ECLI:NL:TGZRAMS:2025:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7494
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:58 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-03-2025 |
Datum publicatie: | 11-03-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7494 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen tandarts. De tandarts heeft bij klaagster facings geplaatst. Klaagster was niet tevreden over de kleur en verwijt de tandarts ook dat hij de facings onjuist heeft geplaatst. De omstandigheid dat de kleur na plaatsing niet naar wens is, is op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De tandarts heeft voor het bepalen van de kleur overleg gehad met klaagster. Het verwijderen van de facings kan ongemak opleveren, gelet op het dossier en de toelichting van partijen acht het college het niet aannemelijk dat er sprake was van onnodige en vermijdbare overlast en pijn. Ongegrond. |
A2024/7494
Beslissing van 11 maart 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 11 maart 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
tegen
C,
tandarts,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de tandarts.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De tandarts heeft bij klaagster facings geplaatst. Klaagster was tot twee keer
toe niet tevreden over de kleur van de facings en verwijt de tandarts dat hij de facings
onjuist heeft geplaatst. Daarnaast verwijt zij de tandarts dat hij inadequate nazorg
heeft verleend, haar berichten heeft genegeerd en ongepast gedrag heeft vertoond.
1.2 De tandarts heeft de stellingen van de klaagster betwist en verzocht de klacht in al haar onderdelen ongegrond te verklaren.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 31 juli 2024;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 27 september 2024;
- het aanvullende stuk van de zijde van verweerder, ontvangen op 7 oktober 2024;
- de aanvullende stukken van de zijde van klaagster, ontvangen op 22 oktober 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek van 8 november 2024;
- de aanvullende stukken van de zijde van klaagster, ontvangen op 17 en 20 januari
2025.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 28 januari 2025. De verweerder is verschenen. Klaagster was via een videoverbinding aanwezig. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 In februari 2024 heeft de tandarts met klaagster gesproken over het plaatsen
van facings op de voorste twee tanden van klaagster.
3.2 Klaagster heeft op 1 mei 2024 een afspraak bij de tandarts gehad, waarbij de tandarts afdrukken van haar tanden heeft gemaakt om de facings te plaatsen en de kleur van de facings te bepalen.
3.3 Op 16 mei 2024 heeft de tandarts facings geplaatst in de overeengekomen kleur A2.
3.4 Op 21 mei 2024 heeft klaagster aan de tandarts laten weten dat zij de facings te geel vond en een andere kleur wenste.
3.5 Op 27 juni 2024 heeft de tandarts de facings in de kleur A2 verwijderd en nieuwe facings in de kleur B1 geplaatst. Klaagster heeft de tandarts daarop laten weten dat zij deze facings te wit vond.
3.6 Op 23 juli 2024 heeft klaagster aan de tandarts bericht dat zij veel pijn had en haar tandvlees gezwollen was.
4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klaagster verwijt de tandarts dat hij:
a) de facings onjuist heeft geplaatst;
b) inadequate nazorg heeft verleend en brieven en e-mails van klaagster herhaaldelijk
heeft genegeerd;
c) haar seksueel grensoverschrijdend heeft bejegend door minutenlang in haar lippen
te knijpen.
4.2 De tandarts heeft de stellingen van klaagster betwist en het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) het plaatsen van de facings
5.2 Samengevat verwijt klaagster de tandarts dat hij tot twee keer toe de verkeerde
kleur facings heeft geplaatst. Dit heeft bij klaagster tot esthetische en functionele
problemen geleid. Zo heeft klaagster veel pijn ervaren bij het slijpen van de tanden
en in de periode daarna, wanneer zij (in de visie van klaagster ten onrechte zonder
bescherming van de aldus geslepen tanden) moest wachten op het plaatsen van de facings.
5.3 De kleur van de facings zijn, zoals de tandarts ter zitting heeft toegelicht,
in overleg
met klaagster bepaald. In eerste instantie is gekozen voor de kleur A2, hetgeen
in de rede lag gelet op de kleur van eerder geplaatste vullingen. De kleur A2 was
bovendien iets lichter dan haar eigen tandkleur. Na de plaatsing vond klaagster de
kleur toch te geel, waarna zij dat bij de tandarts heeft gemeld en de tandarts de
facings heeft verwijderd en nieuwe facings heeft aangebracht met de kleur B1, hetgeen
in overeenstemming was met de wens van klaagster om een wittere kleur. Na de plaatsing
van de tweede set facings was klaagster nog altijd ontevreden over de kleur, nu omdat
deze te wit waren.
5.4 Het college overweegt dat het kan voorkomen dat na plaatsing de kleur van de
facings niet in één keer naar tevredenheid van de patiënt is. De enkele omstandigheid
dat de kleur na plaatsing niet naar wens van klaagster is, is daarom op zichzelf niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar. Tijdens de afspraak voor het bepalen van de kleur heeft
de tandarts overleg gehad met klaagster welke kleur het beste zou passen, A2 of B1.
Toen klaagster na de eerste plaatsing de kleur te geel vond, is de tandarts overgegaan
tot het bestellen van de kleur B1. Deze keuze acht het college verklaarbaar en verdedigbaar,
nu zij ook al eerder over deze kleur hadden gesproken en B1 een logische vervolgstap
is op de kleur A2. Voor zover klaagster heeft geklaagd dat de tandarts bij de keuze
van de kleur B1 voor de tweede set facings in onvoldoende mate (nader) overleg heeft
gevoerd met klaagster, overweegt het college dan ook dat dit klachtonderdeel geen
doel treft. Klaagster stelt dat de tandarts de facings op tafel klaar had gelegd en
daarna meteen op de tanden heeft geplaatst. De tandarts stelt dat hij de facings tegen
de tanden heeft aangehouden en dat klaagster mee kon kijken in de spiegel. Het college
kan niet vaststellen hoe het plaatsen van de facings precies is gebeurd, nu dit om
een situatie gaat waarbij alleen klaagster en de tandarts aanwezig waren. Uit hetgeen
in het dossier en op zitting naar voren is gekomen is niet aannemelijk geworden dat
de tandarts onjuist heeft gehandeld bij het kiezen van de kleur voor de facings.
5.5 De klacht over de door klaagster ervaren pijn bij het verwijderen van de eerste facings en dat er onnodig veel tand is weggehaald, treft evenmin doel. Bij het verwijderen kan bevestigingsmateriaal vrijkomen en dit verwijderen kan ongemak en overlast opleveren. Bij dat verwijderen wordt niet alleen het bevestigingsmateriaal van de facings verwijderd, maar tevens - dat is inherent aan de ingreep – een deel van de ondergrond, zijnde de tand zelf. Echter, gelet op het dossier en de toelichting van partijen ter zitting acht het college het niet aannemelijk dat er sprake was van onnodige en vermijdbare overlast en pijn. De verwijten: ‘Achteraf gezien voelde ik mij gemarteld’ en: ‘De manier waarop verweerder de behandelingen heeft uitgevoerd is niet menselijk’ zijn niet of althans onvoldoende onderbouwd.
5.6 Voorts overweegt het college over de tijdelijke bescherming na het slijpen van
de
tanden het volgende. Anders dan klaagster heeft gesteld, heeft de tandarts wel degelijk
een tijdelijke composiet afdekking aangebracht. Echter, zoals de tandarts terecht
naar voren heeft gebracht, is de keuze voor het aanbrengen van een tijdelijke bescherming
niet eenduidig. Het komt vaak voor dat de tijdelijke bescherming, zoals een tijdelijke
composiet afdekking, snel loslaat en daarna ongemak oplevert voor de patiënt. Omdat
de tijdelijke afdekking voor het plaatsen van de facings weer verwijderd moet worden,
probeert een tandarts niet te veel lijm te gebruiken, zodat de tand bij het plaatsen
van de facings zo min mogelijk beschadigd raakt. Alles bij elkaar genomen komt het
college tot het oordeel dat de tandarts wellicht wel een andere noodvoorziening had
kunnen maken (met weer andere voor- en nadelen), maar dat de tandarts voor de door
hem gemaakte keuze geen (tuchtrechtelijk) verwijt kan worden gemaakt.
5.7 Concluderend is het college van oordeel dat de klacht ten aanzien van de behandeling geen doel treft.
Klachtonderdeel b) communicatie en nazorg van de tandarts
5.8 Klaagster verwijt de tandarts dat hij te laat heeft gereageerd op de door haar
gemelde pijnklachten en daarom ook niet de juiste nazorg heeft geleverd. Het college
stelt vast (op grond van de overgelegde stukken) dat de tandarts weliswaar niet per
omgaande, maar wel tijdig en adequaat heeft gereageerd op e-mailberichten waarbij
klaagster haar pijnklachten meldde. Na enig overleg heeft hij op 24 juli 2024 voorgesteld
om aan klaagster een antibioticakuur voor te schrijven (die inmiddels ook al door
de huisarts van klaagster was voorgeschreven). Dat de tandarts niet de juiste nazorg
zou hebben geleverd is het college daarom niet gebleken.
5.9 De klacht over het niet (tijdig) beantwoorden van telefoontjes, treft eveneens geen doel. De tandarts werkt alleen in zijn praktijk en is daarom niet in de gelegenheid om alle binnenkomende telefonische berichten meteen te beantwoorden. Gelet op het dossier en de toelichting van partijen is het college van oordeel dat de tandarts niet steeds onmiddellijk, maar wel voldoende tijdig en adequaat heeft gereageerd op de berichten van klaagster.
5.10 Ten aanzien van de door klaagster per aangetekende post verstuurde klacht, die door PostNL aan klaagster is geretourneerd, stelt het college vast dat deze klacht de tandarts niet heeft bereikt. Echter, de oorzaak voor deze misslag (en aan wie dat dan is te wijten) is ook het college onduidelijk. Alsdan is er onvoldoende grond om te concluderen dat de tandarts hierover een (tuchtrechtelijk) verwijt kan worden gemaakt.
Klachtonderdeel c) seksueel grensoverschrijdend gedrag
5.11 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de tandarts seksueel grensoverschrijdend
gedrag kan worden verweten, overweegt het college als volgt.
5.12 In het klaagschrift is dit verwijt niet nader onderbouwd. Tijdens het mondeling
vooronderzoek merkt klaagster op: ‘De manier waarop hij mij heeft behandeld heb ik als seksuele intimidatie ervaren.
Hij heeft minutenlang in mijn lippen geknepen tijdens de behandeling. Dit knijpen
ging heel hard.’ Ter zitting heeft klaagster nader toegelicht hoe de tandarts in haar lippen zou
hebben geknepen.
5.13 De door klaagster omschreven en getoonde handelingen bieden onvoldoende
aanknopingspunten om te concluderen tot seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tijdens
het passen en aanbrengen van de facings behoort de bovenlip tot het ‘werkgebied’ van
de tandarts en hij zal de lip soms moeten manipuleren om te testen of de facings op
de juiste wijze zijn aangebracht. Echter, dat de tandarts zodanig in de lippen van
klaagster heeft geknepen dat dit als seksueel grensoverschrijdend zou kunnen worden
aangemerkt, heeft het college op basis van de gestelde feiten en omstandigheden niet
kunnen vaststellen.
Slotsom
5.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, J.C.J. Dute,
lid-jurist, F.S. Kroon, T.J.M. Hoppenreijs en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door V.K.M. Hanssen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.