ECLI:NL:TGZRAMS:2025:242 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8398
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:242 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 07-10-2025 |
| Datum publicatie: | 10-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | A2025/8398 |
| Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
| Beslissingen: | Niet-ontvankelijk |
| Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klager niet-ontvankelijk in een klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde die de zus van klager heeft behandeld. Klager is geen rechtstreeks belanghebbende en er zijn bijzondere aanwijzingen dat klager niet de veronderstelde wil van zijn zus vertegenwoordigt. Klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Voorzittersbeslissing van 7 oktober 2025 naar aanleiding van de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
specialist ouderengeneeskunde,
destijds werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de specialist ouderengeneeskunde,
gemachtigde: mr. L. Bartelsman en mr. S.A.H. Rosendahl, werkzaam te Amsterdam.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 11 april 2025;
- de aanvullende bijlagen bij het klaagschrift, ontvangen van klager op 6 mei 2025;
- de aanvullende bijlagen bij het klaagschrift, ontvangen van klager op 26 mei 2025;
- de aanvullende bijlagen bij het klaagschrift, ontvangen van klager op 10 juni 2025;
- de aanvullende bijlagen bij het klaagschrift, ontvangen van klager op 1 augustus 2025;
- het verweerschrift met de bijlage, ingekomen op 8 augustus.
1.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2. De overwegingen
2. Klager heeft een klacht ingediend tegen de specialist ouderengeneeskunde bij wie zijn zus E (geboren in 1933 en overleden in 2025, hierna: patiënte) vanaf 2021 tot haar overlijden onder behandeling en in zorg was. Verweerster was in haar hoedanigheid van specialist ouderengeneeskunde betrokken bij de opname en de zorg van patiënte op de geriatrische revalidatieafdeling.
2. Aan het begin van de opname is bij patiënte na een multidisciplinair overleg besloten een neuropsychologisch onderzoek te laten uitvoeren door een psycholoog. Door de specialist ouderengeneeskunde en de psycholoog is in een voortgangsgesprek de diagnose en het plaatsingsadvies aan patiënte en klager medegedeeld en nader toegelicht.
3. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld en dat zij daardoor verkeerde medicatie heeft toegediend.
4. De voorzitter moet beoordelen of klager in zijn klacht kan worden ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet inhoudelijk behoeft te worden besproken. Voor die beslissing is het volgende van belang.
5. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van klager geldt als uitgangspunt dat het recht van een nabestaande om een klacht in te dienen ten aanzien van de behandeling van een overleden familielid is afgeleid van de in het algemeen veronderstelde wil van het overleden familielid. In beginsel geldt dat de nabestaande geacht wordt de wil van de overleden patiënt te vertegenwoordigen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven daaraan te twijfelen. De voorzitter is van oordeel dat in dit geval van zulke bijzondere omstandigheden sprake is.
6. In de eerste plaats is hier sprake van, omdat in de eerste periode van de behandeling, in april 2021, door patiënte zelf is verklaard dat zij liever niet meer heeft dat haar broer (klager) haar vertegenwoordigde en dus tot haar bewindvoerder en mentor zou worden benoemd. In juni 2021 is daarom op verzoek van patiënte een onafhankelijke bewindvoerder en mentor benoemd. Daarnaast heeft klager een verklaring van 23 april 2021 van zijn zus overgelegd waarin zij onweersproken verzoekt om ‘een onafhankelijke bewindsman die mijn financiële belangen gaat behartigen. Geen vertrouwen meer in mijn welzijn door mijn broer A.’
7. De specialist ouderengeneeskunde heeft voorts een verklaring van de mentor overgelegd waarin de mentor de klacht van klager weerspreekt.
8. Klager behoort hiermee niet tot de kring van klachtgerechtigden zoals bedoeld in artikel 65 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Daarom is de voorzitter van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht.
3. De beslissing
Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in de klacht.
Deze beslissing is gegeven op 7 oktober 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.