ECLI:NL:TGZRAMS:2025:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7139

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:23
Datum uitspraak: 24-01-2025
Datum publicatie: 24-01-2025
Zaaknummer(s): A2024/7139
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een oogarts. Samenhangende zaak met zaak A2024/7138. De oogarts wordt gebrek aan nazorg en het stellen van het bedrijfsbelang boven het belang van de patiënt verweten. Het college kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de nazorg onvoldoende adequaat is geweest. Dat zij niet uit eigen beweging contact met klager heeft opgenomen, kan haar evenmin worden verweten, nu klager had aangegeven dat hij zelf het initiatief daartoe wilde nemen. Het college heeft evenmin aanwijzingen dat verweerster op enig moment het bedrijfsbelang van de kliniek boven het belang van (de gezondheid van) klager heeft gesteld.

A2024/7139
Beslissing van 24 januari 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 24 januari 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,

tegen

C,
oogarts,
werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de oogarts,
gemachtigde: mr. C.W. Noorduyn, werkzaam in Den Haag.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager (geboren in 1970) heeft zich voor het verbeteren van zijn zicht tot oogkliniek E (hierna: kliniek) gewend. Een optometrist raadde hem tijdens het vooronderzoek Trifocale lenzen aan. Een collega-oogarts van verweerster (verweerder in de zaak met nummer A2024/7139) raadde hem vervolgens de plaatsing van een ander type lenzen (Vivity) aan, omdat die minder bijwerkingen zouden hebben. Klager ging daarmee akkoord, waarna als lenskeuze de Vivity-lens in het medisch dossier van klager is genoteerd.

1.2 Op 18 augustus 2022 zijn in afwijking van gemaakte afspraken Trifocale lenzen bij klager geïmplanteerd. Klager is daarover vervolgens niet (direct) geïnformeerd. Pas tijdens een nacontrole op 24 november 2022 is klager door de collega-oogarts verteld dat een ander type lens was geïnplanteerd dan met hem was afgesproken. Klager heeft hierna een klacht bij de kliniek ingediend.

1.3 Verweerster raakte op 6 december 2022 bij de kwestie van klager betrokken. Zij heeft de nazorg van de collega-oogarts overgenomen en klager in december 2022 en
maart 2023 gesproken. Klager heeft na enige tijd besloten tot een nieuwe lenswissel, die is uitgevoerd bij een andere oogkliniek. De klachten zijn daarna aanzienlijk verbeterd.

1.4 Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is, maar de klacht kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 22 april 2024;
- het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het op 11 september 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van klager van 30 augustus 2024, binnengekomen op 23 september 2024, met bijlagen.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

2.3 Deze klacht hangt samen met een andere klacht bij het college (geregistreerd onder nummer A2024/7138), die op 13 december 2024 op zitting is behandeld en waarin ook op 24 januari 2025 uitspraak wordt gedaan.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager wendde zich tot de kliniek, omdat hij moeite had met lezen en bij zicht veraf. Hij droeg geen bril. Zijn eerste consult bij de kliniek op 28 juni 2022 vond plaats bij een optometrist, die hem adviseerde Trifocale lenzen te laten plaatsen.

3.2 Op 18 juli 2022 had klager een consult bij voornoemde collega-oogarts van verweerster. Hij besprak verschillende opties met klager en raadde hem de plaatsing van Vivity-lenzen aan, omdat deze minder kans op bijwerkingen geven dan Trifocale lenzen. Klager stemde in met de plaatsing van deze lenzen en deze lenskeuze is in het dossier van klager genoteerd.

3.3 Nadien is tussen de optometrist, de collega-oogarts en de directeur van de kliniek (klinisch optometrist) besproken dat de toch Trifocale lenzen het meest passend zouden zijn. Afgesproken is dat de optometrist dit met klager zou bespreken.

3.4 Op 18 augustus 2022 heeft klager de toestemmingsverklaring ondertekend en vond de operatie plaats. Diezelfde dag, na de operatie, werd de collega-oogarts verteld dat klager niet was geïnformeerd over de wijziging van het type lenzen en dat hij geen toestemming had gegeven voor de lenswissel. De oogarts heeft klager hierover (aanvankelijk) niet geïnformeerd.

3.5 Klager ondervond aanhoudend veel hinder door forse klachten (halo en glare) als bijwerkingen van de lenzen. Toen bij de 3-maandencontrole op 24 november 2022 bleek dat klager nog steeds veel last had van bijwerkingen, is hem verteld dat niet de afgesproken Vivity-lenzen maar Trifocale lenzen waren geïmplanteerd.

3.6 Klager heeft op 24 november 2022 een klacht bij de kliniek ingediend, de kliniek aansprakelijk gesteld en vergoeding van de schade gevraagd. Hierop is vanuit de kliniek een calamiteitenmelding gedaan bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ).

3.7 Op 6 december 2022 is aan klager uitgelegd wat er verkeerd was gegaan. Verweerster is op dat moment bij de zorg voor klager betrokken geraakt. Zij heeft de nazorg van de eerder betrokken collega-oogarts overgenomen.

3.8 Klager is in de periode van december 2022 tot en met maart 2023 meermaals bij verweerster op consult geweest. Zij heeft daarbij onder meer over de behandelopties en over de operatieve optie van een nieuwe lenswissel gesproken. In het medisch dossier is aangetekend dat klager tijd nodig had om over de verschillende opties na te denken alvorens tot een beslissing te komen. Klager zou contact met de kliniek opnemen.

3.9 Op 13 juni 2023 heeft klager aan de adjunct-directeur & kwaliteitsmanager (hierna: adjunct-directeur) per e-mail gevraagd voor hem een afspraak met de directeur te plannen. Hierop is geen reactie gekomen en evenmin op zijn e-mail van 20 juni 2023 naar het algemene emailadres van de kliniek. Bij e-mail van 10 januari 2024, gericht aan de adjunct-directeur, heeft klager laten weten dat hij een afspraak wilde om bij de kliniek een nieuwe lenswissel te laten uitvoeren en op 19 januari 2024 kreeg klager een bevestigingsmail met de reactie dat zij dit in het team zou bespreken. Hierna heeft klager geen reactie op zijn verzoek meer ontvangen.

3.10 Uiteindelijk zijn de lenzen bij klager in een andere kliniek vervangen door Vivity-lenzen.

4. De klacht en de reactie van de oogarts
4.1 Klager verwijt de oogarts:
a) Gebrek aan nazorg;
b) Het bedrijfsbelang boven het belang van de patiënt te stellen.

4.2 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de oogarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende oogarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de oogarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) Gebrek aan nazorg
5.2 Verweerster heeft op 6 december 2022 de zorg voor klager van haar collega-oogarts overgenomen. Klager is een aantal malen bij verweerster op consult geweest en zij heeft met hem alle opties besproken, waaronder de mogelijkheid en consequenties van een nieuwe lenswissel. Klager heeft volgens de notities in het medisch dossier aangegeven dat hij erover moest nadenken en wilde afwachten, waarna hij zelf contact zou opnemen. Het college kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de nazorg door verweerster onvoldoende adequaat is geweest. Dat zij niet uit eigen beweging contact met klager heeft opgenomen, kan haar evenmin worden verweten, nu klager had aangegeven dat hij zelf het initiatief daartoe wilde nemen. Dat zij niet heeft gereageerd op het verzoek van klager om een afspraak te maken in verband met lenswissels, kan haar evenmin worden verweten. Verweerster betwist de ontvangst daarvan. Niet kan worden vastgesteld dat het verzoek om de lenswissel verweerster heeft bereikt, aangezien klager zijn e-mail waarin hij meldde te kiezen voor de Vivity-lenzen niet rechtstreeks aan haar of aan haar secretaresse heeft gericht. Verweerster treft geen tuchtrechtelijk verwijt, omdat zij alleen verantwoordelijk is voor haar eigen handelen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) Bedrijfsbelang boven patiëntenbelang stellen
5.3 Klager heeft aangegeven dat hij dit verwijt aan verweerster richt, omdat zij door haar positie van medisch directeur op de hoogte zou moeten zijn van wat er in de kliniek speelde. Verweerster heeft verklaard dat zij de calamiteitenmelding bij de IGJ heeft gedaan. Verder heeft zij aangegeven dat zij sinds het najaar van 2021 geen medisch directeur van de kliniek meer is, maar dat de directeur haar desondanks en ondanks haar bezwaar daartegen, toch steeds als zodanig aan klager voorstelde. Zo ook bij het gesprek met klager. Verweerster verklaart dat zij dit – om ruzie te vermijden – in het bijzijn van een patiënt niet wilde corrigeren. Ook op de website stond verweerster nog als medisch directeur vermeld; zij stelt daarvan niet op de hoogte te zijn geweest en stelt dat dit inmiddels is verwijderd. Het college heeft geen aanleiding te twijfelen aan deze lezing van verweerster en is van oordeel dat haar ook op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Het college heeft evenmin aanwijzingen dat verweerster op enig moment het bedrijfsbelang van de kliniek boven het belang van (de gezondheid van) klager heeft gesteld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom
5.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door P.M. de Keuning, voorzitter, E. Pans, lid-jurist,
R. van der Pol, H.J.B. van den Brom en B.F.Th. Hogewind, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.