ECLI:NL:TGZRAMS:2025:185 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7671
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2025:185 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-07-2025 |
Datum publicatie: | 28-07-2025 |
Zaaknummer(s): | A2024/7671 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Herstelbeschikking van A2024/7671 van 27 juni 2025: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:160 https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2025/ECLI_NL_TGZRAMS_2025_160 |
A2024/7671
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Herstelbeslissing van 24 juli 2025 van de beslissing van 27 juni 2025 inzake de
klacht van:
INSPECTIE GEZONDHEIDSZORG EN JEUGD,
gevestigd in Utrecht,
klaagster,
vertegenwoordigd door: M.A. Schleijpen MSc en mr. Q.J.M.A. Amelink, hierna ook:
de IGJ,
tegen
A,
arts,
destijds werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de arts.
1. Procesgang
Het college heeft op 27 juni 2025 in de onderhavige zaak uitspraak gedaan. Een kopie
van die uitspraak is aan deze herstelbeslissing gehecht. Het college heeft op 10 juli
2025 van de gemachtigde van de Inspectie bericht gekregen dat de uitspraak van 27
juni 2025 op twee punten verbetering behoeft.
2. Beoordeling
In overweging 5.3 staat: “De IGJ heeft ter zitting voorts toegelicht dat zij het
Openbaar Ministerie wel, maar vergeefs, heeft verzocht om inzage in het strafdossier.”
Dit betreft een feitelijke onjuistheid, aangezien de IGJ wel degelijk in het bezit
was en is van het strafdossier. Er zijn bij het indienen van de tuchtklacht twee dossiers
uit het strafrechtelijk onderzoek als bijlagen gevoegd. Tijdens de zitting is namens
de IGJ toegelicht dat het vermeende ontlastende bewijsmateriaal waarover de arts sprak,
geen onderdeel uitmaakte van het strafdossier waar de IGJ over beschikte en het strafdossier
evenmin aanwijzingen bevatte voor het bestaan van dergelijk ontlastend bewijsmateriaal.
Deze mededeling is per abuis niet overgenomen in de uitspraak. Er is sprake van een
kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. In overweging 5.3 zal de tekst
worden aangepast zoals in het dictum van deze herstelbeslissing staat vermeld.
In overweging 5.39 van de uitspraak staat: “De IGJ heeft ook reeds op 17 april 2013
een klacht tegen de arts ingediend bij het RTG (Den Haag) onder meer terzake van onzorgvuldige
medische verslaglegging. Het RTG heeft bij uitspraak van 4 maart 2014 onder meer dit
klachtonderdeel gegrond verklaard. De zaak is in hoger beroep beoordeeld door het
CTG, die bij uitspraak van 15 maart 2013 de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel
in stand heeft gelaten en de arts
daarvoor een waarschuwing heeft opgelegd (C2014:171).” Dit is onjuist. Die uitspraak
is immers gedaan op 5 maart 2015. Er is sprake van een kennelijke fout, die zich voor
eenvoudig herstel leent. Daarom zal het college de beslissing aanpassen zoals hieronder
vermeld.
3. De beslissing
Het college:
verbetert de eerste twee zinnen in overweging 5.3 als volgt:
“Tijdens de zitting is namens de IGJ toegelicht dat het vermeende ontlastende bewijsmateriaal waarover de arts sprak, geen onderdeel uitmaakte van het strafdossier waar de IGJ over beschikte en het strafdossier evenmin aanwijzingen bevatte voor het bestaan van dergelijk ontlastend bewijsmateriaal.”
verbetert in overweging 5.39 als volgt:
“De IGJ heeft ook reeds op 17 april 2013 een klacht tegen de arts ingediend bij het RTG (Den Haag) onder meer terzake van onzorgvuldige medische verslaglegging. Het RTG heeft bij uitspraak van 4 maart 2014 onder meer dit klachtonderdeel gegrond verklaard. De zaak is in hoger beroep beoordeeld door het CTG, die bij uitspraak van 5 maart 2015 de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel in stand heeft gelaten en de arts daarvoor een waarschuwing heeft opgelegd (C2014:171).”
handhaaft voor het overige de beslissing van 27 juni 2025.
Deze beslissing is gegeven door P.J. van Eekeren, voorzitter, bijgestaan door V.K.M.
Hanssen, secretaris