ECLI:NL:TGZRAMS:2025:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7682

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:178
Datum uitspraak: 18-07-2025
Datum publicatie: 18-07-2025
Zaaknummer(s): A2024/7682
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een huisarts, waarschuwing en kostenveroordeling. Verzoek behandeling achter gesloten deuren afgewezen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij klaagster – ten onrechte en zonder haar toestemming – heeft doorverwezen voor behandeling van psychische klachten. Voorts verwijt klaagster de huisarts dat zij – zonder toestemming van klaagster en zonder haar te informeren – contact met derden over klaagster opnam en daarmee haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat er sprake is van een gegronde klacht inzake de klachtonderdelen b) geen toestemming voor verwijzen en d) schending van het beroepsgeheim. Ten aanzien van de maatregel is het college is van oordeel dat kan worden volstaan met de maatregel van waarschuwing. Daarbij speelt onder meer een rol dat de huisarts heeft verklaard zich te realiseren dat zij toestemming had moeten vragen aan klaagster en eerder haar excuses heeft aangeboden voor het opnemen van contact met de ex-partner van klaagster zonder haar toestemming. Deels gegronde klacht, waarschuwing, publicatie in het algemeen belang en kostenveroordeling.

A2024/7682
Beslissing van 18 juli 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 18 juli 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: C, werkzaam in B,

tegen

D,
huisarts,
(destijds) werkzaam in E,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. M. Verstegen, werkzaam te Leusden.

1. De zaak in het kort
1.1 Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij klaagster – ten onrechte en zonder haar toestemming – heeft doorverwezen voor behandeling van psychische klachten. Voorts verwijt klaagster de huisarts dat zij – zonder toestemming van klaagster en zonder haar te informeren – contact met derden over klaagster opnam en daarmee haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden. Zo heeft de huisarts aan het consultatiebureau waar klaagster destijds met haar dochter kwam, verteld dat zij het idee had dat klaagster psychotisch overkwam.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt een maatregel op. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 1 oktober 2024;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het op 11 februari 2025 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de aanvullende stukken van klaagster (tot en met bijlage 9).


2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 6 juni 2025. Beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klaagster, C (de-escalerend coach) heeft de zaak toegelicht aan de hand van een pleitnota die is overgelegd.

3. De feiten
3.1 Klaagster was vanaf 21 maart 2022 ingeschreven bij de huisartsenpraktijk (hierna: de praktijk) waar verweerster op dat moment werkzaam was als huisarts. Verweerster is huisarts sinds 2018. Ook de in februari 2023 geboren dochter van klaagster is bij de praktijk ingeschreven (en is dat tot op heden nog steeds).

3.2 Vanwege eczeem/huiduitslag die gepaard ging met ernstige jeukklachten is klaagster aanvankelijk door de huisarts behandeld en vervolgens verwezen naar een dermatoloog, die haar op 22 september 2023 heeft gezien en behandeld (voor constitutioneel eczeem bij atopische constitutie).

3.3 Bij de huisarts vonden consulten plaats op onder meer 12 september 2023 en
26 september 2023. Daarover is in het medisch dossier – voor zover van belang – vermeld:
“12-09-2023 S Gaat niet helemaal goed. Geniet erg van dochter. maar heeft de lat ook erg hoog liggen (…) Daarnaast vlamt haar eczeem op. (…)
26-09-2023 S Gaat matig. (…)
P Gaat naar poh ggz, bij vragen is ze welkom.”

3.4 Op 28 november 2023 vond een consult bij de huisarts plaats op initiatief en in aanwezigheid van de toenmalige partner van klaagster. Klaagster heeft tijdens dat consult medicatie voorgeschreven gekregen (temazepam en herstart betametason) en is door de huisarts op verdenking van een postnatale depressie verwezen naar de Psychiatrie-, Obestetrie (verloskunde) en Pediatrie (kindergeneeskunde)-poli (POP-poli), die hulp biedt aan vrouwen met psychische klachten voor, tijdens en/of na de zwangerschap.

3.5 Over dit consult is in het medisch dossier van klaagster het volgende vermeld:
“28-11-2023 S Gesprek gaat helemaal niet goed, Partner belt weetniet wat hij met mevr moet. Slaapt niet door de jeuk, krabt de hele dag door eczeem. Heeft moeitemet smeren van hormoonzalven.wilt de oorzaak ookweten. Heeft het idee F beter te kunnentroosten. Slaapt s’nacht heel slecht. Weet overdagniet hoe ze de dag moet doorkomen. Kan moeilijk dezorg uit handen geven. Wilt geen creche. Wilt welgraag de taken verdelen met haar man maar die moetnaar werk. Dit is een struikelblok want patientheeft hem liever thuis. Is kg afgevallen.
O Krabt de hele tijd. Is boos en verdrietig wilt ditniet maar wil de oplossing ook niet wilt gewooneigen 24/7 iemand bij haar. Is kg’s afgevallen.
P Heeft het idee dat het beter gaat als ze naar eenwarm land gaan. Dat hersteld het eczeem, slaapt ze weer en wordt alles beter. Besproken dat ik aan een postnatale depressie denk. Herstartbetametason, start temazepam co derma deze week enafspraak psy deze week. We evalueren over een maand.”

3.6 Op 30 november 2023 heeft de huisarts de toenmalige partner van klaagster – geen patiënt van de praktijk – gebeld om te vertellen dat klaagster de voorgeschreven slaapmedicatie niet had opgehaald.

3.7 Klaagster is door de POP-poli uitgenodigd voor een gesprek met een GZ-psycholoog dat plaatsvond op 30 november 2023. Bij brief van 11 december 2023 heeft de GZ-psycholoog onder meer het volgende aan de huisarts meegedeeld:
“DSM-classificatie na intake
Geen diagnose
Behandelvoorstel
nav MDO:
(…) NB na contact huisarts geven zowel pte als partner aan geen verlengde intake te willen.”

3.8 Op 5 december 2023 vond nog een (laatste) fysiek consult van klaagster bij de huisarts plaats en op 19 januari 2024 een telefonisch consult. Over het telefonisch consult is in het medisch dossier van klaagster onder meer vermeld:
“Mw woont momenteel bij ouders en is in conflict met man. (…) Mw is wel bezig om relatietherapeut te zoeken. Wil wel graag nieuwe afspraak maken.”

3.9 Op 22 januari 2024 heeft klaagster haar dossier opgevraagd bij de praktijk en kenbaar gemaakt zich te willen uitschrijven. Zij heeft zich ingeschreven bij een huisartsenpraktijk in haar nieuwe woonplaats.

3.10 Op 30 januari 2024 heeft de huisarts telefonisch contact opgenomen met de ex-partner van klaagster. Daarover heeft zij in het medisch dossier van klaagster vermeld:
“Vader gebeld om te vragen hoe het gaat. We hebben elkaar even niet gesproken hij maakte zich destijds zorgen. Er blijken relatieproblemen te zijn. Willen in relatietherapie.”

3.11 De huisarts heeft vervolgens, eveneens op 30 januari 2024, contact met Veilig Thuis opgenomen en anoniem (haar zorgen over) de situatie van klaagster besproken. Daarna heeft zij het consultatiebureau van klaagster (G, hierna: G of consultatiebureau) gebeld en over klaagster gesproken. Van deze gesprekken zijn geen notities in het medisch dossier van klaagster of elders gemaakt en klaagster is hierover niet op enig moment door de huisarts geïnformeerd.

3.12 In een door klaagster overgelegd deel uit het dossier van het consultatiebureau is het volgende vermeld:
“07/08/2023 Alert meisje. Goede groei en ontwikkeling (…)
30/01/2024 Huisarts dr. D heeft gebeld. Maakt zich zorgen over de moeder van F. Heeft het idee dat zij psychotisch overkomt (afwijkend gedrag in spreekkamer naar F toe, ook overbezorgd, maar geen hormoonzalf willen smeren bij ernstig eczeem). HA heeft moeder al naar POP-poli verwezen, is daar geweest maar traject is afgesloten omdat moeder geen hulpvraag had. Moeder heeft de relatie met vader verbroken en woont nu met F bij moeder v moeder in B. Huisarts heeft met Veilig Thuis overlegd, hun advies was overleggen met G. Huisarts wil weten of er bij ons al zorgen waren over het gedrag van moeder/de interactie met F en zou informatie willen nadat ze weer bij ons op afspraak zijn geweest. Besproken dat voordat ik informatie kan delen, er toestemming moet zijn van de ouders. Addendum 1-2: Vader heeft contact gehad met huisarts i.v.m. zijn zorgen. Huisarts heeft vader aangespoord om actief hulp te gaan zoeken, bijv. bij veilig thuis.”

3.13 Op 6 februari 2024 heeft klaagster telefonisch contact met de huisarts gehad. Daarover is in het medisch dossier van klaagster vermeld:
“Op 6 februari mevr gesproken. Is ontevreden dat ik zonder haar medeweten man heb gesproken. Mijn excuses aangeboden. (…) Vraagt mij geen contact meer te hebben met partner, dit zal ik niet meer doen. Vrijdag nog een afrondend gesprek met poh ggz dan overzetten naar andere huisarts.”

4. De klacht
4.1 Klaagster verwijt de huisarts kort samengevat het volgende:
a) De huisarts heeft klaagster op 28 november 2023 ten onrechte naar de POP-poli doorverwezen;
b) Toestemming voor en gezamenlijke besluitvorming over de verwijzing naar de POP-poli ontbrak;
c) De huisarts heeft medicatie voorgeschreven terwijl klaagster nog borstvoeding gaf;
d) De huisarts heeft haar medisch beroepsgeheim geschonden door – zonder toesteming en zonder klaagster te informeren – informatie (een niet onderbouwde aanname) over klaagster met derden te delen.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.


4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Verzoek behandeling gesloten deuren
5.1 De gemachtigde van klaagster heeft verzocht om de zaak achter gesloten deuren te
behandelen. De redenen waarom dit verzoek is gedaan zijn:
- respecteren van de privacy van klaagster en haar minderjarige dochter;
- er loopt een juridische procedure tussen klaagster en haar ex-partner;
- de raad voor de kinderbescherming moet nog onderzoek verrichten;
- ook familierechtelijke zaken worden achter gesloten deuren behandeld.
Dit verzoek is aan het begin van de (openbare) zitting behandeld en partijen hebben hun standpunten op dit verzoek toegelicht. Na een korte schorsing van de zitting heeft het college meegedeeld dat het verzoek wordt afgewezen. Die beslissing is als volgt toegelicht.

5.2 Het uitgangspunt is dat tuchtklachten tijdens een openbare zitting worden behandeld. Daarvan kan alleen worden afgeweken indien sprake is van gewichtige redenen (waaronder bescherming van privéleven en belangen van minderjarigen), genoemd in artikel 70 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
Het college is van oordeel dat het ter bewaking van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg van belang is dat de zaak, die gaat over de vraag of de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, in het openbaar wordt behandeld. De openbaarheid is er om het vertrouwen in het tuchtrecht te bevorderen. Bovendien verplicht artikel 6 van het EVRM tot openbare behandeling van de zaak. De door klaagster genoemde redenen zijn onvoldoende zwaarwegend om het verzoek te honoreren.

De criteria voor de beoordeling
5.3 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) de verwijzing naar de POP-poli

5.4 Hoewel uit het medisch dossier van klaagster kan worden afgeleid dat haar klachten tijdens het consult van 28 november 2023 in ieder geval (ook) verband leken te houden met ernstige jeukklachten vanwege eczeem en de huisarts in het dossier niet heeft vermeld waarom zij aan een postnatale depressie dacht, acht het college de verwijzing van klaagster naar de POP-poli verdedigbaar. Daarbij speelt een rol dat (1) de huisarts klaagster voorafgaand aan het consult van 28 november 2023 al een aantal keren had gezien omdat het – volgens de omschrijving in het medisch dossier – matig dan wel niet zo goed met klaagster ging en (2) klaagster naar de POH-GGZ was verwezen, met wie zij na een intake op 29 september 2023 enkele gesprekken heeft gehad. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) geen toestemming voor verwijzing
5.5 Met betrekking tot de stelling van klaagster dat toestemming voor een verwijzing naar de POP-poli ontbrak, en dat haar autonomie niet is gerespecteerd, heeft de huisarts het volgende verweer gevoerd. De huisarts zou hebben getwijfeld aan de realiteitszin en wilsbekwaamheid van klaagster. De huisarts stelt dat zij haar advies heeft voorgelegd aan klaagster en dat klaagster zelf kon bepalen hoe ze met de verwijzing om zou gaan. Volgens de huisarts heeft zij klaagster niet gedwongen om naar een psychiater te gaan.

5.6 Het college overweegt als volgt. Een arts moet de patiënt informeren, waarna de patiënt op grond van die informatie toestemming moet geven, voorafgaand aan behandeling of doorverwijzing. Hiervan moet een notitie in het medisch dossier worden gemaakt. De verstrekte informatie moet de patiënt in staat stellen te beslissen over het al dan niet verlenen van toestemming voor behandeling of verwijzing. Deze geïnformeerde toestemming, of informed consent, kan worden beschouwd als een uitwerking van het respect op autonomie van de patiënt. Informed consent (neergelegd in de artikelen 7:448 en 7:450 BW) is een belangrijk uitgangspunt van het gezondheidsrecht.

5.7 In dit geval kan niet worden vastgesteld dat klaagster toestemming voor de doorverwijzing heeft gegeven. In het medisch dossier van klaagster – dat leidend is – is niet vermeld dat toestemming is gegeven, zodat het college ervan uitgaat dat die toestemming ontbrak. De huisarts heeft ook niet gesteld dat zij is vergeten te noteren dat toestemming is gegeven. Het college merkt verder op dat de stelling van de huisarts dat realiteitszin en wilsbekwaamheid bij klaagster zouden hebben ontbroken – en de huisarts lijkt te veronderstellen dat toestemming daarom niet nodig was – een (vergaande) aanname is waarvoor een goede reden aanwezig moet zijn. Die reden moet bovendien ook in het medisch dossier worden genoteerd. Het standpunt van de huisarts tot slot dat klaagster zelf kon bepalen hoe ze met de verwijzing omging is onverenigbaar met het vereiste van informed consent (op grond waarvan toestemming nodig is voorafgaand aan verwijzing). Het voorgaande betekent dat de huisarts op dit punt onzorgvuldig en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel c) voorschrijven medicatie
5.8 Het voorschrijven van 10 stuks temazepam aan klaagster in een periode waarin zij borstvoeding gaf, is, anders dan klaagster stelt, niet onzorgvuldig. Het slaapmiddel temazepam wordt gebruikt voor kortdurende behandeling. Temazepam heeft een korte halfwaardetijd en gaat in geringe hoeveelheid over in de moedermelk. Er zijn geen bijwerkingen bekend bij baby’s die borstvoeding krijgen.


5.9 Het gebruik van betametason tijdens de borstvoedingsperiode is volgens informatie van Lareb en het farmaceutisch kompas ‘waarschijnlijk veilig’. Het middel gaat volgens diezelfde informatie wel over in de moedermelk en geadviseerd wordt dan ook om gebruik van een dergelijk sterk werkend middel voor een langere periode of op een groot oppervlak te voorkomen. De zorgen van klaagster over het gebruik van dit medicijn tijdens de borstvoedingsperiode zijn naar het oordeel van het college dan ook begrijpelijk en niet irreëel. Dat betekent niet, dat het advies om betametason vanwege de ernstige eczeem klachten te herstarten, in dit geval niet had mogen worden gegeven. Overigens heeft de huisarts tijdens het mondeling vooronderzoek verklaard dat de hormoonzalf niet door haar is voorgeschreven. Daar gaat het college aan voorbij, nu in het medisch dossier is vermeld dat op 28 november 2023 door de huisarts is besloten tot het herstarten van betametason. Dat betametason aanvankelijk door een dermatoloog is voorgeschreven, is niet relevant. Dit klachtonderdeel ziet op de (terechte) beslissing met betametason te herstarten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel d) schending medisch beroepsgeheim

5.10 Vast staat dat de huisarts op 30 november 2023 en op 30 januari 2024 telefonisch contact heeft opgenomen met de ex-partner van klaagster en op 30 januari 2024 met Veilig Thuis en het consultatiebureau. Dit alles zonder toestemming van klaagster en zonder klaagster daarover op enig moment te informeren.

5.11 De huisarts heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij tijdens het consult op 28 november 2023 geen vermoedens had van huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij eerder vond dat klaagster te goed voor haar dochter zorgde. Op de vraag of dat op enig moment is veranderd, heeft de huisarts verklaard dat er zorgen zijn ontstaan toen de POH-GGZ haar vertelde dat zij was geschrokken van de vijandigheid van klaagster richting haar ex-partner.

5.12 De hoofdregel uit de WGBO is dat artsen toestemming van de patiënt moeten hebben om informatie met derden te delen. Beroepsgeheim is het uitgangspunt. Aan doorbreking daarvan gaan uitgebreide en zeer zorgvuldige afwegingen vooraf. Als het, zoals hier, gaat om vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld, vormt de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (hierna: de meldcode) de professionele norm voor artsen. Een arts dient op grond van die meldcode te beslissen hoe bij dergelijke vermoedens te handelen. Na het doorlopen van de stappen uit de meldcode, dient uiteindelijk (bij stap 5) te worden beslist over de vraag of het verlenen of organiseren van hulp mogelijk is dan wel melding bij Veilig Thuis noodzakelijk is. Dit moet ook worden vastgelegd in het patiëntendossier. Uit de meldcode blijkt dat bij een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld de arts als regel altijd ook met beide (gezagdragende) ouders moet spreken (over de zorgen), behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan in dit geval niet is gebleken.


5.13 De huisarts heeft op 30 januari 2024 contact opgenomen met de ex-partner van klaagster om te vragen hoe het ging. Uit de onder 3.10 vermelde aantekeningen die de huisarts over dit gesprek in het dossier van klaagster heeft gemaakt, blijkt niet dat en waarover zij zorgen had. Vermeld is ”Wij hebben elkaar even niet gesproken hij maakte zich destijds zorgen”. De huisarts heeft ook niet kunnen uitleggen waarom zij geen gesprek met klaagster over haar zorgen heeft gevoerd. Dat is onzorgvuldig.

5.14 Daarnaast is het onzorgvuldig dat de huisarts zonder toestemming van klaagster contact heeft opgenomen met het consultatiebureau waar klaagster destijds met haar dochter kwam, zeker gelet op de inhoud van dat gesprek (dat zij “het idee had dat klaagster psychotisch overkomt”). Die informatie is zeer privacygevoelig en bovendien is onduidelijk waarop die uitspraak over de indruk die de huisarts had is gebaseerd. Uit het medisch dossier blijkt dit niet. Het college benadrukt dat, anders dan de huisarts lijkt te veronderstellen, het maken van zorgen geen rechtvaardiging vormt voor het delen van indrukken over (de psychische gesteldheid van) patiënten met derden, zonder dat daar een zorgvuldige afweging aan vooraf is gegaan, zonder dat die indrukken berusten op een degelijke onderbouwing en zonder dat daarover iets in een patiëntendossier wordt vastgelegd. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Overig
5.15 Klaagster stelt dat zij negatieve gevolgen van de handelwijze van de huisarts heeft ondervonden in (familierechtelijke) juridische procedures waarin zij inmiddels met haar ex-partner is verwikkeld. Zij heeft erop gewezen dat deze informatie expliciet is meegewogen in de (overgelegde) beschikking van de rechtbank B van december 2024, waarbij de meervoudige kamer onder meer een voorlopige zorgregeling met betrekking tot haar dochter heeft vastgesteld. In die beschikking is onder meer overwogen: “De man heeft aangevoerd dat hij niet zelf heeft verzonnen dat de vrouw mogelijk een postnatale depressie had. Zo volgt uit het door de vrouw als productie 18 overgelegde overzicht van het G dat haar eigen huisarts eind januari 2024 contact op heeft genomen met het G, omdat hij zich zorgen maakte over de vrouw. Uit deze notitie blijkt dat de huisarts heeft geconstateerd dat de vrouw psychotisch overkwam in zijn wachtkamer. Om die reden heeft hij contact met het G opgenomen om na te gaan of er al zorgen waren gemeld over het gedrag van de vrouw met betrekking tot F. Uit het voorgaande blijkt dat de man als gevolg van uitspraken die een deskundige heeft gedaan, begrijpelijkerwijs, zijn zorgen heeft aangekaart bij instanties.”

5.16 Het college overweegt dat deze informatie niet relevant is voor de in de onderhavige procedure te beantwoorden vraag of de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en voor de vraag of en welke maatregel moet worden opgelegd. Deze informatie illustreert echter wel de impact die een dergelijke mededeling van een professional kan hebben en onderstreept het belang van het nemen van een zorgvuldig afgewogen beslissing indien sprake is van zorgen of een niet-pluisgevoel.


Slotsom
5.17 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht deels (klachtonderdelen b en d) gegrond is. Het college is van oordeel dat kan worden volstaan met de maatregel van waarschuwing. Daarbij speelt onder meer een rol dat de huisarts heeft verklaard zich te realiseren dat zij toestemming had moeten vragen aan klaagster en eerder haar excuses heeft aangeboden voor het opnemen van contact met de ex-partner van klaagster zonder haar toestemming.

Publicatie
5.18 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere huisartsen hier mogelijk iets van kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

Kostenveroordeling
5.19 Klaagster heeft verzocht de huisarts te veroordelen in de kosten die zij heeft gemaakt in deze procedure. Nu de klacht deels gegrond is verklaard en de huisarts een maatregel wordt opgelegd, ziet het college aanleiding de huisarts in de kosten van de procedure te veroordelen, met inachtneming van artikel 69 lid 5 van de Wet BIG. Die kosten worden – aan de hand van oriëntatiepunten met forfaitaire bedragen – begroot op € 1.966,- (wegens: reiskosten € 25,- en kosten gemachtigde € 1.941,-, uitgaande van 3 punten x
€ 647,- per punt, uitgaande van een gemiddelde zaakszwaarte). Het griffierecht wordt bij een (deels) gegronde klacht door het college terugbetaald.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdelen b en d gegrond;
- legt de huisarts de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de huisarts in de hierboven vastgestelde kosten van klaagster van in totaal
€ 1.966,-;
- veroordeelt de huisarts dit bedrag – nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden – te voldoen op de bankrekening van klaagster, binnen vier weken nadat de gemachtigde van klaagster schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop het bedrag kan worden gestort aan de gemachtigde van de huisarts heeft laten weten;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Medisch Contact en Tijdschrift voor Gezondheidsrecht.


Deze beslissing is gegeven door P.M. de Keuning, voorzitter, K.M. Volker, lid-jurist, G.J. Dogterom, M.C. Wolfs - Smits en A. Medema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025.