ECLI:NL:TGZRAMS:2025:240 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8190

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:240
Datum uitspraak: 10-10-2025
Datum publicatie: 10-10-2025
Zaaknummer(s): A2025/8190
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat zij lichtvaardig aan de crisisdienst opdracht heeft gegeven om klaagster gedwongen te laten opnemen. Het college stelt vast dat de huisarts deze beslissing niet heeft genomen. De huisarts heeft na een telefonische melding over klaagster besloten om de crisisdienst in te schakelen. Na inschakeling van de crisisdienst is de huisarts bij de beslissing tot opname niet meer betrokken geweest.

A2025/8190
Beslissing van 10 oktober 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 10 oktober 2025 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klaagster,

tegen

C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam te Amsterdam.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is met een crisismaatregel gedwongen opgenomen nadat de huisarts de crisisdienst had ingeschakeld. Klaagster verwijt de huisarts dat zij lichtvaardig aan de crisisdienst opdracht heeft gegeven om klaagster te laten opnemen, waarbij klaagster in strijd met de uitgangspunten van de Nationale Hoorservice niet haar zienswijze heeft kunnen geven.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 21 februari 2025
- het verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 juni 2025.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten
3.1 Op 22 oktober 2024 had de huisarts dienst als regiearts bij D. Die avond hebben de buurvrouw, de beste vriendin en de zus van klaagster D gezamenlijk telefonisch benaderd, waarbij zij de huisarts te spreken kregen. Zij zeiden dat zij zich zorgen maakten over klaagsters mentale gezondheid, dat zij klaagster moeilijk konden benaderen en dat zij zeer agressief kan worden. De huisarts heeft gevraagd of zij klaagster zelf kon spreken, maar het is op dat moment niet tot een gesprek met klaagster gekomen.

3.2 De huisarts heeft vervolgens de crisisdienst E ingeschakeld en heeft hen
gevraagd om ter plekke een inschatting te maken van de situatie. Daarbij is door de huisarts een zogeheten waarneemverslag ingevuld waarop zij de code P98.00 heeft vermeld in combinatie met de woorden “Andere/niet gespecificeerde psychose(n)”.

3.3 Door tussenkomst van de crisisdienst is vervolgens de maatregel genomen om
klaagster gedwongen op te nemen.

4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts dat zij onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht om de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

De beoordeling
5.2 Volgens klaagster heeft de huisarts onzorgvuldig en ondeskundig gehandeld rondom haar gedwongen opname. Klaagster stelt dat de huisarts op basis van onjuiste informatie van een buurvrouw en een kort gesprek met een familielid, heeft besloten een crisisopname te autoriseren. Daardoor is klaagster op brute wijze uit haar huis gesleurd en tegen haar wil opgesloten op de gesloten psychiatrische afdeling. Verder is er niet voldaan aan ‘De Nationale Hoorservice’, omdat klaagster niet gehoord is voorafgaand aan het opleggen van de crisismaatregel.

5.3 Het college stelt vast dat de beslissing om klaagster gedwongen op te laten nemen niet is genomen door de huisarts en dat evenmin sprake is van autorisatie van die opname door de huisarts. De huisarts heeft na de telefonische melding over de zorgen over klaagster besloten om de crisisdienst in te schakelen. Dit handelen is volgens de afspraken met de GGZ: in acute situaties waar mogelijk sprake is van een psychose doet de arts van de crisisdienst de fysieke beoordeling, en die bepaalt ook verder het beleid. Na inschakeling van de crisisdienst is de huisarts bij de beslissing tot opname niet meer betrokken geweest.

5.4 Het standpunt van klaagster dat de huisarts wel degelijk betrokken zou zijn bij de opname en dat dit zou blijken uit het waarneemverslag dat de huisarts naar de crisisdienst heeft gestuurd is onjuist. De huisarts heeft in dat waarneemverslag de code P98.00 vermeld in combinatie met de woorden “Andere/niet gespecificeerde psychose(n)”. Dit betekent echter niet dat de huisarts overtuigd was van het bestaan van een psychose bij klaagster. Weliswaar wordt deze code ingevuld in het veld “diagnose” van het waarneemverslag, maar het gaat daarbij niet om een einddiagnose. Het betreft slechts een vermoeden van de huisarts. Het vermelden van deze code is in dit geval een administratief vereiste om het waarneemverslag af te kunnen sluiten. Het college is van oordeel dat de huisarts het vermoeden van een psychose in het waarneemverslag mocht opnemen, gezien het telefoongesprek in combinatie met informatie uit het dossier van klaagster over een eerdere psychose enkele jaren geleden. Onder die omstandigheden heeft de huisarts correct gehandeld door de crisisdienst in te schakelen en niet zelf een nader onderzoek in te stellen naar de gezondheid van klaagster. De crisisdienst heeft klaagster bezocht. De arts van de crisisdienst, en niet de huisarts, is vervolgens degene geweest die heeft geadviseerd om klaagster op te laten nemen.

5.5 Over al of niet voldoen aan de hoorplicht van “De Nationale Hoorservice” overweegt het college dat deze verplichting ziet op de hoorplicht van de burgemeester bij crisisopnamen. Aangezien de huisarts bij die fase niet betrokken was mist de klacht dat de huisarts niet aan deze plicht heeft voldaan feitelijke grondslag.

Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 10 oktober 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt voorzitter,
A. Wewerinke, M.C. Wolfs-Smits, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.