ECLI:NL:TGZRAMS:2025:306 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8263
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:306 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 23-12-2025 |
| Datum publicatie: | 23-12-2025 |
| Zaaknummer(s): | A2025/8263 |
| Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
| Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
| Inhoudsindicatie: | Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts had de vertrouwelijke informatie die klager hem had verteld, niet mogen doorgeven aan de casemanager. De informatie was zeer gevoelig en ook niet nodig voor het werk van de casemanager. Daarnaast is het college van oordeel dat de bedrijfsarts niet adequaat heeft geacteerd met betrekking tot het geschil in de arbeidsrelatie. Zeker toen klager zich emotioneler ging uiten, kon niet worden volstaan met het advies dat klager in staat was om terug te keren naar werk. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 23 december 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: mr. A. Willemsen, advocaat in Den Haag,
tegen
C,
bedrijfsarts,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de bedrijfsarts,
gemachtigde: mr. L. Boor, advocaat in Rotterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager heeft regelmatig consulten gehad bij de bedrijfsarts. Op de achtergrond
van meerdere van die consulten speelde een arbeidsconflict. Na één van de consulten
heeft de bedrijfsarts informatie die klager hem verstrekte, verteld aan de casemanager,
die deze vervolgens heeft doorgegeven aan de werkgever. Dat is daarna in een arbeidsgeschil
tegen klager gebruikt.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 12 maart 2025;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 20 juni 2025 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de toelichting op het klaagschrift met bijlagen;
- het aanvullend verweerschrift.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 14 november 2025. De partijen
zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. Klager kreeg bijstand
van een tolk, E. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling
toegelicht.
3. De feiten
3.1 Klager was werkzaam bij F van medio 2017 tot medio 2025. De bedrijfsarts was
(in ieder geval vanaf 2023) de bedrijfsarts van F en in die hoedanigheid heeft hij
klager begeleid bij zijn verzuim. Gedurende zijn arbeidsovereenkomst met F heeft klager
zich meerdere malen ziekgemeld. Tweemaal in 2019 en vervolgens frequent in 2023 en
2024. Er hebben toen consulten plaatsgevonden op 21 december 2023; 1 februari 2024;
20 februari 2024; 7 maart 2024 en 2 mei 2024. Tijdens de consulten in februari en
maart 2024 stond, naast lichamelijke klachten mede centraal de stress die klager ervoer
in zijn werk. Bij het consult van 7 maart 2024 heeft hij allerlei documentatie aan
de bedrijfsarts gegeven, waaronder een cd met beelden uit de jaren ’70, waarop te
zien is dat een boeddhistische monnik zichzelf in brand steekt. Het advies van de
bedrijfsarts was telkens dat klager kort na het consult weer geschikt was voor zijn
werkzaamheden.
3.2 Tijdens het consult van 2 mei 2024 heeft de bedrijfsarts in verband met het volgens de bedrijfsarts al lang bestaande arbeidsgeschil tussen klager en zijn werkgever, aan klager mediation voorgesteld. Dit is door klager afgewezen. Tijdens het consult stonden, in tegenstelling tot de eerdere consulten, de psychische problemen in de arbeidsrelatie voorop. In dit consult heeft klager aangegeven dat hij zichzelf in brand zou gaan steken indien de bedrijfsarts het advies zou geven om een mediationtraject op te starten. De bedrijfsarts heeft vervolgens aan zowel klager als aan de casemanager laten weten dat hij geen advies kon uitbrengen. Hij stelde voor dat het UWV hierover een deskundigenoordeel zou kunnen geven. Aan de casemanager heeft hij desgevraagd verteld dat hij van advies afzag omdat hij vreesde voor gezondheidsschade bij klager en heeft hij melding gemaakt van het dreigement van klager zich in brand te zullen steken.
3.3 De casemanager heeft deze informatie, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de bedrijfsarts geheimhouding te betrachten, doorgegeven aan F, waarna dit is terechtgekomen in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat verzoek is uiteindelijk ook toegewezen.
4. De klacht en de reactie van de bedrijfsarts
4.1 Volgens klager heeft de bedrijfsarts onzorgvuldig of onjuist gehandeld, omdat
hij:
a. de vertrouwelijkheid van de gesprekken tussen hen heeft geschonden;
b. steeds ten onrechte heeft geadviseerd dat klager in staat was zijn werk te verrichten;
c. heeft samengespannen met de werkgever van klager.
4.2 De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren
of geen maatregel op te leggen.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het
uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun
eigen handelen.
Klachtonderdeel a) de schending van de vertrouwelijkheid
5.2 Dit klachtonderdeel spitst zich toe op het consult van 2 mei 2024. Vaststaat
dat de bedrijfsarts informatie die klager aan hem verstrekte, meer specifiek het dreigement
dat klager zich in brand zou steken, heeft gedeeld met de casemanager. Dat dit informatie
is die gewisseld is tussen een arts en een patiënt staat niet ter discussie. Uitgangspunt
is dus dat dit vertrouwelijke informatie is. Hoewel de bedrijfsarts heeft betoogd
dat de casemanager ook een geheimhoudingsplicht heeft, was deze informatie niet alleen
zeer gevoelig, maar ook niet nodig voor het werk van de casemanager. De bedrijfsarts
had kunnen volstaan met de mededeling dat er medische redenen waren om niet te adviseren.
5.3 De bedrijfsarts heeft toegegeven dat hij de informatie die klager hem gaf in het consult van 2 mei 2024 niet zo had moeten delen met de casemanager. Hij heeft daarover spijt betuigd. Dat deze informatie door de werkgever tegen klager is gebruikt kan hem niet worden aangerekend.
5.4 Het bovenstaande leidt ertoe dat het eerste klachtonderdeel gegrond is.
Klachtonderdelen b en c) onjuiste advisering en samenspanning met de werkgever
5.5 Uit het door de bedrijfsarts overgelegde medische dossier blijkt dat klager
soms (wisselende) lichamelijke klachten had, maar ook dat telkens een conflict met
zijn werkgever op de achtergrond meespeelde. Uit de lichamelijke klachten kon niet
worden afgeleid dat klager in het geheel niet meer zou kunnen werken. Er was soms
sprake van griepachtige klachten (21 december 2023 en 1 februari 2024) en aangeboren
klachten van spina bifida (7 maart 2024). Dat deze klachten klager verhinderden om
het werk (op enig moment) te hervatten is hieruit niet af te leiden. Dat neemt niet
weg dat uit het dossier ook blijkt dat sprake was van een ernstig geschil in de arbeidsrelatie.
Uit het dossier kan het college niet afleiden dat de bedrijfsarts heeft gehandeld
in overeenstemming met de Richtlijn Conflicten in de Werksituatie 2019. Uit die Richtlijn
volgt dat bij arbeidsongeschiktheid verschillende interventies mogelijk zijn, die
rekening houden met de mate waarin een betrokkene lijdt onder het conflict. Als in
eerste instantie al kon worden volstaan met terugkeer naar het werk, was dat op 7
maart 2024 zeker niet meer het geval, toen klager naast zijn relaas over de werksituatie
beeldmateriaal overlegde van een boeddhistische monnik die zich in brand stak. Dat
had een alarmerend signaal moeten zijn. Niet gebleken is dat de bedrijfsarts daarop
adequaat heeft geacteerd. In zoverre is klachtonderdeel b. gegrond. Uit het overgelegde
dossier is echter niet af te leiden dat de bedrijfsarts zich voor het karretje van
de werkgever liet spannen, laat staan dat hij met de werkgever samenspande. Dat betekent
dat klachtonderdeel c. ongegrond is.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdelen a. en b. gegrond zijn
en klachtonderdeel c. ongegrond.
Maatregel
5.7 Met de gedeeltelijke gegrondheid van de klachten dient het college zich uit
te laten over een op te leggen maatregel. De bedrijfsarts stelt zich in zoverre toetsbaar
op dat hij heeft erkend dat de informatie die klager hem verstrekte niet had mogen
worden doorgegeven aan de casemanager. Voor het overige is het college van oordeel
dat de bedrijfsarts zorgvuldiger had moeten zijn bij de beoordeling van de door klager
geuite klachten, zeker toen die langer aanhielden en klager zich ook emotioneler ging
uiten.
5.8 Het college meent dat in deze situatie kan worden volstaan met een waarschuwing.
Publicatie
5.9 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere bedrijfsartsen van deze zaak kunnen leren. De publicatie
zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties
herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a. en klachtonderdeel b. gegrond;
- legt de bedrijfsarts de maatregel op van waarschuwing
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift
voor Gezondheidsrecht, Medisch Contact en Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde.
Deze beslissing is gegeven door J. Sap, voorzitter, H.W.M.M. Rieter-van den Bergh,
lid-jurist, F.M. Brouwer, E.G. Ackema en J. Dogger, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2025.