ECLI:NL:TGZRAMS:2025:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6946
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:21 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-01-2025 |
Datum publicatie: | 24-01-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/6946 |
Onderwerp: | Niet of te laat verwijzen |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is in behandeling bij een FACT-team. De psychiater was hier op invalbasis enkele keren werkzaam geweest en heeft alleen een intakegesprek in april en twee gesprekken in oktober met klaagster gehad. Op deze momenten was er geen aanleiding om klaagster alsnog door te verwijzen naar een ziekenhuis voor een behandeling. Het dossier bevat geen aanknopingspunten op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat de psychiater naar aanleiding van beide gesprekken had moeten concluderen tot beëindiging van de behandelrelatie. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 24 januari 2025 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: mr. A.H.M. de Jonge, werkzaam in Leusden,
tegen
C,
psychiater,
destijds werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de psychiater.
1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster is sinds 2001 onder behandeling bij verschillende instellingen wegens
psychische problemen en dwangproblematiek. In april 2021 komt klaagster onder behandeling
van het FACT-team van D. De psychiater is op onregelmatige basis als invaller, werkzaam
bij dit FACT-team. Klaagster verwijt de psychiater dat hij haar geen doorverwijzing
naar een andere instelling heeft gegeven en dat hij de behandelrelatie eerder had
moeten beëindigen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 21 februari 2024;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 20 juni 2024;
- een e-mail van de gemachtigde van klaagster van 28 juni 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klaagster is sinds 2001 onder behandeling bij verschillende instellingen wegens
psychische problemen en dwangproblematiek.
3.2 Na verwijzing van de huisarts komt klaagster in april 2021 onder behandeling
van het FACT-team van D.
3.3 De psychiater is in 2021 enkele keren en op onregelmatige basis ingevallen bij het FACT-team ter vervanging van de vaste psychiater die wegens ziekte voor langere tijd niet aanwezig was.
3.4 Klaagster heeft een intakegesprek met de psychiater op 7 april 2021 en op een later moment, op 5 oktober 2021, heeft zij nogmaals een gesprek met hem. Op 19 oktober 2021 hebben klaagster en de psychiater elkaar telefonisch gesproken. In de tussenliggende periode en daarna is klaagster gezien door andere leden, waaronder psychiaters en psychologen, van het FACT-team.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klaagster verwijt de psychiater dat hij:
a) niet heeft doorverwezen voor behandeling in E;
b) heeft verzuimd de behandelrelatie te beëindigen en een alternatieve behandeling
te regelen.
In het klaagschrift is nog een derde klachtonderdeel opgenomen waarmee klaagster
de psychiater verwijt dat hij haar nooit heeft ingesteld op MAO-remmers. Na het mondeling
vooronderzoek is dit klachtonderdeel echter ingetrokken zodat het geen verdere bespreking
behoeft.
4.2 De psychiater voert verweer en heeft het college verzocht alle klachtonderdelen
ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) geen doorverwijzing voor behandeling in E
5.2 Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het college als volgt. Uit de
overlegde stukken is op te maken dat van een terugverwijzing naar E op dat moment
niet redelijkerwijs een effectieve behandeling voor klaagster te verwachten was. Klaagster
was al in 2019 gezien in E en deze heeft klaagster terugverwezen naar haar huisarts,
die klaagster doorverwees naar het FACT-team. De reden van de terugverwijzing door
E was dat men niets voor klaagster kon betekenen en dat de medicamenteuze behandeling,
mede door een genetische stofwisselingsafwijking, moeizaam was.
5.3 Klaagster is in plaats van naar E door het FACT-team verwezen naar de afdeling F van G. Dat is een expertisecentrum in angst- en dwangstoornissen. Uit het medisch dossier blijkt dat de psychiater contact heeft gehad met een psychiater bij F voor overleg. Uit het onderzoek van het expertisecentrum volgt dat er geen medicamenteuze opties waren naast hetgeen reeds was geprobeerd. Geadviseerd werd om exposure therapie aan te bieden en verdere begeleiding van het FACT-team. De psychiater zag daarin geen aanleiding om klaagster (alsnog) door te verwijzen naar E voor een second opinion, welke redenatie het college kan volgen nu uit de rapportage van het expertisecentrum blijkt dat een medicamenteuze behandeling op dat moment geen optie was. Klachtonderdeel a is ongegrond.
Klachtonderdeel b) heeft verzuimd de behandelrelatie te beëindigen en een alternatieve
behandeling te regelen
5.4 Klaagster verwijt de psychiater dat hij tekort is geschoten in die zin dat hij
eerder de behandelrelatie had moeten beëindigen en samen met klaagster naar een anders
passend alternatief had moeten zoeken.
5.5 Het college stelt vast dat de psychiater als invaller (wegens ziekte van de
vaste psychiater van het FACT-team) slechts enkele keren met klaagster heeft gesproken,
en wel bij het intakegesprek in april, een consult op 5 oktober 2021 en in een telefonisch
consult op 19 oktober 2021 waarin de rapportage van de second opinion van het expertisecentrum
F besproken werd. Het dossier bevat geen aanknopingspunten op basis waarvan moet worden
geconcludeerd dat de psychiater naar aanleiding van deze gesprekken had moeten concluderen
tot beëindiging van de behandelrelatie. De psychiater kan hierover geen (tuchtrechtelijk)
verwijt worden gemaakt, dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 24 januari 2025 door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,
L.W.M. Creemers, lid-jurist, A.E. van ’t Hoog, A.M. van Hemert en L.A.J. Stouthamer,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris.