ECLI:NL:TGZRAMS:2025:225 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8077
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:225 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 26-09-2025 |
| Datum publicatie: | 26-09-2025 |
| Zaaknummer(s): | A2025/8077 |
| Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
| Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
| Inhoudsindicatie: | Klacht tegen anesthesioloog die op de intensive care in de dagen voor het overlijden van de echtgenote van klager bij de behandeling betrokken was. Niet gebleken dat anesthesioloog zich daags voor het overlijden te positief heeft uitgelaten over herstelmogelijkheden. Niet ingegaan op vraag naar euthanasie, omdat dat geen optie was. Kennelijk ongegrond. |
A2025/8077
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 26 september 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B, klager,
tegen
C,
anesthesioloog,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de anesthesioloog, gemachtigde: mr. E.E. Rippen, werkzaam
te Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De echtgenote van klager (hierna: patiënte) is na een (aanvullende) chemokuur
met
uitdrogingsverschijnselen als gevolg van diarree en braken opgenomen in het ziekenhuis.
Nadat haar
situatie verder verslechterde, is zij opgenomen op de IC waar zij uiteindelijk is
overleden. De
anesthesioloog-intensivist is na twee dagen op de IC bij de behandeling van de patiënte
betrokken
geweest.
1.2 Klager is ontevreden over de behandeling van de patiënte in het ziekenhuis.
Hij verwijt de
anesthesioloog onder meer dat hij daags voor het overlijden van de patiënte heeft
gezegd dat zij
buiten levensgevaar was en dat hij haar in twee of drie dagen beter zou maken, terwijl
diezelfde
dag sprake bleek te zijn van een infectie en de patiënte niet meer aanspreekbaar
was. Ook verwijt
hij de anesthesioloog dat hij niet wilde meewerken aan euthanasie. De anesthesioloog
heeft verweer
gevoerd tegen de klacht.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 december 2024;
- de aanvulling op het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 15 mei 2025;
- de reactie van verweerder op het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek
met bijlage.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 De echtgenote van klager heeft in de loop van 2023 chemotherapie ondergaan
na geconstateerde
triple negatief borstkanker. In december 2023 werd zij geopereerd en in het voorjaar
2024 onderging
zij radiotherapie. Eind maart 2024 is gestart met een aanvullende chemokuur (capecitabine
in
pilvorm). De eerste kuur eindigde op 11 april 2024.
3.2 Op 14 april 2024 is de patiënte in het ziekenhuis opgenomen met uitdrogingsverschijnselen
als
gevolg van aanhoudende diarree. Nadat haar situatie verslechterde, is zij opgenomen
op de IC. Daar
is zij op 24 april 2024 overleden. De anesthesioloog is op 21 en 23 april 2024 bij
de zorg voor de
patiënte betrokken geweest.
3.3 Op 21 april 2024 heeft de anesthesioloog onder meer in het medisch dossier genoteerd
(alle
citaten worden letterlijk weergegeven, inclusief eventuele type- en schrijffouten):
“Conclusie: Gaat niet de goede kant op:
- Persisterend vasopressie nodig, beeld ondervulling op echo
- Oplopend CRP
- Verslechtering nierfu
- Dalende trombo’s
- Erythroblasten
- Persisterend hoog lactaat
- Dalend albumine
MH faecaal, klinisch en op CT geen aanwijzingen voor postpylorische obstructie,
lijkt mn
gastroparese bij GE
Valproinezuurspiegel laag (38) ws door (voor IC opnamee) geen opname bij GE”
3.4 Op 22 april 2024 heeft een collega van de anesthesioloog in het begin van de
middag met
klager gesproken en daarover in het dossier genoteerd:
“Gesproken met echtgenoot (VPK [naam] aanwezig); pt heeft vanochtend meermaals om
“een spuitje”
gevraagd bij verpleegkundige, omdat ze alleen maar zieker wordt. Gesproken met echtgenoot
in
bijzijn van pte (zelf niet responsief/nauwelijks verstaanbaar). Gesproken dat er
over het weekend
geen verbetering is opgetreden en dat nu pte steeds meer zuurstof nodig heeft. besproken
wat te
doen indien pte pulmonaal verslechtert. Mogelijkheid van beademing besproken. Echtgenoot
wil dit
niet, zegt dat zijn vrouw dit ook niet wil. Net zo min als reanimatie. Echtgenoot
wil wel altijd gebeld worden als pte achteruit gaat. Wil dan euthanasie. Uitgelegd
dat dat niet kan maar dat sedatie/pijnstilling wel mogelijk is.
Echtgenoot is gefrustreerd over de gang van zake op de afdeling (voor IC opname).
Is over de IC wel
tevreden. Aangeraden (tzt) op de afdeling in gesprek te gaan over onvrede.”
3.5 Op 23 april 2024 hebben de anesthesioloog en de behandelend oncoloog van de
patiënte een
gesprek gevoerd met klager. Een bij het gesprek aanwezige contactpersoon heeft daarover
in het
dossier genoteerd:
“(…) Zij hebben uitgelegd hoe het nu gaat en dat er wat verbeteringen te zien zijn
in haar
leverwaardes, mw heeft trombo’s gekregen en plasma. Dhr kwam geagiteerd over, vind
dat zij een
spuit moet krijgen en wel direct, uitgelegd dat dit niet mogelijk is in dit stadium.
Ook uitgelegd
dat als de tijd daar is dat wij comfort gaan bieden en dat dan prioriteit is. Dhr
vind het erg naar
om haar zo te zien, wat natuurlijk heel begrijpelijk is. uiteindelijk ging dhr redelijk
gerustgesteld naar huis. Wil hier niet continu zijn omdat zij daar erg onrustig
van wordt. De
behandeling wordt doorgezet en we kijken over 2 dagen weer verder, maar voorals
nog worden de
leverwaardes beter . Dhr wil ten alle tijden gebeld worden.”
3.6 Ook de anesthesioloog zelf heeft in het dossier verslag gedaan van het met klager
gevoerde
gesprek:
“Na overleg MDL arts en Oncoloog gesprek met partner van patient.
Dhr wil haar aanvankelijk laten gaan, vind het moeilijk haar zo te zien. Uitleg
dat sprake is van
leverfalen door de chemotherapie die op dit moment lijkt te herstellen. Daarnaast
tgv de
chemotherapie een ontsteking van de darm met daaroverheen een infectie met norovirus
waar zij nu
vooral zo ziek van is geworden. Wat betreft haar borstkanker kunnen we ervan uitgaan
dat ze daarvan
is genezen. Gezien het herstel nu van de leverfunctie en dalende infectiewaarden
ziet ook dhr dat
er mgl nog enige hoop is en als die er is wil hij die toch graag aangrijpen.
Afgesproken de behandeling voor nu te continueren en er wel voor te zorgen dat ze
comfortabel is.
Bevestiging dat ze niet wordt gereanimeerd en niet wordt beademd. Voorstel voor
nu is wel om haar
een nieuwe lijn te geven en bloedplaatjes te geven gezien de bloeding in de mond.
Als herstel de
komende 2 dagen niet doorzet (mn ook van de darm) beleid herzien.
Dhr is zo akkoord.”
3.7 Diezelfde dag om 17.30 uur heeft de collega, die de dienst van de anesthesioloog
overnam, in
het dossier genoteerd:
“Bij overname dienst Airvo op 95%/60L, sat 88% met patiente die onderuitgezakt wisselend
suf en
(bij wakker maken) onrustig in bed lag
In de middag reeds gesproken met partner en afwachtend beleid.
Echter bij respiratoir verslechterende patient 1x lasix 20 mg iv -> UP goed maar
klinisch geen
verbetering respiratie
Met partner gesproken (ook door [de anesthesioloog]) met oog op nieuwe infectie
(verdenking
invasieve candida bij BK+, determinatie volgt) nu afgesproken beleid niet meer uitbreiden
en bij respiratoir danwel HD vastlopen start comfort beleid. Partner akkoord met beleid.”
3.8 Later die avond heeft de collega van de anesthesioloog nog in het dossier genoteerd:
“20.30u
Ophogen morfine bij oncomfortabel zijn, daarmee nu acceptabel qua comfort met dezelfde
standen
airvo.
Echter partner belde naar afdeling voor informeren naar laatste lab uitslagen en
geeft aan erg
ontevreden te zijn, herkent eigen vrouw niet meer en wil morgen behandeling stoppen.
Met oog op
deze wens en gezien patiente nu comfortabel is besloten beleid voor nu te bevriezen:
- geen verdere ophoging noradrenaline
- indien oncomfortabel ophogen morfine
- indien onvoldoende comfort bij ophogen morfine dan start midazolam (dan ook patner
informeren)
0.30u
Gebeld ivm dalende sat rond 77% heeft meer morfine nodig voor comfort.
Partner in huis gebeld, zit er helemaal doorheen zijn vrouw zo te zien en wil zo
niet meer verder.
Daarop besloten maximaal comfort te geven door morfine op te hogen en behandeling
te stoppen.
Bolus morfine 2,5mg en ophogen perfusor naar 3mg/u
Pompen en Airvo uitgezet, na enige tijd oogt pte oncomfortabel wv 5 mg midazolam
iv Daarmee opnieuw
rustig.
Overleden in bijzijn partner om 1.18u.”
4. De klacht en de reactie van de anesthesioloog
4.1 Voor zover het college heeft begrepen, verwijt klager de anesthesioloog:
a) na opname in het ziekenhuis ging het steeds slechter met de patiënte, maar er
werd gezegd dat de
familie geduld moest hebben en afwachten tot de medicatie zou aanslaan;
b) op de IC bleek dat de patiënte nog steeds uitgedroogd was en dat haar organen
al begonnen uit te
vallen. Er moest veel meer vocht toegediend worden en de patiënte bleek ook sondevoeding
via een
infuus nodig te hebben;
c) de anesthesioloog heeft op 23 april 2024 op de IC gezegd dat de patiënte buiten
levensgevaar was
en dat hij haar in twee of drie dagen beter zou maken, maar eveneens op 23 april
2024 bleek er
sprake te zijn van een schimmelinfectie en was patiënte niet meer aanspreekbaar,
de anesthesioloog
heeft deze schimmelinfectie gemist;
d) de anesthesioloog wilde niet meewerken aan euthanasie.
4.2 De anesthesioloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna voor zover nodig in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de anesthesioloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende anesthesioloog. Bij
de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de anesthesioloog geldende beroepsnormen en
andere
professionele standaarden. Daarbij geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen
tuchtrechtelijk
verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdelen a) en b): vóór opname op de IC
5.2 Vaststaat dat de anesthesioloog alleen betrokken is geweest bij de zorg voor
de patiënte op
de IC en niet in de periode daaraan voorafgaand. De anesthesioloog is om die reden
niet
verantwoordelijk voor wat er in de periode voorafgaand aan de opname op de IC is
gebeurd. Voor
zover klager deze klachtonderdelen over die periode jegens de anesthesioloog heeft
gehandhaafd,
zijn ze kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c): buiten levensgevaar - schimmelinfectie
5.3 De anesthesioloog heeft betwist dat hij klager op 23 april 2024 iets heeft
gezegd in de zin
dat de patiënte buiten levensgevaar was of dat hij haar in twee of drie dagen beter
zou maken. Dat
de anesthesioloog zich zo stellig zou hebben uitgelaten blijkt ook niet uit het
dossier. Uit de
beide gespreksverslagen van het eerste gesprek op die dag blijkt dat is gesproken
over een
verbetering van de infectie- en leverwaarden, dat dit mogelijk nog enige hoop bood
en dat gedurende
twee dagen zou worden bezien of het herstel zich zou doorzetten. In het klaagschrift
heeft klager
het zelf over “een lichtpuntje”, pas tijdens het mondeling vooronderzoek heeft klager
toegevoegd
dat er gezegd zou zijn dat patiënte in twee of drie dagen beter gemaakt zou kunnen
worden. Het
college kan al met al niet vaststellen dat de anesthesioloog zich in het gesprek
op 23 april 2024
te positief heeft uitgelaten over de herstelmogelijkheden van de patiënte.
5.4 Helaas bleek al vrij kort na dit gesprek in een tweede gesprek tussen de anesthesioloog
en
klager dat uit een kweek was gebleken dat zich een schimmelinfectie voordeed. Dat
de anesthesioloog
deze infectie gemist zou hebben is niet gebleken, tijdens het eerste gesprek was
deze uitslag van
de kweek nog niet bekend. Er waren al eerder kweken gedaan en hierbij werd geen
infectie met
candida (schimmel) aangetoond. De schimmelinfectie is dus pas in een latere fase
ontstaan en dat is
niet ongebruikelijk bij een patiënt met een slecht functionerend immuunsysteem.
Het is bijzonder
verdrietig dat zo snel nadat er een kleine verbetering te zien was in de toestand
van de patiënte,
al weer een verslechtering optrad, maar dit valt de anesthesioloog niet te verwijten.
Klachtonderdeel c) is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d): euthanasie
5.5 Hoezeer het ook begrijpelijk is dat de wens tot euthanasie bij klager en de
patiënte is
opgekomen, euthanasie is geen optie in de situatie waarin de patiënte verkeerde.
Zolang er nog
standaard behandelmogelijkheden (lijken te) zijn, is niet voldaan aan de wettelijke
voorwaarden die
daarvoor gelden. Bovendien is euthanasie een traject, dat tijd kost en waarbij een
SCEN-arts moet
worden ingeschakeld, die zich ervan moet overtuigen dat euthanasie daadwerkelijk
de wens is van de
patiënte en passend is in het ziektebeloop. De anesthesioloog heeft niet tuchtrechtelijk
verwijtbaar gehandeld door niet in te gaan op de vraag naar euthanasie. Overigens
bestaat er juist
op de IC de mogelijkheid om, als er geen behandelmogelijkheden meer zijn, direct
in te zetten op
een comfortabel (palliatief) beleid, waardoor de patiënte rustig kan wegglijden
uit het leven. Dat
is hier ook gebeurd. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht
kennelijk ongegrond zijn. Dat neemt niet weg dat het college zich realiseert hoe
moeilijk het voor
de familie van de patiënte moet zijn geweest om mee te maken dat zij die laatste
maand ziek werd en
uiteindelijk overleed aan iets heel anders dan de kanker, waar ze het jaar daarvoor
al zo tegen had
gestreden.
6. De beslissing
De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 september 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
A.P.
den Exter, lid-jurist, C. Keijzer, R.J. Stolker en M.E.M.M. Bos,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.