ECLI:NL:TGZRAMS:2025:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6686
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:28 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2025 |
Datum publicatie: | 31-01-2025 |
Zaaknummer(s): | A2023/6686 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen chirurg. Klager verwijt haar een mogelijke fout tijdens een operatie van klager, alsmede onzorgvuldig handelen, het verstrekken van foutieve informatie en het voeren van foutieve diagnostiek. Het college oordeelt dat het de chirurg niet te verwijten valt dat klager (die lijdt aan de darmziekte colitis ulcerosa en mogelijk ook aan Crohn) enkele maanden na de operatie weer last heeft gekregen van een fistel. Ook overigens is niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 31 januari 2025 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klager,
tegen
C,
chirurg,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de chirurg,
gemachtigde: D, werkzaam in B.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is sinds 2002 in behandeling vanwege een darmziekte. Oorspronkelijk is
de diagnose colitis ulcerosa (ontsteking van de dikke darm) gesteld. Later is men
ook gaan denken aan de ziekte van Crohn, die niet alleen de dikke darm, maar het gehele
spijsverteringskanaal van mond tot anus kan aantasten. Beide ziekten zijn zogenaamde
inflammatoire darmziekten (Inflammatory Bowel Dieseases of IBD), die zich vaak kenmerken
door een complexe problematiek. Sinds september 2017 werd klager behandeld door een
multidisciplinair team (MDO) in het ziekenhuis waar de chirurg werkzaam is. De chirurg
maakte ook deel uit van het MDO en heeft klager op 10 december 2018 geopereerd.
1.2 Klager verwijt de chirurg: a) een mogelijke fout tijdens de operatie van 10 december 2018 en b) onzorgvuldig handelen, het verstrekken van foutieve informatie en het voeren van foutieve diagnostiek na maart 2019. De chirurg heeft verweer gevoerd tegen de klacht.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 4 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de aanvullende stukken van klager, ontvangen op 8 mei 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 15 mei 2024;
- het vervangend stuk voor deel 2 van de op 8 mei 2024 ontvangen stukken, ontvangen
op 21 juni 2024;
- de reactie van klager op het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek,
ontvangen op 12 juli 2024;
- de reactie van de chirurg op de nagekomen stukken, ontvangen op 8 augustus 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Nadat in 2002 bij klager de diagnose colitis ulcerosa was gesteld is bij hem
de dikke darm verwijderd met aanleg van een ileostoma (kunstmatige uitgang van de
dunne darm via de buik). In 2006 onderging klager een operatie, waarbij in plaats
van het stoma een ileoanale pouch (een van de dunne darm gemaakt zakje binnen het
lichaam, waarmee een stoelgang langs natuurlijke weg mogelijk is) werd aangelegd.
Na deze operatie ontstond een naadlekkage (een gaatje bij de aansluiting van de pouch
op de darm). Een dergelijke lekkage is een bij deze operaties regelmatig voorkomende
complicatie. Om de pouch te ontlasten is toen opnieuw een ileostoma aangelegd. Vanaf
dat moment hield men rekening met de mogelijkheid dat klager ook de ziekte van Crohn
zou kunnen hebben.
3.2 Nadat de situatie langere tijd stabiel bleef en er geen aanwijzingen waren dat het lek nog bestond, is klager in 2016 geopereerd om het stoma op te heffen. Vanaf de pouchnaad ontstond daarna een fistel (opening) naar de linker bil met abcesvorming, waarvoor behandeling heeft plaatsgevonden. In september 2017 is klager verwezen naar het ziekenhuis waar de chirurg werkzaam is. Klager is hier in februari 2018 geopereerd, waarbij - vooruitlopend op een definitief behandelplan - een dubbelloops stoma is aangelegd en drainage van de bilfistel plaatsvond.
3.3 In de loop van 2018 heeft klager met meerdere leden van het MDO gesproken over
de verschillende behandelmogelijkheden. Op 10 juli 2018 sprak klager met zijn hoofdbehandelaar,
een andere chirurg (verweerder in de zaak A2023/6687, hierna: de hoofdbehandelaar).
Deze hoofdbehandelaar noteerde in het medisch dossier (alle citaten zijn letterlijk
weergegeven):
“Uitgebreid gesproken over de opties. Mi geen redo [college: creëren van een nieuwe
pouch] wegens de grote kans op Crohn.
Counselen via [de chirurg] voor hernia repair
Tevens mogelijk parastomale hernia. Loopt wat slijm uit afvoerende lis onder de
plak”
3.4 Op 24 juli 2018 sprak klager voor het eerst met de chirurg. Dat ging met name
over zijn liesbreuk. De chirurg noteerde in het medisch dossier:
“RvK/ postop na saneren fistels vanuit IPAA [college: pouch] en aanleg dubb ileostoma
VG/ (…)
2016 stoma opgeheven (…), maar weer problemen 1,5 jaar volgehouden, nu weer sinds
maart stoma.
Vanwege fistels en granulomen toch verdenking Crohn.
A: Heeft liesbreuk links in de lies. Niet veel last van, maar toch wel fors geworden.
Kan het gemakkelijk terug duwen. Parastomale hernia nu geen klachten emeer van.
(…)
B/ Eerder uitgebreid met [hoofdbehandelaar] gesproken over opties: intersphincterische
resectie [college: operatie via de bilnaad] met omentumplastiek/niets doen/risico
van pouch redo nemen
(…)”
3.5 Op 24 september 2018 zag klager de MDL-arts, die onder meer in het medisch dossier
noteerde:
“RVC:
(…)
2018 (2): laparoscopisch aanleggen dubbelloops ileostoma en nettoyage peri-anale
fistels
2018 (6) pouchscopie: langgerekt ulcus [college: wond, zweer] in top pouch, matige
ontsteking in pouch (pouchitis/Crohn?)
Anamnese:
(…)
Heeft nog steeds klachten die lijken op wat hij had vóór de operatie. Heeft nog
steeds uitvloed via de seton [college: draadje om fistel tot rust te krijgen] en pijn
en er is nog een uitgang enekele cm verderop.
Vanwege dubbelloops ileostoma is er overloop en dit verliest hij ook per anum en
via het fistel.
Wil toch nog heel graag van zijn stoma af en of er toch nog geen mogelijkheden zijn:
[Hoofdbehandelaar] bracht 3 argumkenten aan waarom er aan Crohn gedacht wordt:
1. resucelgranulomen in fisteltraject , maar zou ook een vreemd lichaam reactie
op seton kunnen zijn
Positieve ASCA, maar titer nauwelijks verhoogd
Fistels, maar zou relapse van oude naadlekkage en dehiscentie zijn.
Een andere reden om geen redo te doen is de ontsateking van de presacrale ruimte.
(…)
Conclusie:
Ontsteking in pouch agv
Overloop
Crohn
Combinatie van beide
Te symptomatische fistel met ook mogelijk andere gangetjes
Beleid:
Bespreken volgende week op MDO IBD
Dan eventuele nieuwe MRI onderbuik
Opties:
1: eindstandig stoma van maken
2: 1+ topicale therapie als onvoldoende regressie van klachten
3: 2+ indien remissie redo pouch proberen
(…)”
3.6 In het MDO van 3 oktober 2018 is besproken dat klager alles wilde doen om het
stoma opgeheven te krijgen. Als beleid is genoteerd:
“Crohn in peri-anale regio is een contra-indicatie voor Re do chirurgie”
3.7 Op 9 oktober 2018 heeft de MDL-arts klager telefonisch gesproken en onder meer
in het dossier genoteerd:
“(…)
Is accoord met omzetten van dubbelloops ileostoma naar eindstandig ileostoma. Hoopt
dat er dan wellicht in de toekomst toch nog iets nieuws verzonnen wordt waardoor hij
wellicht alsnog een redo pouch kan krijgen.
(…)
B/
Aanleggen eindstandig stoma (…) tegelijk met liesbreukcorrectie
Over 4-6 maanden herbeoordelen fistel voor eventueel seton verwijderen
t.z.t. Poli [nieuwe MDL-arts].”
3.8 Op 10 december 2018 heeft de chirurg klager geopereerd waarbij een eindstandig
stoma is aangelegd. Op 15 januari 2019 zag zij klager voor controle na de operatie
en noteerde in het dossier onder meer:
“(…)
A: gaat goed, geen last van lie smeer, geen zwelling meer.
Stoma problemen met stoma, geen lekkages, mooi plat weer.
Fistels rustiger, maar wil er toch nog graga een keer vanaf.
Is zelf niet overtuigd van crohn.
(…)
B:
Voorlopig chirurgische behandleing
Drukverhogende momenten vrlagen/ voorkomen
Wil tzt nog wel een keer van fistels af: gezien pouh en verdneking crohn uitleg
niet opportuun.”
3.9 Op 13 februari 2019 is klager bij de (nieuwe) MDL-arts geweest. Die noteerde
onder meer in het dossier:
“(…)
Fistel zorgt voor discomfort, komt veel vocht uit. Probeert dit met verband op te
vangen middels inlegger.
Zou graag hiervan af willen zijn, is het mogelijk bijv het defect in pouch te sluiten?
Hoopt op termijn wellicht nog een nieuwe pouch te kunnen krijgen, maar niet ten koste
van alles.
(…)
Beleid
Bespreken met [andere chirurg uit het MDO] , MRI fistel nodig alvorens consult?
Is destijds omentum opgeslagen? Op termijn mogelijk om fistels te sluiten?”
3.10 Op 4 maart 2019 heeft de MDL-arts een MRI van de pouch aangevraagd. Ook heeft
zij de patholoog revisie gevraagd van het oorspronkelijke dikke darm preparaat. Van
dat preparaat had in een ander ziekenhuis al revisie plaatsgevonden met conclusie:
“In de colonresectie is er gezien de diepe ontsteking met fissuurvorming en uitgebreide
reactieve verandering van de submucosa een beeld wat het best past bij m. Crohn en
niet goed bij CU”
3.11 Klager is op 24 maart 2019 op de SEH geweest vanwege bruin vochtverlies via de
bilfistel. Hij werd doorverwezen naar zijn behandelaren op de poli, waar op 29 maart
2019 de MRI stond ingepland. De conclusie van die MRI was:
“Grotendeels onveranderd aspect van het met granulatieweefsel gevulde brede extrafincterische
fistelgang links.
Meer fibrose ter plaatse van de mediale uitwendige opening.
Geen nieuwe fistels.
Geen vochtcollecties.”
3.12 Klager heeft op 18 april 2019 telefonisch contact gehad met een arts-assistent
chirurgie. Deze noteerde onder meer in het dossier:
“(…)
Recente MRI toont nog duidelijk actieve fistel vanuit de inactieve pouch.
MRI werd op verzoek nogmaals bekeken door radioloog: er ligt wel een dunnedarmlis
tegen de pouch aan (…)
Niet zeker of dit een fistel is.
Na overleg met [andere chirurg uit het MDO]:
Mogelijk dat er een fistel is ontstaan tussen dunnedarm en pouch.
Hiervoor zou dan echter nieuwe ziekteactiviteit nodig zijn terwijl de patient hier
verder niet symptomatisch bij is, dus onwaarschijnlijk.
Indien fistel naar de pouch dan zou je ook verwachten dat de productie toeneemt,
terwijl dit niet het geval is.
Dd is (deviation) pouchitis.”
3.13 Op 28 mei 2019 zag de MDL-arts klager en besprak met hem onder meer de uitslag
van de op 4 maart 2019 gevraagde herbeoordeling van de colonresectie:
“colon met daarin een diffuse, chronisch actieve bij patient bekende IBD, waarbij
gezien de microscopische bevindingen (dieper reikende infiltraten en enkele fissuraties)
toch enige voorkeur voor M. Crohn. Geen granulomen.”
3.14 De hoofbehandelaar zag klager op 11 juni 2019 en besprak met hem onder meer
de uitslag van een op 28 mei 2019 gemaakte CT-scan:
“CT scan: geen aanweizing voor fistel
De fistel gaat nog open en dicht, alleen veel beter nu er geen ontlasting
(…)
Opties toekomst:
1. Pouch excisie
2. redo pouch
3. Sluiten fistel na overgroeien van het defect evt met EVAC
Pouchoscopie
C 1 maand”
3.15 De chirurg heeft klager na de scopie gezien op 30 juli 2019 en noteerde onder
meer:
“AO:
CT scan: geen aanwezigheid voor fistel
Scopie: Ileo-anale anastomose met een matig ernstige pouchitis.
Fistel in het verlengde van de setonse drains, met granulatieweefsel hiertussen.
PA; eenmalig wel granulomen gezien in PA, maar ook reuscel reactie evt passend bij
seton
(…)
Belangrijkste vragen:
1. M crohn of niet: Alle problemen duiden op chrnonisch naaddefect, echter, Resucelgranulomen
in fisteltraject , maar zou ook een vreemd lichaam reactie op seton kunnen zijn. NB
herbeoordeling colonresectie [naam]: [college: zie tekst 3.13]
2. Vraag of er nog een fistel is tussen aanvoerende darm en pouch/ afvoerende darmlis
gezien anamnestisch etensresten uit pouch, niet aan te tonen.”
3.16 Daarna is in het MDO besloten een MR enterografie te laten maken, waarbij de
dunne darm zichtbaar wordt gemaakt met contrastvloeistof. De chirurg heeft met klager
op 12 november 2019 besproken dat deze MRE geen fistel had aangetoond tussen het dunnedarmtraject
en de pouch.
3.17 De hoofdbehandelaar heeft op 17 december 2019 in het dossier genoteerd:
“Ouders aanwezig.
Uitgebreid de drie opties besproken:
1. Niets doen
2. Pouch excisie en omentumplastiek
3. Pouch excisie en naadreconstructie
Plan:
Indien een goede pouch is aan te leggen dan pouch, anders pouchexcisie of omentumplastiek”
3.18 In de periode van april 2021 tot en met november 2021 had klager meerdere malen
contact met de hoofdbehandelaar over de drie opties en het al dan niet uitvoeren van
de in december 2019 besproken operatie. Klager wilde dat alvorens hij een beslissing
zou nemen nog meer diagnostiek zou plaatsvinden, en eventueel een aparte operatie
om de fistel aan te tonen. De hoofdbehandelaar was niet bereid om alleen een verkennende
operatie uit te voeren om dan later mogelijk nog een tweede keer aan de pouch te moeten
opereren. Wel heeft hij nog een extra MRE laten maken. De fistel werd ook daarop niet
aangetoond.
Op 17 augustus 2021 heeft de hoofdbehandelaar onder meer genoteerd:
“Ik ben accoord met een ingewikkelde exploratie welke risicovol zou zijn. Evenwel
niet accoord als dat we risicovol de top van de pouch vrijleggen en geen fistel vinden
niet meteen het probleem kunnen oplossen omdat hij er dan over wil nadenken. In tweede
instantie zal het nog lastiger zijn met opnieuw veel risico op darm letsel.”
Op 2 november 2021 noteerde de hoofdbehandelaar aanvullend nog:
“Plan:
Exploratie met onderbreken fistel
Indien niet aanwezig dan pouchredo of pouch excisie.
Expectatief”
4. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de chirurg de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende chirurg. Bij
de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de chirurg geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) – een mogelijke fout tijdens de operatie van 10 december 2018
4.2 Het college overweegt dat het – uitvoerige – dossier geen aanknopingspunten
biedt voor de stelling dat de chirurg tijdens de operatie van 10 december 2018 een
fout heeft gemaakt. De operatie vond extra-peritoneaal (buiten de buikholte) plaats
en is ongecompliceerd verlopen, evenals het herstel na de operatie. De fecale incontinentie
ontstond meer dan drie maanden later. Klager omschrijft dit als een ‘nieuw defect’
dat zou zijn ontstaan door deze operatie. De daarna uitgevoerde onderzoeken hebben
echter geen ‘nieuw defect’ aangetoond. Vanwege het verlies van ontlasting is duidelijk
dat er een verbinding (fistel) moet zijn tussen de darm en de pouch, maar of dit een
nieuwe fistel is of een reeds bestaande verbinding die (opnieuw) actief is geworden,
is niet duidelijk. Dergelijke fistels kunnen spontaan ontstaan, maar ook als complicatie
na een operatie. De kans op het ontstaan van zo’n fistel is groter naarmate de ziektegeschiedenis
uitgebreider en complexer is. Dat is het geval bij klager, die al meerdere malen geopereerd
was en bij wie bovendien de mogelijke aanwezigheid van de ziekte van Crohn als extra
complicerende factor niet kon worden uitgesloten. Al met al is het bijzonder ongelukkig
voor klager dat hij enkele maanden na de operatie weer last heeft gekregen van fecale
incontinentie, maar naar het oordeel van het college valt de chirurg daarvan geen
verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) – onzorgvuldig handelen, foutieve informatie en foutieve diagnostiek
4.3 Klager heeft de in dit klachtonderdeel genoemde elementen als aparte klachtonderdelen
geformuleerd, maar deze onderdelen laten zich gezamenlijk bespreken. Het gaat er in
de kern om dat klager meent dat de chirurg en haar collega’s meer en andere diagnostiek
hadden moeten inzetten om de aard, omvang en exacte locatie van de overlast gevende
fistel aan te tonen. Klager wenst hierover duidelijkheid te verkrijgen voordat hij
met een nieuwe (anders dan uitsluitend verkennende) operatie wil instemmen. Daarbij
speelt een rol dat klager het niet eens is met de waarschijnlijkheidsdiagnose Crohn.
4.4 Het college stelt hier voorop dat de chirurg voor het laatst bij het dossier
van klager betrokken is geweest op 12 november 2019. Kort nadien heeft klager met
de hoofdbehandelaar in beginsel afgesproken dat hij zou worden geopereerd, waarbij
hij indien mogelijk een nieuwe pouch zou krijgen, maar ook verwijdering van de pouch
een mogelijkheid was, afhankelijk van wat tijdens de operatie zou worden aangetroffen.
Bij wat er nadien nog gebeurd is, is de chirurg niet meer betrokken geweest. Haar
kan alleen al om die reden niet worden verweten dat zij niet zou hebben ingestemd
met de door klager voorgestelde uitsluitend verkennende operatie.
4.5 De chirurg is wel betrokken geweest bij de onderzoeken die in de loop van 2019
hebben plaatsgevonden. Zij heeft (naast de hoofdbehandelaar) meerdere gesprekken met
klager gevoerd over de situatie, de onderzoeken, de bevindingen en de (on)mogelijkheden
van verdere behandeling. In deze periode zijn een MRI, een CT-scan, een scopie en
een MRE gemaakt, die alle geen uitsluitsel hebben gegeven: de fistel werd niet aangetoond.
Naar het oordeel van het college hebben de behandelaren met deze onderzoeken redelijkerwijs
alles gedaan om de fistel te lokaliseren. Dat de fistel niet is aangetoond, wil inderdaad
niet zeggen dat die er niet is. Het college leest in het dossier echter ook geen ontkenning
door de chirurg van het bestaan van de fistel, slechts de constatering dat die niet
kon worden gevonden. Dat de chirurg onterecht zou hebben afgezien van het doen van
meer of ander (relevant) onderzoek naar de fistel is niet gebleken, klager heeft ook
niet concreet gemaakt welk onderzoek dat dan had moeten zijn. De eind 2019 voorgestelde
optie om operatief te proberen de fistel te vinden en tevens de pouch te verwijderen,
tenzij tijdens de operatie een goede mogelijkheid zou blijken te bestaan om deze te
handhaven, was naar het oordeel van het college onder de voorliggende omstandigheden
reëel.
4.6 Een van die omstandigheden is de mogelijke aanwezigheid van de ziekte van Crohn.
Uit het dossier blijkt dat die verdenking reeds in 2006 is gerezen en op de achtergrond
aanwezig is gebleven. In de loop der tijd hebben twee onafhankelijke pathologen bij
een herbeoordeling van de colonresectie serieuze aanwijzingen voor de ziekte van Crohn
gevonden, de laatste keer in 2019 op verzoek van de MDL-arts. Het is logisch en niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de mogelijkheid van Crohn opengehouden wordt als daar
aanwijzingen voor zijn en dat dit vervolgens in het beleid wordt meegewogen, ook al
is deze ziekte niet onomstotelijk aangetoond. Overigens blijkt uit het dossier dat
de aan- of afwezigheid van M. Crohn geen zwaarwegende rol heeft gespeeld bij het uitzetten
van het beleid: de mogelijkheid van behoud of redo van de pouch is steeds open gebleven,
terwijl dat bij Crohn in feite geen reële optie is.
4.7 Het college begrijpt dat de gevolgen van zijn ziekte voor klager zeer ernstig zijn en dat klager vooral wil dat op zijn minst een einde komt aan het ongewenste en overlast gevende verlies van ontlasting, en dat hij liefst helemaal van zijn stoma af wil. Het college ziet echter ook dat de chirurg daar oog voor heeft gehad en zorgvuldig gehandeld heeft, zowel persoonlijk als binnen het MDO. Ze heeft zich betrokken opgesteld en alle tijd genomen voor de verrichte onderzoeken en de met klager gevoerde gesprekken. Dat het niet gelukt is om tot een behandelbeleid te komen waar klager achter kan staan, is verdrietig. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is echter niet gebleken. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
5. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 31 januari 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
J.F. Hamming en J.W. Poley, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo,
secretaris.