ECLI:NL:TGZRAMS:2025:238 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7908
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:238 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 10-10-2025 |
| Datum publicatie: | 10-10-2025 |
| Zaaknummer(s): | A2024/7908 |
| Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
| Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
| Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts met name dat de huisarts haar fysieke klachten onterecht afdeed als psychische klachten. Het college oordeelt dat telkens adequaat is gereageerd op de hulpvraag van klaagster en dat de klachten niet zijn afgedaan als psychisch. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. |
A2024/7908
Beslissing van 10 oktober 2025
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 10 oktober 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C,
Huisarts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. D. Benamari, werkzaam te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is op verschillende momenten bij de huisarts geweest. Zij is ontevreden
over de zorg die de huisarts heeft geleverd. Zij vindt met name dat de huisarts haar
fysieke klachten onterecht afdeed als psychische klachten.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 4 december 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 18 juli 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 De huisarts is praktijkhouder van D, samen met huisarts E (hierna: de collega-huisarts),
tegen wie door klaagster ook een tuchtklacht is ingediend met kenmerk A2024/7907.
Klaagster, geboren in 1992, was van oktober 2021 tot en met april 2024 patiënt bij
de huisartsenpraktijk. Zij werd door beide huisartsen regelmatig gezien.
3.2 Op 20 oktober 2021 stond de eerste afspraak van klaagster bij de collega-huisarts
gepland. Het ging om een kennismaking. Klaagster is toen niet op de afspraak verschenen.
In de middag is zij echter alsnog naar de praktijk gekomen en heeft de afspraak plaatsgevonden.
Zij meldde tijdens de afspraak dat zij last had van aanhoudende pijn in de rechteronderbuik.
De collega-huisarts heeft lichamelijk onderzoek verricht en kon niet direct een oorzaak
voor de klachten vinden. Hij heeft toen bloedonderzoek en een onderzoek van de ontlasting
aangevraagd. De uitslag van het bloedonderzoek was goed. Klaagster had echter geen
ontlasting ingeleverd voor onderzoek dus daar had hij geen uitslag van. De collega-huisarts
adviseerde haar dat alsnog te doen.
3.3 Op 14 januari 2022 kwam klaagster bij de huisarts, verweerster, vanwege
hoofdpijnklachten. De huisarts vermoedde dat sprake was van migraine. Zij heeft
toen metoprolol 50mg en sumatriptan – zo nodig – voorgeschreven. Er werd afgesproken
na 2 weken te evalueren. Ook werd klaagster gewezen op Thuisarts.nl en werd haar geadviseerd
om een hoofdpijndagboek bij te houden.
3.4 Op 24 maart 2022 kwam klaagster samen met haar moeder op consult bij de
collega-huisarts. Zij was ontevreden over de behandeling van de internist-endocrinoloog
waar zij onder behandeling was. Zij vond dat er te weinig onderzoek werd gedaan naar
haar ernstige vermoeidheidsklachten. Zij was in het ziekenhuis intern verwezen naar
de longarts en cardioloog. Zij sprak met de collega-huisarts af daar afspraken mee
te maken voor nader onderzoek.
3.5 Op 13 april 2022 belde klaagster naar de huisartsenpraktijk in verband met koorts
en
griepklachten. Klaagster wilde graag een bloedonderzoek. De collega-huisarts raadde
klaagster aan een Covid-test te doen en gaf haar een zogeheten vangnetadvies.
3.6 Op 1 juni 2022 werd de huisarts gebeld door een arts van een FACT-team waar
klaagster onder behandeling was vanwege haar PTSS. Hij wilde overleggen over het
inzetten van somatisch onderzoek bij klaagster. Klaagster had bij hem aangegeven een
genetisch onderzoek te willen. De huisarts heeft toen bevestigd dat klaagster onder
behandeling was geweest bij de internist en dat zij een ontslagbrief had gekregen.
De huisarts heeft aangegeven dat klaagster bij de huisarts kon komen met een duidelijke
vraag als er een vervolg nodig zou zijn.
3.7 Op 16 juni 2022 kwam klaagster op consult bij de collega-huisarts vanwege
langdurige, invaliderende hoofdpijn aan de linkerkant. Klaagster vertelde aan de
collega-huisarts dat er geen verband was met psychische klachten (zoals PTSS) en dat
ook de arts van het FACT-team pleitte voor uitsluiting van een somatische oorzaak.
De collega-huisarts heeft haar doorverwezen naar de neuroloog en (opnieuw) naar een
internist-endocrinoloog vanwege een verdenking op hereditair angio-oedeem dan wel
een allergie. Hij stelde ook voor een groot overleg te laten plaatsvinden tussen de
huisarts, de arts van het FACT-team en klaagster.
3.8 Op 9 december 2022 zag de huisarts klaagster in verband met buikpijnklachten.
De
huisarts heeft toen bloedonderzoek en een onderzoek van de ontlasting ingezet.
3.9 Op 14 december 2022 kwam klaagster bij de huisarts omdat zij met haar schenen
tegen een houten rand van een bank had gestoten. De huisarts heeft de schenen onderzocht
en concludeerde dat er een klein, droog korstje zat. Er was geen zwelling of blauwe
plek. De huisarts dacht er sprake was van een kneuzing en geen breuk.
3.10 Op 15 december 2022 had de huisarts een telefonisch consult met
klaagster. Zij bespraken dat de internist had vastgesteld dat er sprake was van
het Syndroom van Gilbert. Er was geen verder onderzoek of behandeling nodig.
3.11 Op 28 december 2022 had klaagster via het digitaal Portaal een afspraak ingepland maar zij is niet verschenen.
3.12 Op 6 januari 2023 had klaagster een telefonisch consult staan maar zij was niet bereikbaar.
3.13 Op 16 januari 2023 had klaagster een afspraak ingepland maar zij verscheen niet. Naar aanleiding hiervan ontving klaagster een factuur voor no-show van 27 euro. Ook werd het Portaal afgesloten voor klaagster.
3.14 Op 19 november 2023 stuurde klaagster een e-mail naar de praktijk waarmee zij aangaf een nieuwe huisarts te willen. De volgende dag heeft de collega-huisarts hierop per e-mail gereageerd. Hierna heeft klaagster zich ingeschreven bij een andere huisarts.
3.15 Op 23 januari 2024 heeft klaagster haar medisch dossier opgevraagd. Zij heeft dit op 30 januari 2024 ontvangen.
4. De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts:
1. het niet verwijzen van klaagster naar de juiste poliklinieken en onderzoeken;
2. schending van haar privacy. Verweerster zou zonder toestemming contact hebben
opgenomen met de psycholoog;
3. niet eerlijk en transparant te zijn geweest. Verweerster zou niet aan klaagster
hebben teruggekoppeld wat zij met derden (psycholoog, specialist) zou hebben besproken;
4. het niet meewerken aan het achterhalen van de reden van haar vroegtijdige fysieke
invalidering en haar geen hulp te bieden;
5. het niet verwijzen van klaagster naar de juiste instanties die haar kunnen helpen
bij de praktische en sociaaleconomische problemen die waren ontstaan door haar vroegtijdige
fysieke invalidering;
6. pas na herhaald aandringen onderzoek uit te voeren naar haar geelzucht;
7. te profiteren van haar ziekte door geen hulp of zorg te verlenen, maar wel te
verdienen aan klaagsters patiëntenabonnement en boetes;
8. het niet afleggen van huisbezoeken;
9. het niet afgeven van een verwijzing voor een röntgenfoto voor haar verongelukte
scheenbeen, terwijl zij deze nodig had en er expliciet om had verzocht;
10. dat verweerster klaagster geen afspraak gunde en zei dat haar invaliderende
en verwaarloosde gezondheidsklachten haar eigen probleem waren;
11. klaagster uit te sluiten van alle medische zorg totdat zij de boete betaalde;
12. geen contact op te hebben genomen met klaagster na verzoeken van de Huisartsenpost.
Ook niet nadat de Huisartsenpost haar antibiotica voorschreef. Of enkele andere urgente
klachten, zoals ademhalingsklachten, ernstige slikproblemen en zelfs verslikken;
13. telefonisch niet bereikbaar te zijn. Klaagster zou hebben geprobeerd de praktijk
telefonisch te bereiken maar haar nummer werd opzettelijk niet beantwoord;
14. het onbereikbaar maken van het Portaal. Hierdoor kon klaagster geen gebruik
meer maken van de onlinediensten en contactmogelijkheden. Tevens zou haar medisch
dossier niet zijn verstrekt;
15. klaagster in een gijzelingsgreep te hebben gehouden. Zij heeft klaagster verbannen
van medische zorg en werkte haar inschrijving bij andere huisartsen tegen.
4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het
uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun
eigen handelen.
5.2 Gezien de samenhang van sommige klachtonderdelen, zullen deze gezamenlijk worden
besproken
Klachtonderdelen 1, 4, 5, 9 en 10
5.3 Deze klachtonderdelen zien er samengevat op dat de huisarts klaagsters fysieke
klachten niet serieus heeft genomen. Klaagster zou niet zijn verwezen naar de juiste
poliklinieken. Hierdoor is niet meegewerkt aan het achterhalen van de oorzaak voor
klaagsters vroegtijdige invalidering.
5.4 Het college stelt vast dat de huisarts klaagster verschillende keren heeft gezien voor verschillende klachten. Toen klaagster zich meldde met hoofdpijn, heeft de huisarts medicatie daarvoor voorgeschreven. Bij de buikklachten, is een bloedonderzoek en een onderzoek van de ontlasting ingezet. Toen klaagster kwam met klachten aan het scheenbeen, is een anamnese afgenomen en lichamelijk onderzoek ingezet. De collega-huisarts heeft klager wel verwezen naar medisch specialisten om nader onderzoek te doen naar haar klachten. Het college vindt dat hiermee telkens adequaat is gereageerd op de hulpvraag van klaagster en dat de klachten niet zijn afgedaan als psychisch.
5.5 Wat betreft het niet verwijzen van klaagster voor een röntgenfoto van het scheenbeen, is het aan de huisarts om vast te stellen of er een indicatie is voor een dergelijke verwijzing. Het college acht het navolgbaar dat de huisarts, aangezien er bij het lichamelijk onderzoek geen aanwijzingen voor een fractuur waren, geen indicatie voor een röntgenfoto zag. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
Klachtonderdelen 2 en 3
5.6 Klaagster stelt dat de huisarts haar privacy heeft geschonden door contact op te nemen met haar psycholoog en met andere specialisten. De huisarts ontkent dit.
5.7 Het college ziet in het dossier niet terug dat de huisarts contact heeft opgenomen met de psycholoog van klaagster of andere zorgverleners. De arts van het FACT-team heeft de huisarts wel gebeld voor intercollegiaal overleg over het al dan niet inzetten van somatisch onderzoek. De huisarts heeft toen besproken dat klaagster zich voor somatische vervolgzorg kon richten tot de huisarts. Het college acht dit een gedegen advies en geen schending van de privacy van klaagster. Deze klachtonderdelen zijn bij een gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond.
Klachtonderdeel 6
5.8 Klachtonderdeel 6 gaat erover dat de huisarts geen onderzoek heeft gedaan naar
geelzucht.
5.9 Het college ziet in het dossier dat de huisarts met klaagster heeft besproken dat er sprake was van het Syndroom van Gilbert, een leveraandoening waarbij geelzucht kan voorkomen. Er werd besproken dat er geen verdere behandeling nodig was. Het college ziet dat hiermee aandacht is besteed aan dit probleem van geelzucht waar klaagster mee zat. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdelen 7 en 11
5.10 Deze klachtonderdelen gaan over het feit dat klaagster een no show-boete kreeg
van 27 euro toen zij een aantal keer niet op haar afspraak verscheen. De huisarts
zou op deze manier aan klaagster verdienen. Ook zou klaagster zijn uitgesloten van
medische zorg totdat zij de boete betaalde.
5.11 Het college overweegt dat het bij huisartsen gangbaar is om de patiënt een tarief
in
rekening te brengen bij het niet verschijnen op de afspraak zonder bericht. De tijd
van een huisarts is schaars en kostbaar. De bedoeling van dit tarief is dat wordt
voorkomen dat de huisarts voor niets op patiënten wacht, terwijl deze tijd ook aan
een andere patiënt kan worden besteed. Een bedrag van 27 euro acht het college redelijk
en in overeenstemming met de praktijk. Het tarief van 27 euro wordt ook als ‘wegblijftarief’
op de website van de praktijk vermeld, waardoor deze regel ook inzichtelijk is voor
klaagster. Dat klaagster te ziek zou zijn geweest om op de door haarzelf gemaakte
afspraken te verschijnen is niet komen vast te staan. Bovendien is het tarief pas
in rekening gebracht nadat zij binnen drie weken tijd driemaal niet op een afspraak
was verschenen.
5.12 Verder blijkt niet dat klaagster is uitgesloten van medische zorg. De collega
van de
huisarts heeft inderdaad aan klaagster per e-mail laten weten dat zij pas welkom
is op het spreekuur als zij eerst de boete betaalt. Een paar dagen hierna heeft klaagster
echter de huisartsenpraktijk gebeld voor hulp en zij is toen ook geholpen. Klaagster
is dus niet uitgesloten geweest van medische zorg. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
Klachtonderdeel 8
5.13 Klaagster verwijt de huisarts dat zij geen huisbezoeken heeft afgelegd.
5.14 Het college overweegt op basis van het dossier dat het afleggen van huisbezoeken niet ter sprake is geweest tussen de huisarts en klaagster. Bovendien moet er een indicatie zijn voor een huisbezoek, zoals de situatie dat een patiënt te ziek is om naar de praktijk te komen. Het college kan niet vaststellen dat van een dergelijke situatie sprake was. Het klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 12
5.15 Klaagster stelt dat de huisarts geen contact heeft opgenomen met haar nadat
klaagster bij de Huisartsenpost was geweest en de Huisartsenpost daarom had verzocht.
De huisarts stelt dat zij geen verzoek van de Huisartsenpost heeft gekregen om contact
op te nemen met klaagster.
5.16 Het college overweegt dat de Huisartsenpost doorgaans een bericht naar de eigen huisarts stuurt met een samenvatting van de behandeling of advies. Alleen als er dan nog vragen zijn aan de kant van de Huisartsenpost of van de huisarts, ligt het voor de hand dat er contact plaatsvindt. De huisarts heeft aangevoerd dat er in het geval van klaagster geen vragen waren en er ook anderszins geen aanleiding was om contact op te nemen met klaagster of de Huisartsenpost. Het college kan ook geen dergelijk bericht of verzoek van de HAP in het huisartsendossier vinden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdelen 13, 14 en 15
5.17 Klaagster noemt dat haar telefoontjes opzettelijk niet beantwoord werden als
zij naar de praktijk belde. Ook zou het Portaal onbereikbaar voor klaagster zijn gemaakt.
Verder zou de huisarts de inschrijving van klaagster bij een andere praktijk hebben
tegengehouden door haar niet uit te schrijven. Ten slotte zou het medisch dossier
niet aan klaagster zijn verstrekt toen zij daarom vroeg.
5.18 Het college kan niet vaststellen dat de huisarts opzettelijk de telefoontjes van klaagster niet zou opnemen. Het klopt dat het Portaal voor klaagster is gesloten omdat zij meerdere keren afspraken inplande en niet kwam opdagen. Klaagster is hiervan per e-mail op de hoogte gesteld. Zij mocht nog wel steeds telefonisch afspraken inplannen. Het college ziet ook dat klaagster daarna nog verschillende keren heeft gebeld en toen is geholpen. Het college acht hiermee de toegang tot de zorg van de huisarts voldoende gewaarborgd.
5.19 Wat klaagster heeft gezegd over het niet willen uitschrijven van klaagster, heeft het college niet kunnen vaststellen. Uit de e-mailcorrespondentie tussen klaagster en de huisarts blijkt juist dat de huisarts een optie voor een nieuwe huisarts aan klaagster heeft voorgesteld.
5.20 Ten slotte ziet het college in het huisartsendossier dat er op 30 januari 2024 een afschrift van het medisch dossier van klaagster aan haar is verstrekt.
5.21 De klachtonderdelen zijn gezien het bovenstaande ongegrond.
Slotsom
5.22 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 10 oktober 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
A. Wewerinke, M.C. Wolfs-Smits, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland,
secretaris.