ECLI:NL:TGZRAMS:2025:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7301

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:92
Datum uitspraak: 22-04-2025
Datum publicatie: 22-04-2025
Zaaknummer(s): A2024/7301
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een psychiater. Klager is aangehouden voor rijden onder invloed. De psychiater, die in opdracht van het CBR onderzoek heeft gedaan, heeft de diagnose alcoholmisbruik gesteld. Klager maakt de psychiater verwijten over de wijze waarop het onderzoek is verricht en over de gestelde diagnose. Naar het oordeel van het college is de door de psychiater opgestelde beschouwing niet goed te volgen. Bij het gebruik van een voorgeschreven format en bouwstenen is het van belang om oplettend te zijn. Dit is hier niet goed gegaan. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.

A2024/7301

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 22 april 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B, klager,

tegen

C,
psychiater,
destijds werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. A. Dekker, werkzaam te Amsterdam.

1. De zaak in het kort

Klager is aangehouden voor het rijden onder invloed. Hij is verwezen naar het Centraal Bureau
Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) voor onderzoek door een psychiater, in dit geval verweerster, naar
alcoholmisbruik. De psychiater heeft naar aanleiding van haar onderzoek de diagnose alcoholmisbruik
gesteld. Het CBR heeft vervolgens het rijbewijs van klager ongeldig verklaard. Klager maakt de
psychiater verwijten over de wijze waarop het onderzoek is verricht en over de gestelde diagnose.
Het college acht een aantal klachtonderdelen gegrond en legt klaagster de maatregel van
waarschuwing op.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 12 juni 2024;
- een aanvullende bijlage, ontvangen op 17 juli 2024;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 30 augustus 2024;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 30 september 2024, met als bijlage het
proces-verbaal van aanhouding van klager.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 maart 2025. De partijen zijn verschenen.
Verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde en klager heeft E meegenomen. Aan het slot van de
behandeling heeft verweerster een verklaring voorgelezen en aan het college en de andere partij
overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klager is op 25 februari 2024 aangehouden voor het rijden onder invloed, na een melding bij
de politie van een verkeersongeluk. De politie stelde een promillage vast van 2,116 en heeft het
rijbewijs van klager ingevorderd.

3.2 Verweerster is sinds 1999 psychiater en sinds vier jaar werkzaam als zzp keurend psychiater
bij het G.

3.3 Klager is op 20 april 2024 onderzocht bij het G door een arts (cardioloog in opleiding) en de
psychiater. Het onderzoek bestond uit twee delen (anamnese en lichamelijk onderzoek door de arts
onder supervisie van de psychiater en het psychiatrisch onderzoek door de psychiater). Het totale
onderzoek duurde ongeveer 40 minuten. Volgens klager was de psychiater gedurende de laatste 3
minuten aanwezig, volgens de psychiater de laatste 10 minuten. Op de dag van het onderzoek van
klager superviseerde de psychiater vijf artsen en was het een drukke dag.

3.4 Het G heeft een vast format voor het onderzoek, dat is afgeleid van de richtlijn
“Alcoholmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen 2020” van de Federatie Medisch
Specialisten.

3.5 De psychiater heeft naar aanleiding van het onderzoek van klager een “Verslag van
Bevindingen” opgesteld, met de volgende “Psychiatrische diagnose en samenvattende beschouwing”:

“Betrokkene is 54 jaar en werd op 25-02-2024 aangehouden met een promillage van 2,116.

Betrokkene vertelt dat er in het jaar voorafgaand aan de aanhouding gemiddeld 1 dag per week
alcohol gedronken werd. Dit was altijd in het weekend, 4-6 bier per keer.
Na de laatste aanhouding is het alcoholgebruik van betrokkene gestopt. Hij heeft alleen in de
afgelopen vakantie in F 2-3 cocktails gedronken. Hij zou wel weer op een verjaardag wat drinken als
het zo uitkomt.

Bij huidig onderzoek werden de volgende bevindingen vastgesteld:

● Het opgegeven alcoholgebruik ten tijde van de laatste aanhouding is niet in overeenstemming met
de AAG/BAG. Er is sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik.
● Het is niet aannemelijk dat betrokkene, die al jaren een sociaal drinkpatroon heeft, 1 dag
doorschiet en juist op die dag wordt aangehouden. Hoewel dit in theorie kan, is het, gezien de
pakkans, niet erg aannemelijk. Een meer structureel patroon van overmatig alcoholgebruik is, in
samenhang met de andere argumentatie, aannemelijker en in overeenstemming met de vastgestelde
tolerantie voor de effecten van alcohol.
● Betrokkene bevestigt in het verleden (15 jaar geleden) een alcoholprobleem te hebben gehad. Dit
impliceert een verhoogd risico op hernieuwd alcoholmisbruik door betrokkene.
● Betrokkene heeft met een verhoogd promillage een flinke afstand gereden, hetgeen een aanwijzing
is voor tolerantie en daarmee voor een stoornis in alcoholgebruik.
● Betrokkene had in het jaar voorafgaand aan de laatste aanhouding het rijbewijs nodig voor het
werk. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik.
● Betrokkene heeft een verhoogde bloeddruk wat kan wijzen op chronisch overmatig alcoholgebruik
maar ook door een aantal andere redenen verhoogd kan zijn.
● Bij het overige lichamelijk en psychiatrisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden.
● Betrokkene had een normale laboratoriumuitslag.

Beschouwing:
Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er onvoldoende aanwijzingen aanwezig zijn om
te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouoding d.d. 25 februari 2024 sprake was
van een stoornis in alcoholgebruik volgens de DSM-5, maar dat wel op basis van alle relevante
gegevens de diagnose alcoholmisbruik gesteld kan worden.

Alcoholmisbruik gestopt?
Anamnestisch is sinds de laatste aanhouding het alcoholbgebruik van betrokkene fors verminderd
(sinds de aanhouding nog 1 keer gedronken).
Het laboratoriumonderzoek liet geen aanwijzigingen zien voor alcoholmisbruik. Concluderend lijkt
aannemelijk dat bij betrokkene het alcoholmisbruik is gestopt per 26 februari 2024.”

3.6 Klager heeft bij het CBR een tweede onderzoek aangevraagd en daarmee gebruik gemaakt van zijn
recht op herkeuring. De tweede psychiater kwam niet tot de diagnose stoornis van alcoholmisbruik,
niet volgens de DSM-5, noch in de zin der wet.

4. De klacht en de reactie van de psychiater

4.1 Klager verwijt de psychiater samengevat een onjuist onderzoek te hebben verricht en de
verkeerde diagnose te hebben gesteld. De klacht is in 6 subklachten verdeeld:
a) Geen gedegen anamnese afgenomen conform de aanbevelingen;
b) Niet alle opties gebruikt om tot een juiste conclusie te komen;
c) Het negeren van meetbare criteria;

d) Cirkelredenering, zoeken om toch een hoge tolerantie en alcoholmisbruik te concluderen;
e) Psychiater had geen bloedtest voorafgaande aan het onderzoek;
f) Te weinig tijd voor een gedegen onderzoek (feitelijk geen onderzoek door de psychiater).


4.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en het college verzocht de klacht als ongegrond af te
wijzen.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de psychiater het onderzoek heeft verricht op een zorgvuldige wijze en daarbij
op een navolgbare wijze de diagnose alcoholmisbruik heeft gesteld. De norm daarvoor is een redelijk
bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor
de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener
beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor
hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) Geen gedegen anamnese
5.2 Klager stelt met dit klachtonderdeel aan de orde dat de anamnese feitelijk is uitgevoerd door
een cardiologe in opleiding en niet door de psychiater.
Het college wijst er op dat dit is toegestaan volgens de geldende richtlijn van de Federatie
Medisch Specialisten en de toepasselijk overheidsregelgeving (respectievelijk richtlijn
“Alcoholmisbruik in het kader rijgeschiktheidskeuringen 2020” en Regeling eisen Rijgeschiktheid
(RER 2000)). Delen van het onderzoek mogen onder supervisie en verantwoordelijkheid van de
specialist worden uitgevoerd. Dit betekent dat het klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel b) Niet alle opties gebruikt om tot een juiste conclusie te komen
5.3 In de toelichting op dit klachtonderdeel stelt klager dat de psychiater de opties had om een
heteroanamnese af te nemen of klager nog een keer te horen. Dit heeft zij ten onrechte niet gedaan.
Zoals de psychiater echter terecht heeft aangevoerd is een heteroanamnese bij een onderzoek naar
alcoholmisbruik niet gebruikelijk en was het in de situatie van klager ook niet noodzakelijk. Dit
klachtonderdeel is dus eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel c) Het negeren van meetbare criteria
5.4 Volgens klager blijkt uit alle meetbare criteria, CDT test (bloedonderzoek), DSM-V en de
observatie van klager, dat er geen sprake is van alcoholmisbruik. Toch wordt in de rapportage deze
conclusie getrokken.

De psychiater heeft er op gewezen dat door een CDT-bepaling in het bloed is aangetoond dat er bij
klager geen aanwijzing bestond voor alcoholmisbruik in de laatste weken voor het onderzoek. Ook de
laboratoriumuitslag laat een normale uitslag zien. De meetbare criteria zijn niet genegeerd, maar
meegenomen in de beschouwing. In de beschouwing is dan ook weergegeven dat er onvoldoende
aanwijzingen aanwezig waren om te concluderen dat er sprake was van een stoornis in alcoholgebruik
volgens de DSM-V criteria en dat er geen afwijkingen bij het laboratoriumonderzoek zijn gevonden.
Aldus nog steeds de psychiater.
Het college stelt echter vast dat de door de psychiater opgestelde beschouwing niet uitlegt waarom
ondanks het meenemen van de meetbare gegevens toch “op basis van alle relevante gegevens de
diagnose alcoholmisbruik gesteld kan worden”. Welke gegevens dat dan zijn wordt niet benoemd, laat
staan dat zichtbaar is gemaakt hoe deze zijn gewogen. Evenmin wordt uitgelegd waarom een stoornis
in alcoholgebruik volgens de DSM-V criteria niet kan worden vastgesteld en tegelijkertijd
alcoholmisbruik “in de zin der wet” wel. De laatste toevoeging “in de zin der wet” ontbreekt
overigens in de beschouwing. De conclusie is dat de beschouwing niet goed te volgen is en dat het
klachtonderdeel in zoverre gegrond is.

Klachtonderdeel d) Cirkelredenering, zoeken om toch een hoge tolerantie en alcoholmisbruik te
concluderen

5.5 Door klager is in het kader van dit klachtonderdeel in de eerste plaats aangevoerd dat de
onderraportage van het alcoholgebruik niet aantoonbaar is. Dit klachtonderdeel is niet gegrond.
Aannemelijk is dat klager wel degelijk te weinig heeft gerapporteerd, gezien het gemeten
promillage. Bovendien heeft hij bij de herkeuring zelf een hoger aantal glazen alcohol opgegeven.
Verder heeft klager gesteld dat de psychiater niet tot de vaststelling “alcoholtolerantie” heeft
kunnen komen. Het college stelt vast dat de bevindingen die de psychiater in haar rapportage in dit
verband heeft beschreven (op pagina 7), de vaststelling “alcoholtolerantie” onvoldoende kunnen
dragen. Bij de tweede bullet point is kennelijk gebruik gemaakt van een bouwsteen van het G format,
die ziet op een aanhouding in het kader van een reguliere alcoholcontrole. Daarvan is bij klager
geen sprake geweest, hij werd immers aangehouden na het veroorzaken van een ongeval. De
aannemelijkheid van een structureel patroon van overmatig alcoholgebruik kan daarmee op deze grond
niet worden vastgesteld. Evenmin is de bevinding achter de vierde bullet point -tolerantie en
stoornis in alcoholgebruik- voldoende gefundeerd. Gezegd wordt dat klager met een verhoogd
promillage een flinke afstand heeft gereden, hetgeen een aanwijzing zou zijn voor tolerantie en
daarmee voor een stoornis in alcoholgebruik. Volgens het in het onderzoek gebruikte basisdocument
van het G is het kennelijk van belang of een bestuurder meer of minder dan 3 kilometer heeft
gereden voordat hij wordt aangehouden. Meer dan 3 kilometer (kunnen) rijden is namelijk volgens dat
basisdocument een aanwijzing voor alcoholtolerantie. Daargelaten de vraag of deze norm altijd goed
bruikbaar is om alcoholtolerantie vast te stellen, had tijdens het onderzoek, met bijvoorbeeld de
telefoon, gemakkelijk kunnen worden vastgesteld hoe ver klager precies had gereden. Na onderzoek
door klager zelf op een later moment bleek dat 2,2 kilometer te zijn en dat is onder de norm.

Klager heeft nog kritiek geuit op de bevindingen achter de overige bullet points die volgens de
psychiater op (een verhoogd risico op) alcoholmisbruik duiden (15 jaar geleden een alcoholprobleem,
het rijbewijs nodig voor het werk en de verhoogde bloeddruk), maar het college vindt dat klaagster
wel in redelijkheid tot die bevindingen heeft kunnen komen. De slotsom is dat dit klachtonderdeel
deels gegrond is.

Klachtonderdeel e) Geen bloedtest voorafgaande aan het onderzoek
5.6 Volgens klager zou een bloedtest voorafgaand aan het onderzoek zeer wenselijk zijn. De
psychiater is het hiermee eens, maar stelt dat dat praktisch lastig uitvoerbaar is en niet
noodzakelijk. Het college is het hiermee eens. Klager heeft een bloedtest gedaan tijdens het
onderzoek en de resultaten zijn opgenomen in het verslag. Dat volstaat. Dit klachtonderdeel is dus
ongegrond.

Klachtonderdeel f) Te weinig tijd voor een gedegen onderzoek (feitelijk geen onderzoek door de
psychiater

5.7 De psychiater heeft uitgebreid uiteengezet hoe het onderzoek is verlopen en wat daarbij haar
rol is geweest. Volgens klager heeft de psychiater feitelijk geen onderzoek verricht, maar dat
heeft het college niet kunnen vaststellen. In de beleving van klager heeft de psychiater hem maar
kort gesproken maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat er te weinig tijd is geweest voor een
gedegen onderzoek. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom en maatregel
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel c gegrond is en klachtonderdeel d voor
een deel. Hoewel het uitgangspunt is dat de keurend psychiater zich bij het onderzoek streng
opstelt, gelet op de gevaren van alcoholmisbruik voor de verkeersveiligheid, is het ook van belang
oplettend te zijn bij het gebruik van een voorgeschreven format en bouwstenen. Daarnaast moet een
concluderende beschouwing naar aanleiding van bevindingen altijd navolgbaar zijn en ook te
begrijpen voor de onderzochte persoon. Op deze punten is het hier niet goed gegaan. Omdat de
psychiater er ter zitting blijk van heeft gegeven op haar handelen te kunnen reflecteren, zal het
college volstaan met de oplegging van de maatregel van waarschuwing.

Publicatie
5.9 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd in het tijdschrift Medisch
Contact. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere psychiaters mogelijk iets van deze zaak
kunnen leren.

6. De beslissing

Het college:
- verklaart klachtonderdeel c geheel, en klachtonderdeel d deels gegrond;
- legt de psychiater de maatregel van waarschuwing op;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch
Contact.

Deze beslissing is gegeven door E.A. Messer, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist,
A.E. van ’t Hoog, T.A. Wouters en A.M. van Hemert, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.