ECLI:NL:TGZRAMS:2025:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7640
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:60 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-03-2025 |
Datum publicatie: | 14-03-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7640 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klager is niet tevreden over het implantologische behandeltraject van de tandarts. Het college kan uit de stukken niet opmaken dat klager aan de tandarts kenbaar heeft gemaakt dat hij last had van de partiële prothese. Tijdens de loop van het behandeltraject is er op verschillende momenten een aanpassing nodig geweest van het behandeltraject. Het is in zo’n geval dan juist aangewezen om het behandelplan bij te stellen. Overige klachtonderdelen komen ook niet vast te staan. Klacht ongegrond. |
A2024/7640
Beslissing van 14 maart 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 14 maart 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam te B,
verweerder.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager is niet tevreden over het implantologische behandeltraject van verweerder.
Zo verwijt hij de tandarts onder meer dat hij een niet passende prothese heeft geplaatst
en het behandelplan tussentijds heeft gewijzigd. Ook is klager niet tevreden over
de handelwijze van de Geschilleninstantie Mondzorg waar hij eerder een vergelijkbare
klacht over verweerder heeft ingediend.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is voor zover de klacht gaat over de Geschilleninstantie Mondzorg en dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 september 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 2 december 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is vanaf het voorjaar van 2022 behandeld door de tandarts.
3.2 Op 28 juni 2022 kwam klager voor een incidenteel consult bij de tandarts. Er was sprake van een mobiele brugconstructie in de bovenkaak rechts. Een van de onderdelen van de brug 15-16-17, de wortel van de 15, bleek in de lengte gefractureerd. Er werd een foto gemaakt en klager zou een overzichtsfoto van zijn vorige tandarts toesturen per e-mail. De dag na dit consult, op 29 juni 2022 had klager telefonisch contact met de tandarts. Het plan was toen om element 15 te verwijderen, de brug te splitsen en eventueel direct ter plaatse van de 15 een implantaat te plaatsen.
3.3 Op 5 juli 2022 heeft verweerder van de brugconstructie de voorste pijler samen met de dummy 16 verwijderd. Er is een behandelplan opgesteld en besproken.
3.4 Op 27 juli 2022 is er een overzichtsfoto (OPT) gemaakt. Daaruit bleek dat één van de pijlers – element 13 – van de brugconstructie 11-12-13, die bij klager recent in D was gemaakt, los zat. Klager zou met de tandarts in D overleggen.
3.5 Op 17 augustus 2022 is een foto van element 13 gemaakt. Element 13 is door de tandarts behandeld, maar dit element bleek niet meer te redden. De brugconstructie die in D was gemaakt, is verwijderd. Het plan werd om een (tijdelijke) partiële prothese te vervaardigen. De tandarts heeft tijdelijke noodkronen op de locaties 11, 12 en 13 geplaatst.
3.6 Op 19 augustus 2022 is klager teruggekomen. Op locatie 16 is een implantaat geplaatst. Van het voornemen een (immediaat) implantaat op locatie 13 te plaatsen is vanwege een fors driewandig botdefect afgezien. De extractiewond is met Tutoplast opgevuld. Bij locatie 12 lukte het niet om te implanteren, omdat het bot te smal was.
3.7 Op 26 augustus 2022 is een afdruk gemaakt voor een partiële prothese, die op 1 september 2022 is geplaatst. Op 1 september is ook het plan besproken om op termijn een nieuwe brug 12-13i-14-16i te maken en de partiële prothese te verbeteren.
3.8 Klager is vervolgens voor een periode van drie maanden naar D gegaan. Er werd een afspraak gemaakt voor begin januari 2023 voor het plaatsen van het implantaat locatie 13.
3.9 Begin december 2022 informeerde klager per e-mail naar de afspraak in januari
die aanstaande was. Hij vroeg zich af wat er dan precies zou gaan gebeuren. De tandarts
heeft op 9 december 2022 per e-mail geantwoord: “Op 09 01 2023 ga ik een implantaat plaatsen ter hoogte van de 13 (Hoektand rechtsboven).
De tijdelijke prothese houdt u dan nog 4 maanden.
U krijgt dan een brug van de 13 naar de 16.
De 11 wordt in principe voorzien van een kroon. Ik kan de situatie nu niet beoordelen.
Ik heb u een begroting gemaild.
Er is nooit precies te voorspellen wat de behandeling gaat inhouden.”
3.10 Hierna volgt nog e-mailcorrespondentie over de aard van de behandeling die aanstaande is, hierover bestonden bij klager nog wat onduidelijkheden. Op 23 december 2022 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden blijkens de notitie in het dossier: “telefonisch alles opgelost qua e-mail. De volgende keer alles uitleggen en bespreken.”
3.11 Op 23 december 2022 is door de tandarts ook een e-mailbericht gestuurd waarin onder meer het volgende is vermeld: ” (…) Op 9 januari ga ik alleen met u praten en eventueel een foto maken voor het actuele overzicht.(…)”
3.12 Klager is na het consult op 9 januari 2023 voor langere tijd naar E gereisd en heeft daar last gekregen van de loskomende noodvoorziening op element 11 en een niet goed zittende prothese.
3.13 Klager heeft op 26 april 2023 per e-mail een klacht ingediend bij de KNMT, waarin hij melding maakt van de niet passende prothese. Deze klacht is door de KNMT op 13 september 2023 doorgestuurd naar verweerder, zo blijkt uit de reactie van verweerder op de KNMT klacht.
3.14 Klager heeft op 30 januari 2024 een klacht ingediend bij de Geschilleninstantie Mondzorg, die op 19 april 2024 uitspraak heeft gedaan (met verzenddatum 23 mei 2024) en de klacht ongegrond heeft verklaard.
4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klager verwijt de tandarts dat hij:
a) geen passende prothese in de bovenkaak van klager heeft geplaatst;
b) geen juiste oplossing heeft gevonden voor de loszittende noodkroon op element
11;
c) meermaals het behandelplan en offertes heeft gewijzigd; en
d) klager niet de mogelijkheid heeft geboden een afspraak in te plannen voor het
plaatsen van een implantaat tijdens zijn korte verblijf in Nederland.
Een deel van de klacht is verder gericht tegen de handelwijze van de Geschilleninstantie
Mondzorg waar klager eerder een vergelijkbare klacht over verweerder had ingediend.
4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Voor zover de klacht betrekking heeft op het handelen van de Geschilleninstantie
Mondzorg is het college ambtshalve van oordeel dat klager voor deze klachtonderdelen
niet-ontvankelijk is, aangezien er in het tuchtrecht voor de Gezondheidszorg alleen
kan worden geklaagd over het handelen van een individuele BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar.
Het college zal deze klachtonderdelen daarom niet inhoudelijk bespreken en ambtshalve,
zonder verder onderzoek beslissen dat klager voor wat betreft deze klachtonderdelen
kennelijk niet-ontvankelijk is.
De criteria voor de beoordeling
5.2 Voor wat betreft de klachtonderdelen die gaan over het handelen van de tandarts
en die genoemd zijn onder a tot en met d geldt het volgende. De vraag is of de tandarts
de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een
redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
5.3 Het college oordeelt dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel a) het plaatsen van de niet passende prothese in de bovenkaak
5.4 Uit de overgelegde correspondentie tussen klager en de tandarts en uit het medisch dossier kan het college niet opmaken dat klager aan de tandarts kenbaar heeft gemaakt dat hij last had van de partiële prothese. Uit de overgelegde correspondentie in het kader van de klachtprocedure bij de KNMT komt wel naar voren dat klager last had van de partiële prothese, maar die klacht werd eind april 2023 ingestuurd en is, zoals het college afleidt uit de stukken, pas op 13 september 2023 aan verweerder kenbaar geworden. Het college volgt daarom de tandarts die stelt vóór deze ingediende klacht geen weet te hebben gehad van het feit dat deze voorziening bij klager niet goed zat en klachten veroorzaakte. Aangezien klager voor langere tijd naar het buitenland vertrok met zijn partiële prothese heeft verweerder ook niet de kans gehad deze beter passend te maken. Dit klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b) onjuiste oplossing voor de loszittende noodkroon
5.5 De tandarts heeft gekozen voor het plaatsen van een solitaire noodkroon op element
11. Het kan gebeuren dat een dergelijke tijdelijke voorziening loskomt. Dat is heel
vervelend voor klager en zeker als dit tijdens een vakantie gebeurt, maar dat is een
vaker voorkomend euvel van zo’n tijdelijke noodvoorziening. Ook hiervan kan de tandarts
geen verwijt worden gemaakt.
Klachtonderdeel c) het meermaals wijzigen van behandelplan en offerte
5.6 Tijdens de loop van het behandeltraject is er op verschillende momenten een
aanpassing nodig geweest van het behandeltraject. Dit heeft te maken met onverwachte
gebeurtenissen die zich voordeden gedurende het behandeltraject, zoals de conditie
van element 13 dat uiteindelijk ook niet meer te redden bleek. Daarvan valt de tandarts
geen verwijt te maken. Het is in zo’n geval dan juist aangewezen om het behandelplan
bij te stellen. De tandarts heeft klager blijkens de e-mail van 9 december 2022 dit
ook laten weten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel d) geen mogelijkheid om een afspraak in te plannen tijdens klagers
korte verblijf in Nederland
5.7 Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat de tandarts op 23 december 2022 duidelijk
kenbaar heeft gemaakt dat het consult op 9 januari 2023 in tegenstelling tot zijn
eerdere berichtgeving alleen zou bestaan uit het geven van uitleg. Verweerder heeft
klager zoals blijkt uit de uitspraak van de Geschilleninstantie Mondzorg nog de mogelijkheid
geboden om een week later terug te komen voor het plaatsen van het implantaat. Dat
klager wegens zijn vakantieplannen hiertoe niet de mogelijkheid had, kan de tandarts
niet worden aangerekend. Alhoewel dit alles voor klager ongemak heeft veroorzaakt,
reikt de zorgplicht van de tandarts niet zover dat deze in dit geval een spoedconsult
zou moeten regelen bij een collega, aangezien het om planbare zorg gaat en het klagers
keuze was om vlak voor zijn vakantie deze behandeling te ondergaan. Dit klachtonderdeel
is derhalve ongegrond.
Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
Klager is niet-ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op het handelen
van de Geschilleninstantie Mondzorg. Voor wat betreft de klachtonderdelen die gaan
over het handelen van de tandarts is deze in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 14 maart 2025 door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter,
H.C. van Renswoude en R.C.M. van Gorp, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door A. Tingen,
secretaris.