ECLI:NL:TGZRAMS:2025:223 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7796
| ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:223 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 26-09-2025 |
| Datum publicatie: | 26-09-2025 |
| Zaaknummer(s): | A2024/7796 |
| Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
| Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
| Inhoudsindicatie: | Klachten over Pulsed Radio Frequency behandeling door anesthesioloog kennelijk ongegrond. Er was informed consent en klaagster heeft ook bij Time Out Procedure niet aangegeven dat zij de behandeling niet wilde. Geen aanknopingspunt dat behandeling onzorgvuldig was. Anesthesioloog had er goed aan gedaan nog eens met klaagster te bellen, maar nalaten niet verwijtbaar. Geen tekortkomingen in medisch dossier. |
A2024/7796
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 26 september 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B, klaagster,
gemachtigde: mr. A.H.M. de Jonge, werkzaam te Amsterdam,
tegen
B,
anesthesioloog,
werkzaam te A,
verweerder, hierna ook: de anesthesioloog, gemachtigde: mr. A.C. de Die, werkzaam
te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij zonder haar toestemming een PRF
behandeling
(Pulsed Radio Frequency behandeling, een pijnbehandeling waarbij een zenuw met behulp
van een naald
en elektrische stroom wordt behandeld) bij haar heeft uitgevoerd, dat die behandeling
onzorgvuldig
is uitgevoerd en dat de anesthesioloog geen nazorg heeft verleend. Zij is verder
van mening dat het
medisch dossier gebreken vertoont.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 oktober 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail met bijlagen van 12 maart 2025 van de gemachtigde van klaagster;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 20 maart 2025;
- de brief van de gemachtigde van klaagster van 17 april 2025;
- de brief van de gemachtigde van de anesthesioloog van 7 mei 2025.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de
zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. De feiten
3.1 Klaagster was voor schouderklachten in behandeling bij de neuroloog in het
ziekenhuis, waar
ook de anesthesioloog werkzaam is. Na een telefonisch consult met klaagster op 29
augustus 2022
heeft een collega van de neuroloog onder meer het volgende genoteerd in het medisch
dossier (alle
citaten worden letterlijk weergegeven, inclusief eventuele type- en spelfouten):
“Wil weer een verwijzing voor een PRF (moest bij [de neuroloog] aankloppen als er
weer een
verwijzing nodig was). In notitie [neuroloog] staat verwijzing pijnpoli.
Patiënte zegt dat dit nog niet is gerealiseerd. (…)
ICC pijnpoli alsnog”
3.2 In een notitie van deze collega van 11 oktober 2022 na een tweede telefonisch
consult met
klaagster staat onder meer:
“Beloop: Klachten waarvoor patiënt bij ons bekend is zijn gelijk gebleven sinds het
vorige contact
moment. Is gevallen en heeft de pijnpoli on hold gezegd.
(…)
Maakt zelf vervolgafspraken met de pijnpoli.”
3.3 Klaagster is na de verwijzing door de neuroloog op 21 december 2022 bij de anesthesioloog
op
consult geweest. Het verslag van de anesthesioloog aan de huisarts van klaagster
luidt onder meer:
“Anamnese: Sinds jaren, dagelijks pijnklachten met iuitstraling naar de arm waarvoor
eerder
meerdere behandelingen in [naam kliniek]. NRS wisselend van 7-10. Heeft daarnaast
klachten van een
oculaire migraine en klachten die ook wel eens ervaren worden tijdens het wakker
worden. Er is geen
sprake meer van uitstralende radiculaire klachten in de arm.
(…)
Behandeling tot nu toe: Meerdere interventies waaronder occipitaalblokakdes (…)
Conclusie: chronische gesensitiseerde cervicogene pijnklachten in het occipitaaltraject
bdz
Besproken: dat de pijnklachten passen bij een beeld van occipitaalneuralgie waarbij
er sprake lijkt
te zijn van een belangrijke component met centrale sensitisatie van het trigeminocervicale
complex.
Om de afferente (toevoerende) signaaltransductie (doorgifte) van de occipitaalregio
te verminderen
kan een PRF van zenuwwortel ganglion (DRG) C3 overwogen worden.
Gezien haar eerdere ervaringen bij een pijncentrum elders heeft zij enig vertrouwen
verloren in de
pijnzorg.
In eerste instantie is een goede pijneducatie/voorlichting van essentieel belang
om de uitkomst van
de geplande behandeling te versterken.
Patiënt is geïnformeerd over de procedure, risico’s en bijwerkingen (bloeding, infectie,
zenuwletsel en mogelijk tijdelijk meer pijn en minder kracht na de behandeling).
Patiënt heeft een informatiefolder meegekregen. Patiënt gaat akkoord met de behandeling.
Poliklinische controle 6-8 weken na de behandeling.
Beleid:
1. Pijneductie
2. PRF-DRG C3 bdz in twee tempi”
3.4 Op 20 juli 2023 heeft klaagster de anesthesioloog een e-mail gezonden met de
volgende inhoud:
“Het is alweer enige tijd geleden dat ik voor een consult bij u geweest ben. (…) In
het verleden
ben ik altijd naar tevredenheid behandeld met PRF. De klachten hadden toen betrekking
op beknelling
en zenuwpijn met uitstraling naar de rechterarm. Ik heb de laatste tijd ongekend
veel pijn. (…) Ik
wil u graag de volgende vragen voorleggen: zouden mijn klachten ook bestreden kunnen
worden met een
Botox-behandeling? Er zijn klinieken die dit aanbieden en toepassen bij pijnklachten.
Is het
eventueel ook mogelijk om ook alleen maar pijnstilling in het halsgebied te spuiten?
Of is een PRF
behandeling in dit gebied mijn enige optie. (…) Er moet wat gaan gebeuren, want
als je alleen nog
maar pijn hebt is het erg moeilijk om positief te blijven.”
3.5 De neuroloog heeft in vervolg op een telefonisch consult met klaagster van 25
juli 2023 het
volgende verslag gemaakt:
“Reden van telefonisch consult:
1. Toename nekpijn
2. Retinale migraine
3. duizeligheid Beloop:
Pte is voor het laatst in augustus 2022 door mij beoordeeld ivm nekpijn bij een
onderliggende HNP
C6-7. Is vervolgens ook op de pijnpoli gezien waar een plan gemaakt is voor een
PRF van C3, echter
is dit nooit uitgevoerd omdat de klachten toen beter gingen. De bekende pijnklachten
nemen recent
weer toe. Heeft veel pijn vooral achterzijde hoofd. We hebben besproken het traject
bij de pijnpoli
alsnog in te zetten.
(…) Conclusie:
1. Bekende nekklachten uitstralend naar het achterhoofd (…)
Beleid:
Ad 1 contact pijnpoli om behandeling als eerder voorgesteld alsnog op te pakken”
3.6 Op 29 juli 2023 heeft klaagster een vragenlijst ingevuld en opgestuurd naar
de pijnpoli,
waarbij zij op de vraag:
“Welke vraag of vragen zou u graag beantwoord willen hebben tijdens uw afspraak?”
heeft geantwoord:
“Zie brief neuroloog voor [de anesthesioloog]. PRF gewenst. Dr [eerste letter naam]
blijkt op vak
te zijn. Second opinion bij [naam kliniek]. Is botox geschikt? Graag pijnmedicatie
bespreken en
spoediger inzetten prf”
3.7 Op 1 augustus 2023 heeft een collega van de anesthesioloog een telefonisch consult
gehad met
klaagster. In het medisch dossier heeft zij onder meer genoteerd:
“Anamnese:
Heeft verschrikkelijke pijnen. Bekende nekklachten uitstralend naar het achterhoofd
bdz. Heeft
vragen over botoxbehandelingen, verwijzingen naar andere pijnpoli’s en lidocaine
cremes. Ten einde
raad. NRS 10. (…)
Kan absoluut niet tegen corticosteroiden!
Heeft een psychische kwetsbaarheid en metabolisme problemen, dus is hier vreselijk
van ontregeld
geweest.
Heeft wel over voorstel [anesthesioloog] nagedacht, wil dit toch proberen na haar
vakantie. (…)
Beleid:
PRF-DRG C3 bdz in twee tempi bij [de anesthesioloog]”
De collega van de anesthesioloog heeft het verslag van het telefonisch consult van
1 augustus 2023
op 29 augustus 2023 aan de huisarts van klaagster gezonden.
3.8 Op 17 augustus 2023 heeft klaagster de anesthesioloog per e-mail het volgende
bericht
gezonden:
“(…) Ik sta nu in oktober voor twee PRF behandelingen bij u ingepland. (…)
Mijn vraag luidt: de pijn en druk in mijn hoofd is momenteel niet te verdragen.
Ik ga 6 september
op vakantie. Is er een mogelijkheid dat u voor mijn vakantie een pijnstiller inspuit.
Ik ben vorig
jaar met krukken op vakantie gegaan en nu ga ik dus met helse pijn. Ik weet dat
u bomvol zit, maar
ziet u misschien tot een mogelijkheid om mij te helpen? (…)”
3.9 In vervolg op de e-mail van klaagster zijn voor haar behandelafspraken ingepland
op 23
augustus 2023 en 4 september 2023.
3.10 Op 23 augustus 2023 heeft de anesthesioloog de PRF behandeling verricht (“PRF dorsale
ganglion cervicaal C3 rechts”). Vooraf heeft een Time Out Procedure (TOP) plaatsgevonden. In het
verslag van de behandeling is vermeld dat die ongecompliceerd is verlopen.
3.11 Op 28 augustus 2023 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de pijnpoli
en gemeld
dat zij klachten had overgehouden aan de behandeling op 23 augustus 2023. Zij heeft
gevraagd of de
anesthesioloog haar kon terugbellen. De assistente van de anesthesioloog heeft klaagster
teruggebeld met het advies om contact op te nemen met de huisarts.
3.12 Omdat klaagster klachten hield na de behandeling van 23 augustus 2023, is een MRI
CWK en hersenen gemaakt. De neuroloog heeft de uitslag daarvan op 9 november 2023
met klaagster
besproken. In zijn verslag staat onder meer:
“Het beeld van de MRI CWK is conform de scan uit 2021. Al met al duid ik de huidige
pijnklachten
als myogeen met ook een neuropathische component, waarbij na de recente pijnpoli
behandeling
verergering opgetreden is.
Mijn advies is fysio en eventueel medicatie tegen neuropathische pijn, al wil zij
hier nog mee
wachten (pregabaline). Gezien de recente pijnpoli behandeling die slecht gevallen
is, adviseer ik
voorlopig geen nieuwe prikken.”
4. De klacht en de reactie van de anesthesioloog
4.1 Klaagster verwijt de anesthesioloog:
1. met betrekking tot de PRF behandeling van 23 augustus 2023:
a) er bestond geen informed consent en voor zover dat er wel was, had klaagster
het informed
consent ingetrokken;
b) de behandeling is onterecht en onzorgvuldig uitgevoerd;
c) de nazorg was onvoldoende;
2. het dossier is incompleet, niet correct en de verslaglegging is te laat genoteerd.
4.2 De anesthesioloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna voor zover nodig in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de anesthesioloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende anesthesioloog. Bij
de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de anesthesioloog geldende beroepsnormen en
andere
professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen
is niet altijd
genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel 1. De PRF behandeling
5.2 Klaagster heeft onder meer aangevoerd dat zij had aangegeven geen PRF behandeling
te willen,
dat zij een bestaande afspraak voor een PRF behandeling op 5 september 2023 had
geannuleerd en dat
uit het medisch dossier blijkt dat een PRF behandeling geen optie was, omdat eerdere
PRF
behandelingen geen bevredigend resultaat hadden gegeven. Bovendien heeft ze expliciet
gevraagd naar
andere mogelijkheden, aldus klaagster.
5.3 Het college volgt klaagster daarin niet. Klaagster is in 2022 specifiek voor
PRF door de
neuroloog verwezen naar de anesthesioloog. De anesthesioloog zag daartoe goede mogelijkheden,
maar
wilde dit (oorspronkelijk) combineren met pijneducatie. In juli 2023 heeft klaagster
de
anesthesioloog geschreven dat zij altijd naar tevredenheid was behandeld met PRF.
In dat bericht zegt zij zich wel af te vragen of er alternatieven waren. Min of meer
gelijktijdig heeft zij de neuroloog gesproken over het oppakken van het traject van
de PRF en heeft zij in een vragenformulier (met verwijzing naar de brief van de neuroloog)
aangegeven dat PRF gewenst was en spoediger moest worden ingezet. Naar aanleiding
van het vragenformulier heeft
klaagster op 1 augustus 2023 telefonisch de collega van de anesthesioloog gesproken
met als
resultaat dat zij voor de PRF behandelingen werd ingepland. Tot slot heeft klaagster
op 17 augustus
2023 gezegd dat zij in oktober ingepland stond voor twee PRF behandelingen en heeft
zij gevraagd of
er in verband met een naderende vakantiereis op een eerder moment iets voor haar
kon worden gedaan,
omdat ze niet met zoveel pijn op vakantie wilde gaan. Zij heeft gevraagd of het
mogelijk zou zijn
om een pijnstiller in te spuiten.
5.4 Het college stelt vast dat uit het voorgaande niet blijkt dat zij geen PRF wilde,
dat zij een
afspraak daarvoor zou hebben geannuleerd, dat PRF geen optie zou zijn of dat zij
haar instemming
zou hebben ingetrokken. Het enkele feit dat klaagster ook naar alternatieven voor
een PRF
behandeling heeft gevraagd maakt dit niet anders. Er was dan ook sprake van informed
consent tussen
klaagster en de anesthesioloog.
5.5 Evenmin is gebleken dat klaagster haar toestemming voor de PRF tijdens de behandelsessie
van
23 augustus 2023 zou hebben ingetrokken. Bovendien heeft klaagster bij de TOP voorafgaand
aan de
behandeling niet aangegeven dat zij die behandeling niet wilde, terwijl de TOP nu
precies bedoeld
is om (volledigheidshalve) voorafgaand aan iedere ingreep nog eens zeker te stellen
dat de juiste
patiënt voor de juiste ingreep aanwezig is. De anesthesioloog is er op basis van
alle
(dossier)informatie terecht van uitgegaan dat de behandeling op 23 augustus de instemming
van
klaagster had. Het eerste deel van klachtonderdeel 1 is om die reden ongegrond.
5.6 Ook het tweede deel van dit klachtonderdeel is ongegrond. Uit het voorgaande
blijkt dat de
PRF behandeling op 23 augustus terecht heeft plaatsgevonden: er was een duidelijke
indicatie voor,
klaagster had er in het verleden ook baat bij gehad en de behandeling had haar instemming.
Voor het
oordeel dat de behandeling onzorgvuldig is uitgevoerd, heeft het college geen aanknopingspunten.
De
behandeling is ongecompliceerd verlopen en er zijn geen aanwijzingen dat de anesthesioloog
tijdens
de behandeling een fout heeft gemaakt. Dat klaagster na de behandeling klachten
heeft ervaren
betekent niet dat de behandeling niet lege artis zou hebben plaatsgevonden. De behandeling
vindt
plaats door met een naald door de huid te prikken en het is mogelijk dat daarbij
een bloedvat
geraakt wordt, wat klachten van voorbijgaande aard oproept, zoals een bloeding of
bloeduitstorting,
al dan niet met een zwelling. Van deze mogelijke complicatie was klaagster op de
hoogte. De latere
MRI CWK en hersenen onderzoeken door de neuroloog hebben ook geen bijzonderheden
opgeleverd. De
door klaagster gestelde mentale problemen, de dagelijkse ervaren zenuwpijn en verergering
van haar
al bestaande PTSS klachten konden door de neuroloog niet in verband worden gebracht
met de PRF
behandeling van 23 augustus.
5.7 Tot slot verwijt klaagster de anesthesioloog dat hij onvoldoende nazorg heeft
verleend door
haar op (of na 28 augustus 2023) niet zelf terug te bellen. Het college is van oordeel
dat de
anesthesioloog - zoals hij ook achteraf zelf heeft toegegeven - er beter aan had
gedaan om zelf nog
eens met klaagster te bellen. Dat dit niet is gebeurd, acht het college evenwel
niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar, te meer omdat eventuele klachten na een PRF behandeling
in de regel
vanzelf overgaan. Dat geldt ook voor een blauwe plek en een zwelling. Bovendien
heeft de
anesthesioloog zich achteraf toetsbaar en open opgesteld.
5.8 Klachtonderdeel 1 is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel 2. Het dossier
5.9 Klaagster stelt dat het medisch dossier onjuistheden bevat en in het bijzonder
dat er
onwaarheden in het dossier staan om de schijn te wekken dat zij informed consent
verleend heeft
voor de PRF behandeling. Klaagster miskent daarbij dat de notities in het dossier
waaruit haar
instemming met de behandeling blijkt, niet alleen afkomstig zijn van de anesthesioloog,
maar ook
van twee neurologen, een collega anesthesioloog en ook van klaagster zelf. Ook uit
die notities van
anderen blijkt dat klaagster akkoord was met PRF behandelingen. Voor het overige
heeft klaagster
haar stellingen over onjuistheden niet onderbouwd.
5.10 Vaststaat wel dat het verslag van de collega van de anesthesioloog van het telefoongesprek
met klaagster van 1 augustus 2023 pas op 29 augustus 2023 aan de huisarts van klaagster
is
verzonden. Nog ervan afgezien dat het daarmee niet gaat om een tekortkoming die
leidt tot
tuchtrechtelijke verwijtbaarheid, valt de anesthesioloog daar geen verwijt van te
maken, omdat hij
daarbij niet betrokken is geweest. Zorgverleners zijn in beginsel alleen tuchtrechtelijk
verantwoordelijk voor hun eigen handelen en nalaten. Het voorgaande betekent dat
ook
klachtonderdeel 2 kennelijk ongegrond is.
Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond
zijn.
6. De beslissing
De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 26 september 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
A.P.
den Exter, lid-jurist, C. Keijzer, R.J. Stolker en M.E.M.M. Bos,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.