ECLI:NL:TGZRAMS:2025:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6997
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-01-2025 |
Datum publicatie: | 24-01-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/6997 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij geen psychologische hulp heeft geboden dan wel geen second opinion mogelijk heeft gemaakt (a) en dat hij niet heeft gereageerd op de brieven van klager en zijn gemachtigde (b). Het college overweegt dat klager heeft niet toegelicht of onderbouwd op welke momenten hij de psychiater heeft gezien en welke specifieke verwijten hij de psychiater maakt. Daarnaast is het college van oordeel dat de psychiater correct heeft gehandeld door de brieven door te sturen aan de regiebehandelaar ter verdere afhandeling. De psychiater had slechts zijdelings en incidenteel een rol in de behandeling van klager, waardoor hij niet de juiste persoon was om te reageren op de hulpvragen van klager. |
A2024/6997
Beslissing van 24 januari 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 24 januari 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
gemachtigde: C,
tegen
D,
psychiater,
destijds werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is sinds lange tijd in zorg bij E, een ggz-instelling. De psychiater
is incidenteel betrokken geweest bij de zorg aan klager. Klager verwijt de psychiater
dat hij voor hem geen psychologische hulp heeft ingeschakeld en dat hij niet heeft
gereageerd op zijn brieven.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 1 maart 2024;
- het aanvullend klaagschrift;
- de brief van de gemachtigde van klager van 25 mei 2024, binnengekomen op
29 mei 2024 met als bijlage een machtiging;
- het verweerschrift van 25 juli 2024, binnengekomen op 26 juli 2024;
- de brief van de gemachtigde van klager van 11 augustus 2024, binnengekomen op
15 augustus 2024;
- de brief van de gemachtigde van de psychiater van 28 augustus 2024, binnengekomen
per e-mail op 28 augustus 2024 en per post op 19 september 2024;
- de brief van de gemachtigde van de psychiater van 16 september 2024, binnengekomen
op 19 september 2024, met de bijlage;
- de brief van de gemachtigde van klager van 27 september 2024, binnengekomen op
2 oktober 2024.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Klager, geboren op 7 mei 1965, is sinds lange tijd bekend met een chronisch
psychotische stoornis. Hij is sinds 1993 in zorg bij E en woont in een beschermde
woonvorm in B. De gemachtigde van klager is zijn echtgenote.
3.2 De psychiater is werkzaam bij E. Hij is ongeveer 25 jaar geleden de behandelaar van klager geweest. Hierna is hij incidenteel betrokken geweest bij klagers behandeling als dienstdoend psychiater.
3.3 Op 25 mei 2023 is klager gezien door een verpleegkundig specialist en de psychiater.
Uit de aantekeningen van dit consult blijkt dat klager pijnklachten ervaarde na
het innemen van clozapine. Hij wilde daarom niet de volledige dosis innemen. Het was
onduidelijk waardoor de pijnklachten veroorzaakt werden. Aan klager werd toen pantoprazol
voorgeschreven, omdat het meest aannemelijk was dat klager last had van brandend maagzuur.
Er werd een vervolgafspraak gemaakt voor over twee weken. Hierna is de psychiater
niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klager.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Het college heeft de klacht als volgt begrepen. Klager verwijt de psychiater
dat hij:
a) klager geen psychologische hulp heeft geboden, dan wel geen second opinion mogelijk
heeft gemaakt;
b) niet heeft gereageerd op de brieven van klager en zijn gemachtigde aan de psychiater.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
5.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Klachtonderdeel a) geen psychologische hulp / second opinion
5.3 Uit de brieven van (de gemachtigde van) klager, maakt het college op dat klager
de psychiater verwijt dat hij geen psychologische behandeling krijgt en dat hij ook
niet in staat wordt gesteld om een second opinion in te winnen.
De psychiater stelt dat hij 25 jaar geleden de behandelaar van klager is geweest.
Sindsdien is hij hoogstens incidenteel als dienstdoend psychiater bij E rechtstreeks
met klager in aanraking geweest. In 2023 is hij nog eenmaal bij klagers behandeling
betrokken geweest, daarvan heeft hij de aantekeningen uit het medisch dossier overlegd.
De andere contacten die hij met klager heeft gehad, zijn langer dan tien jaar geleden
en dus verjaard. Ook is de psychiater niet werkzaam bij het team van E te B.
5.4 Het college oordeelt als volgt. Klager heeft niet toegelicht of onderbouwd op welke momenten hij de psychiater heeft gezien en welke specifieke verwijten hij de psychiater (op een of meer van die momenten) maakt. Indien en voor zover de klacht gaat over de contacten van meer dan tien jaar geleden is klager te laat met zijn klacht. Het enige recente contactmoment blijkt het consult van 25 mei 2023 te zijn, waardoor het college alleen dit consult inhoudelijk kan beoordelen. Uit de aantekeningen in het medisch dossier blijkt dat er gesproken is over het middel clozapine en de pijnklachten die klager ervaarde. Er wordt niet beschreven dat er is gesproken over het al dan niet opstarten van psychologische hulp of het aanvragen van een second opinion. Bij een gebrek aan onderbouwing zal het college dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b) niet reageren op brieven
5.5 Klager verwijt de psychiater dat hij niet heeft gereageerd op de brieven die
hij en zijn gemachtigde naar hem gestuurd hebben. De psychiater brengt daartegen in
dat hij de brieven heeft doorgestuurd naar de regiebehandelaar van klager en die heeft,
zo heeft de psychiater vernomen, zorggedragen voor afhandeling daarvan. De psychiater
heeft voorts begrepen dat dit met de zoon van klager, die contactpersoon is, is besproken.
5.6 Het college is van oordeel dat de psychiater correct heeft gehandeld door de aan hem gerichte brieven van klager die zien op de zorg door E, door te sturen aan de regiebehandelaar ter verdere afhandeling. De psychiater had slechts zijdelings en incidenteel een rol in de behandeling van klager, waardoor hij niet de juiste persoon was om te reageren op de hulpvragen van klager. De regiebehandelaar van klager was dit wel. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 24 januari 2025 door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,
L.W.M. Creemers, lid-jurist, A.E. van ’t Hoog, A.M. van Hemert en L.A.J. Stouthamer,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.