2023 geconcludeerd dat er sprake was
van herstel bij klaagster en haar volledig belastbaar voor werk geacht
5.2 Klaagster heeft aangevoerd dat het telefonisch consult op 31 oktober 2023 acht
minuten en 30 seconden heeft geduurd. De eerste twee minuten van het consult zijn
volgens klaagster gegaan over het feit dat de bedrijfsarts ernstig verkouden was en
dat de werkzaamheden die dag chaotisch verliepen, mede als gevolg waarvan het telefonisch
consult niet op tijd begon. In de drie minuten die daarop volgden, werd volgens klaagster
de stand van zaken met betrekking tot het mediationtraject met de werkgever besproken.
De twee minuten daarna gingen over haar gezondheidstoestand. Volgens klaagster heeft
zij verteld dat haar gezondheidstoestand stabiel slecht was en dat er geen merkbare
progressie was. Bovendien is er volgens haar verteld dat de gesprekken met de psycholoog
doorgingen, dat klaagster nog oxazepam gebruikte en dat bijkomend diazepam voor de
nacht is voorgeschreven. In de laatste minuut van het telefonisch consult is de datum
van ziekmelding besproken en de terugverwijzing naar de casemanager van klaagster,
waarna het telefonisch consult abrupt door de bedrijfsarts werd beëindigd. Binnen
twaalf minuten en 30 seconden had klaagster al de terugkoppeling van het spreekuur
ontvangen, waarin volgens haar een onjuiste conclusie over haar gezondheidstoestand
stond vermeld. Die conclusie heeft de bedrijfsarts gegeven zonder klaagster te hebben
gezien en nadat het slechts twee minuten over haar gezondheidstoestand was gegaan.
5.3 De bedrijfsarts is van mening dat hij op 31 oktober 2023 op zorgvuldige wijze
tot zijn advies is gekomen. Het was volgens hem niet noodzakelijk om klaagster te
zien. Volgens de bedrijfsarts was er tijdens het consult sprake van een verbetering
in de klachten van klaagster in vergelijking met het consult op 11 juli 2023. Hij
bemerkte een verbetering in de communicatie, klaagster kwam weerbaarder op hem over
en zij gaf hem het gevoel dat zij weer inzetbaar was. In de brief van de huisarts
heeft de bedrijfsarts bevestiging gevonden voor een verbetering van de situatie van
klaagster. Daarin stond dat de medicatie (ondersteunende anxiolytica) “zo nodig” werd
voorgeschreven. De bedrijfsarts herinnert zich dat klaagster ook zelf tijdens het
consult heeft aangegeven dat zij verbetering bemerkte door
de therapie. Hij kan zich niet herinneren dat is gezegd dat de situatie stabiel
slecht was en dat er geen merkbare progressie was. De duur van de behandeling was
volgens de bedrijfsarts zodanig dat klaagster weer belastbaar was voor haar contractuele
uren. De bedrijfsarts heeft klaagster en haar werkgever geadviseerd om met elkaar
in gesprek te gaan, omdat klaagster tijdens het consult op 8 september 2023 had aangegeven
dat zij nog niet definitief weg wilde bij haar werkgever en tijdens het consult van
31 oktober 2023 had aangegeven de behoefte te hebben om met haar werkgever te praten.
5.4 Voor het college is het onnavolgbaar hoe de bedrijfsarts op 31 oktober 2023
tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van herstel bij klaagster, en bovendien
een zodanig herstel dat zij volledig belastbaar is voor werk. Een “gevoel” hebben
dat sprake was van herstel bij klaagster is onvoldoende. Op geen enkele wijze blijkt
uit het dossier van klaagster van navraag naar de actuele gezondheidssituatie van
klaagster, navraag naar haar actuele medicatiegebruik en navraag naar haar behandeltraject
bij de psycholoog. Onweersproken is dat het telefonisch consult op 31 oktober 2023
acht minuten en 30 seconden heeft geduurd. Dit is dermate kort dat het college het
onwaarschijnlijk acht dat de bedrijfsarts een zorgvuldige anamnese heeft afgenomen
om tot zijn conclusie te komen, aangezien, zo is eveneens onweersproken, tijdens het
consult ook nog andere zaken aan de orde zijn gekomen. Het nader uitvragen was geïndiceerd
aangezien klachten en de daardoor veroorzaakte (mate van) beperkingen in de tijd kunnen
veranderen of langer kunnen duren. De bedrijfsarts had in de brief van de huisarts
van 6 september 2023 geen bevestiging mogen vinden voor een verbetering van de situatie
van klaagster daar de brief van de huisarts enkel haar situatie tot en met 17 mei
2023 beschrijft. Naar het oordeel van het college heeft de bedrijfsarts onvoldoende
informatie ingewonnen om redelijkerwijs tot zijn conclusie te kunnen komen. Het feit
dat de bedrijfsarts klaagster ook niet fysiek heeft gezien maar dat er een telefonisch
consult heeft plaatsgevonden, had bij de bedrijfsarts nog meer tot alertheid en doorvragen
moeten leiden. Bij een telefonisch consult kan immers eerder een onjuist beeld ontstaan
van de toestand van een patiënt. Het college komt derhalve tot het oordeel dat de
bedrijfsarts niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht en dat het klachtonderdeel gegrond
is. Het college kwalificeert dit handelen evenwel niet als ernstig nalatig handelen.
Klachtonderdeel b) de bedrijfsarts heeft klaagster onheus bejegend tijdens het telefonisch
consult op 31 oktober 2023
5.5 Woorden die (ongeveer) dezelfde betekenis in de Nederlandse taal hebben als
“onheus bejegenen” zijn: onbeleefd, onvriendelijk, onaardig, lomp, onbeschaafd en
beledigend. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat hiervan sprake is geweest
tijdens het telefonisch consult op 31 oktober 2023. Volgens de bedrijfsarts heeft
klaagster niet concreet gemaakt door welke uitlatingen zij zich onheus bejegend heeft
gevoeld. Hij heeft ontkend zich op een dergelijke wijze te hebben gedragen. Ter zitting
heeft klaagster toegelicht dat zij met “onheuse bejegening” heeft bedoeld te zeggen
dat het onderzoek door de bedrijfsarts onzorgvuldig althans niet gedegen is geweest.
In zoverre is dit klachtonderdeel gelijk te stellen aan klachtonderdeel a) en behoeft
dit hier geen verdere bespreking. Een onzorgvuldig onderzoek impliceert nog niet een
onheuse bejegening in de hiervoor genoemde taalkundige betekenis. Van een dergelijke
bejegening is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) gegrond is en klachtonderdeel
b) ongegrond.
Maatregel
5.7 Nu klachtonderdeel a) gegrond is, komt het college toe aan de vraag of en zo
ja, welke maatregel aan de bedrijfsarts dient te worden opgelegd. Het college stelt
vast dat de rol van de bedrijfsarts als medisch specialist op het terrein van arbeid
en gezondheid complex is. Hij heeft begeleidende, coördinerende en arbocuratieve taken.
Bij de ziekteverzuimbegeleiding/sociaal-medische begeleiding adviseert de bedrijfsarts
werknemer en werkgever, terwijl adviezen door de ene of de andere partij niet altijd
gewaardeerd worden. De bedrijfsarts beoordeelt op basis van het gesprek met de patiënt/werknemer
en zorgvuldig onderzoek de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid van de werknemer
en geeft vervolgens met de conclusies van zijn bevindingen een aan werknemer en werkgever
gelijkluidend advies over medische belastbaarheid (eventueel in de vorm van een "inzetbaarheidsprofiel")
en medische mogelijkheid tot werkhervatting. Daarnaast is de bedrijfsarts ook te allen
tijde de begeleider van de werknemer/patiënt. Als medicus heeft de bedrijfsarts primair
tot taak het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de werknemer.
De bedrijfsarts brengt een advies uit op basis van binnen de vertrouwensrelatie met
de patiënt/werknemer verworven informatie. Dit advies wordt verwoord naar patiënt/werknemer
en werkgever in termen van belastbaarheid.
5.8 Het college heeft oog voor de complexe taak van de bedrijfsarts zoals hierboven
omschreven. Dat neemt niet weg dat de bedrijfsarts zorgvuldig de gezondheidssituatie
van klaagster op 31 oktober 2023 had moeten beoordelen en daarin is hij tekortgeschoten.
Dat maakt volgens het college dat er een maatregel moet worden opgelegd om de ernst
van de tekortkoming uit te drukken. Het handelen van de bedrijfsarts op 31 oktober
2023 getuigt niet van een goede begeleiding en het bevorderen van de gezondheid van
klaagster. De bedrijfsarts heeft ter zitting erkend dat hij op 31 oktober 2023 te
weinig tijd voor klaagster heeft genomen en aangegeven dat hij lering heeft getrokken
uit wat er is gebeurd. Het college is ook gebleken dat de bedrijfsarts op verschillende
andere momenten wél de tijd heeft genomen voor een zo goed mogelijke begeleiding van
klaagster. De bedrijfsarts is ook nog niet eerder met de tuchtrechter in aanraking
gekomen. Het college zal daarom volstaan met de maatregel van waarschuwing.
6.
De beslissing
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- legt de bedrijfsarts de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door I.M.E.A. van Eldonk, voorzitter, C.M.H.M. van Lent,
lid-jurist, P.E. Rodenburg, B. Vlogtman en R.P.J. Ansem leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door D. van Grootveld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M.
van den Berg Jeths-van Meerwijk op 3 januari 2025.