ECLI:NL:TGZRAMS:2025:231 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7838

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:231
Datum uitspraak: 07-10-2025
Datum publicatie: 07-10-2025
Zaaknummer(s): A2024/7838
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een psychotherapeut. De psychotherapeut heeft relatie- en cognitieve gedragstherapie verleend aan klaagster. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat hij aan de (ex-)partner en de buurvrouw het advies heeft gegeven om de huisarts te bellen. Ook verwijt zij hem dat hij een diagnose heeft gesteld die nooit met haar is gedeeld en waarvoor hij geen behandelplan heeft opgesteld. Bij gebreke van deugdelijke verslaglegging kan niet kan worden vastgesteld dat de psychotherapeut de door hem gestelde diagnose en de daaraan verbonden gevolgen en risico’s met klaagster heeft besproken. Overige klachtonderdelen ongegrond. Waarschuwing.

A2024/7838
Beslissing van 7 oktober 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 7 oktober 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,

tegen

C,
psychotherapeut,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de psychotherapeut,
gemachtigde: mr. M.F. Mooibroek, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster heeft gedurende een aantal jaren samen met haar partner relatietherapie gevolgd bij de psychotherapeut. Nadat die behandelrelatie is geëindigd, wordt verweerder gebeld door de (ex-)partner en een buurvrouw dat zij zich zorgen maken over klaagster. Verweerder adviseert hen contact op te nemen met de huisarts zodat die eventueel actie kan ondernemen. Diezelfde avond wordt klaagster opgehaald door de crisisdienst en gedwongen opgenomen in een gesloten instelling. Als de psychotherapeut door de behandelend psychiater wordt gebeld, deelt hij met hem de klinische indrukken die hij tijdens de therapie heeft gekregen, waaronder de door hem gestelde diagnose.

1.2 Klaagster verwijt de psychotherapeut dat hij aan de (ex-)partner en de buurvrouw het advies heeft gegeven om de huisarts te bellen. Ook verwijt zij hem dat hij een diagnose heeft gesteld die nooit met haar is gedeeld en waarvoor hij geen behandelplan heeft opgesteld.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 november 2024;
- de brief van 18 december 2024 van klaagster met drie bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 4 maart 2025 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de op 13 juni 2025 ingekomen - op voorhand door klaagster toegestuurde - pleitnota met bijlage ten behoeve van de zitting van 25 augustus 2025;

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 26 augustus 2025. De partijen zijn verschenen. Klaagster werd bijgestaan door de heer D, en de psychotherapeut werd bijgestaan door mr. Mooibroek. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. De feiten
3.1 De psychotherapeut heeft, in samenwerking met een GZ-psychologe, relatie- en cognitieve gedragstherapie verleend aan klaagster en haar partner in de periode van 2019 tot en met 2023. Hij trad daarbij op zowel in zijn hoedanigheid van psychiater als die van psychotherapeut, waarbij de psychotherapie voorop stond.

3.2 Klaagster en haar (ex-)partner hebben sinds 2018 een relatie, die problematisch verloopt. Als klaagster zwanger wordt, wenden zij zich tot de GZ-psychologe voor begeleiding. Klaagster en haar partner krijgen een dochter. In september 2023 trekt klaagster in een woonwagen op een klein terrein. Kort daana, in december 2023 eindigt de relatie definitief omdat de partner iemand anders heeft ontmoet.

3.3 In het rapport dat de psychotherapeut heeft opgemaakt staat onder meer vermeld (alle citaten zover van belang en zakelijk weergegeven):

17-4-2019 door C
(…)
DSM-classificatie
296.89 Bipolaire II stoornis: hypomanisch
Begin GAF-score 61-70
Diagnose op as3, enkelvoudig
V62.9 Ongespecificeerd probleem verband houdend met de sociale omgeving.
Behandelplan Algemeen:
(…)
Behandeldoelen: Middels gesprekken met Systeem interactie en onderlinge gevoelens verduidelijken, waardoor stemmingsklachten weer in remissie komen.
(…)
Concl: een 37 jarige aanstaande moeder, zonder eigen woning, die mogelijk manische reactie heeft gehad op periode van onzekerheid en veel veranderingen.

B/ patiente en partner begeleiden in zwangerschapsperiode, overleg met andere betrokken artsen, maatschappelijk werk, ook om na de bevalling mogelijke manie snel te kunnen behandelen.

24-4-2019 door C
(…)
Conclusie:
Patiente lijkt bij stress iets manische reactie te hebben, wat in afgelopen maanden tot veel stess en conflict heeft geleid.
B/ met patiente en partner plan maken voor zwangerschap en bevalling, en periode daarna, passend bij kwetsbaarheid van patiente: Goed monitoren van stress en slaap rond einde zwangerschap en kraambed.

4-7-2019 door C
(…)
Gaat heel goed: zijn samen huis aan het voorbereiden en kunnen het goed vinden. Ook relatie met ex gaat goed, en met zijn zoontjes gaat goed. Gaat thuis bevallen, en heeft vertrouwen dat het goed gaat.
Besproken dat ze kunnen bellen als nodig rondom de bevalling. Dit is, vanwege korte duur van hypomanie, en eenmaligheid, voldoende voorzorg, vanwege het lage risico op recidief, en goed steunsysteem dat snel kan alarmeren.
(…)

3.4 Op 22 oktober 2024 nam de (ex-)partner van klaagster contact op met de psycho-therapeut omdat hij zich zorgen maakte over klaagster en vond dat het slecht met haar ging. Hij was bang dat zij zichzelf of hun dochter iets aan zou doen. De psychotherapeut heeft geprobeerd telefonisch contact te krijgen met klaagster. Zij nam niet op en appte dat hij niet meer hoefde te bellen en dat hij de (ex-)partner maar moest bellen.

3.5 De psychotherapeut heeft daarop de (ex-)partner gebeld en kenbaar gemaakt dat als die zich zorgen maakte, dat hij dan de huisarts kon bellen, zodat die zo nodig de crisisdienst kon inschakelen.

3.6 Later op de dag werd de psychotherapeut gebeld door de buurvrouw van klaagster. Aan haar gaf hij hetzelfde advies.

3.7 In de avond van 22 oktober 2024 is klaagster thuis opgehaald en met een crisismaatregel opgenomen in een gesloten afdeling van een GGZ-instelling in de regio.

3.8 Op 23 oktober 2024 werd de psychotherapeut gebeld door een psychiater bij de GGZ-instelling om de situatie te bespreken. De psychotherapeut deelde mede wat zijn klinische indrukken waren, waaronder het feit dat hij bij haar symptomen herkende van een bipolaire II stoornis van hypomanische aard.


3.9 Bij beschikking van oktober 2024 heeft de rechtbank B het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. Daartoe werd overwogen dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel kon worden afgewend door het voeren van gesprekken en maken van afspraken in de thuissituatie.

4. De klacht en de reactie van de psychotherapeut
4.1 Klaagster verwijt de psychotherapeut dat hij:
a. de diagnose bipolaire stoornis heeft vastgesteld, zonder die diagnose met haar te delen en een behandelplan op te stellen;
b. op 22 oktober 2024 haar ex-partner en buurvrouw heeft geadviseerd om de huisartsenpost te bellen.

4.2 De psychotherapeut heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de psychotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychotherapeut. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat de psychotherapeut beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

5.2 De tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47, eerste lid, onder a en b Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm), maar ook ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm). Voor zover de klacht ziet op de periode dat de psychotherapeut zelf geen zorg verleende aan klager dient het college de vraag te beantwoorden of hetgeen klaagster de psychotherapeut verwijt, onder de tweede tuchtnorm valt en, zo ja, of verweerder in strijd met die norm heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a)
5.3 Klaagster verwijt de psychotherapeut dat hij bij haar de diagnose bipolaire II stoornis van hypomane aard heeft vastgesteld maar dat hij deze diagnose nooit met haar heeft besproken. Ook heeft hij nooit een behandelplan opgesteld ten aanzien van deze diagnose. Daarmee heeft hij volgens klaagster niet gehandeld als redelijk handelend, en redelijk bekwaam psychotherapeut. Volgens klaagster is wel bij aanvang van de behandeling door de psychotherapeut gezegd dat zij de huisarts moest vragen om een verwijzing in verband met een bipolaire stoornis. Klaagster heeft er nooit bij stilgestaan dat de psychotherapeut die diagnose daadwerkelijk op haar van toepassing vond.


5.4 De psychotherapeut erkent dat een DSM-diagnose nodig was voor vergoeding van de relatietherapie, maar betwist dat hij om die reden de diagnose heeft gesteld. Hij benadrukt dat de diagnose daadwerkelijk is gebaseerd op de indrukken die hij tijdens de gesprekken met klaagster heeft opgedaan. Hij zegt ook dat hij tijdens die gesprekken wel degelijk met klaagster over de stoornis heeft gesproken op momenten dat zij voor de stoornis kenmerkend gedrag vertoonde. Ook is daarbij gesproken over de gevolgen van de stoornis, met het oog op de komst van de baby. Hij licht verder toe dat de gesprekken behulpzaam waren gebleken en het beter ging in de relatie. Omdat de gesprekken goed gingen is er geen afzonderlijke behandeling gericht op een bipolaire stoornis geweest.

5.5 De psychotherapeut stelt voorts dat er wel degelijk een behandelplan is gemaakt. De bedoeling was dat gesprekken zouden worden gevoerd om de ouders te ondersteunen bij het ontwikkelen van een gezamenlijk ouderschap, waarbij ook andere hulpverlenende partijen zouden kunnen worden betrokken. Met name was de psychotherapeut zich bewust van de risico’s rondom de bevalling. Daarover is gesproken met klaagster en haar ex-partner, en daarover zijn afgesproken gemaakt die in het medisch dossier zijn vastgelegd.

5.6 Het college overweegt als volgt: uitgaande van het principe dat patiënt en behandelaar overeenstemming moeten bereiken over diagnose, doelen en beleid, zoals dat volgt uit de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst en het ‘shared decision-making’, geldt als uitgangspunt dat de psychotherapeut zijn patiënt informeert over zijn voorlopige bevindingen, het onderzoeksplan en de behandelmogelijkheden en dat hij daarvan deugdelijk verslag legt. Dit uitgangspunt is tevens neergelegd in de Beroepscode voor Psychotherapeuten van de NvP, art II.2.1.2.

5.7 In het medisch dossier van klaagster heeft de psychotherapeut slechts op de dag van het eerste consult de DSM-classificatie bipolaire II stoornis vermeld. Overigens is in het dossier, in strijd met bovengenoemde richtlijn, geen enkele vastlegging terug te vinden van de diagnostiek, noch van bespreking daarvan met patiënte. Evenmin is daarin vastgelegd wat met klaagster zou zijn besproken ten aanzien van de gevolgen en mogelijke risico’s van deze stoornis, in het bijzonder in het licht van de bevalling en de periode daarna. Klaagster herkent niet dat met haar zou zijn gesproken over de bipolaire stoornis. Ter zitting heeft de psychotherapeut desgevraagd toegelicht dat hij bij de uitleg medische termen als bipolaire stoornis doorgaans zoveel mogelijk pleegt te vermijden, vanwege de mogelijke negatieve reactie van patiënten daarop. In plaats daarvan richt hij zich op het gedrag en op herkenning daarvan.

5.8 Het college overweegt dat, bij gebreke van deugdelijke verslaglegging, niet kan worden vastgesteld dat de psychotherapeut de door hem gestelde diagnose en de daaraan verbonden gevolgen en risico’s met klaagster heeft besproken. Ook uit de verklaringen van de psychotherapeut kan niet worden afgeleid dat dit is gebeurd op een manier die voor haar begrijpelijk was.


5.9 Het college stelt vast dat de psychotherapeut – zij het uiterst summier – wel in het medisch dossier een behandelplan heeft vermeld dat samenhangt met de door hem gestelde diagnose. Uit de op 17 april 2019 vermelde passage ‘B/patiente en partner begeleiden in zwangerschapsperiode, overleg met andere betrokken artsen, maatschappelijk werk, ook om na de bevalling mogelijk manie snel te kunnen behandelen’ blijkt dat de stoornis als risicofactor werd onderkend, in de begeleiding tijdens de zwangerschap, maar vooral na de bevalling. Het behandelplan was erop gericht snel te kunnen ingrijpen als dat risico zich zou voordoen. Gaandeweg werd het risico beperkt ingeschat en werden de maatregelen daarop aangepast. Dat volgt uit de vermelding op 4 juli 2019: ‘Besproken dat ze kunnen bellen als nodig rondom de bevalling. Dit is, vanwege korte duur van hypomanie, en eenmaligheid, voldoende voorzorg, vanwege het lage risico op recidief, en goed steunsysteem dat snel kan alarmeren.’ De klacht dat de psychotherapeut geen behandelplan heeft opgesteld is daarmee ongegrond. Dat neemt niet weg dat niet is komen vast te staan dat dit behandelplan met klaagster is besproken in het licht van de door de psychotherapeut gestelde diagnose.
Klachtonderdeel a is dan ook gedeeltelijk gegrond.

Klachtonderdeel b)
5.10 Klaagster neemt het de psychotherapeut kwalijk dat hij haar (ex-)partner en de buurvrouw heeft geadviseerd om (via de huisarts) de crisisdienst in te schakelen. Hij had haar op 24 maart 2024 voor het laatst gezien. Het is volgens klaagster niet aan hem om dit advies te bespreken met iemand die hij niet eens kent.

5.11 De psychotherapeut voert aan dat het advies luidde dat zij de huisarts(enpost) konden bellen als zij zich zorgen maakten. De huisarts kon dan een inschatting maken van de situatie en aan de hand daarvan eventueel de crisisdienst bellen. Dat advies kan aan elk willekeurig persoon worden gegeven wanneer er zorgen bestaan. De psychotherapeut heeft zelf geen contact opgenomen met de huisarts. Hij was in oktober 2024 geen behandelaar meer. De psychotherapeut betreurt het dat klaagster met geweld is opgehaald, maar stelt dat dit voor hem niet te voorzien was.

5.12 Het college stelt allereerst vast dat partijen het erover eens zijn dat er op 22 oktober 2024 geen behandelrelatie meer bestond. De psychotherapeut heeft toegelicht dat, hoewel de behandelrelatie was geëindigd, het bericht van de (ex-)partner hem aanleiding gaf telefonisch contact op te nemen met klaagster. Als zij immers in dat telefoongesprek te kennen had gegeven zijn hulp te willen krijgen, dan zou die behandelrelatie weer kunnen herleven. Vast staat dat klaagster het telefoontje niet heeft beantwoord en per whatsapp te kennen heeft gegeven geen prijs te stellen op zijn bemoeienis. De psychotherapeut heeft daaraan terecht de conclusie verbonden dat op hem geen verplichtingen rustten in zijn hoedanigheid van behandelaar. Wel ligt de vraag voor of hij, in de gegeven omstandigheden, heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij in zijn hoedanigheid van psychotherapeut had
behoren te betrachten. Het college beantwoordt die vraag ontkennend en licht dat als volgt toe.

5.13 De psychotherapeut heeft verklaard aan zowel de (ex-)partner als de buurvrouw te hebben gezegd dat, als zij zich zorgen maakten, zij contact moesten zoeken met de huisarts. Deze zou dan kunnen beoordelen of er aanleiding was maatregelen te treffen. Naar het oordeel van het college heeft hij met dit algemeen geformuleerde advies niet gehandeld in strijd met een voor hem geldende beroepsnorm.

5.14 Klaagster wijst op een aantekening uit het waarneemverslag van de huisartsenpost dat de buurvrouw zou hebben verklaard dat de psychotherapeut gezegd had dat er nu iets moest gebeuren. Het college overweegt dat de juistheid van (mondelinge) communicatie zich moeilijk laat beoordelen door het college, dat van die communicatie immers geen getuige is geweest. Bovendien gaat het hier om de interpretatie van een derde van de mededeling van de buurvrouw, waarvan het college de juistheid niet kan beoordelen. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat er in de communicatie tussen de buurvrouw en de psychotherapeut sprake is geweest van een misverstand. Het college concludeert dat niet kan worden vastgesteld dat de psychotherapeut er bij de buurvrouw op heeft aangedrongen dat de crisisdienst diende te worden ingeschakeld.

5.15 De beslissing om de crisisdienst in te schakelen is niet de beslissing van de psychotherapeut geweest, zodat hem daarvan niet een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond.

Slotsom
5.16 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a gedeeltelijk gegrond is en dat de klachtonderdelen voor het overige ongegrond zijn.

Maatregel

5.17 De psychotherapeut wordt verweten dat hij de door hem gestelde diagnose met de daaraan verbonden gevolgen en risico’s niet, althans niet voldoende expliciet, heeft besproken met klaagster. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met de voor hem geldende beroepsnorm. In de omstandigheid dat wel is gebleken dat de psychotherapeut zich de gevolgen en de risico’s van de diagnose heeft gerealiseerd en een daarop toegespitst behandelplan heeft gemaakt dat met klaagster is besproken, ziet het college aanleiding te volstaan met het opleggen van een waarschuwing.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a gedeeltelijk gegrond;
- legt de psychotherapeut de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;


Deze beslissing is gegeven door J.F. Aalders, voorzitter, A.M. van de Hemert en A.C.M. Kleinsman, A.T. Prinsen-Reinders en M.D. Mostert-Uijterwijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.