ECLI:NL:TGZRAMS:2025:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8461

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:177
Datum uitspraak: 15-07-2025
Datum publicatie: 15-07-2025
Zaaknummer(s): A2025/8461
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Herhaalde tuchtklacht van patiënt tegen psychiater: misbruik van recht. In de kern beoogt klager met deze tuchtklacht een herbeoordeling van een eerder beoordeeld feitencomplex, tegen deze beslissing is beroep ingesteld. Klager wordt niet ontvankelijk verklaard.

A2025/8461

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Voorzittersbeslissing van 11 juli 2025 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
psychiater,
destijds werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de psychiater.

1. De feiten en eerder gevoerde procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 1 mei 2025;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 19 juni 2025.

1.2 Klager heeft een klaagschrift ingediend. De klacht is voorgelegd aan de voorzitter voor de beoordeling van de ontvankelijkheid. De voorzitter heeft kennisgenomen van de klacht die klager eerder tegen deze psychiater heeft ingediend. Deze eerdere klacht is bekend onder zaaknummer A2024/7721. In deze eerder tuchtprocedure verweet klager de psychiater dat zij:
a) het gebruik van lorazepam bij klager niet heeft afgebouwd overeenkomstig de voorschriften van de KNMG;
b) het (gedwongen) gebruik van paliperidon (in depots) bij klager niet heeft afgebouwd zoals wordt voorgeschreven;
c) in haar overdracht van 17 september 2024 heeft verwezen naar delicten die klager niet heeft gepleegd.

1.3 Bij beslissing van 22 april 2025 heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) Amsterdam de eerdere klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: CTG), bekend onder zaaknummer C2025/2812.

1.4 In deze nieuwe tuchtklacht verwijt klager de psychiater - kort gezegd – dat zij valse inlichtingen heeft verstrekt aan de officier van justitie over het gewelddadig verleden van klager, wat heeft geleid tot gedwongen behandeling en opname van klager.

2. De overwegingen
2.1 De voorzitter moet beoordelen of klager in zijn klacht kan worden ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in de klacht. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet inhoudelijk behoeft te worden besproken. Hiervoor is het volgende van belang.

2.2 Hoewel er in het tuchtrecht geen beginsel van concentratie van klachten bestaat, is er een grens aan het aantal in te dienen klachten tegen een zorgverlener. Het klachtrecht op grond van de Wet BIG is een wettelijk recht, maar in uitzonderlijke gevallen mag dit recht worden beperkt. Van een dergelijke uitzondering is (onder andere) sprake als degene die zijn recht uitoefent, in redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen het belang bij die uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad. In dat geval is sprake van misbruik van recht. Het recht, ook het tuchtrecht, behoort bescherming te bieden tegen misbruik van recht (zie bijvoorbeeld artikel 3:13 jo. 3:15 van het Burgerlijk Wetboek en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129). De doelen van het tuchtrecht zijn het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg en de bescherming van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. Het tuchtrecht is niet bedoeld om onbeperkt ruimte te geven aan klagers om hun onvrede over een specifieke zorgverlener telkens opnieuw, in iets andere vorm, maar met op hoofdlijnen dezelfde klachten, aan de orde te stellen.

2.3 De voorzitter moet dan ook afwegen of het belang van klager bij het indienen van de huidige klacht zwaarder moet wegen dan de bescherming van de psychiater tegen herhaalde tuchtklachten. In dit geval komt de voorzitter tot het oordeel dat het belang van klager niet opweegt tegen het belang van de psychiater om te worden beschermd tegen het opnieuw indienen van een tuchtklacht tegen haar over in de kern hetzelfde feitencomplex.

2.4 Hierbij is met name relevant dat in de beslissing van 22 april 2025 expliciet als klachtonderdeel “vermelding delicten” is behandeld en dat in de onderhavige tuchtklacht opnieuw dit verwijt wordt gemaakt. Klager wenst kennelijk niet de beslissing van het CTG af te wachten en dient wederom een klacht in met een andere weergave en andere bewoordingen, die in de kern op hetzelfde neerkomt, namelijk dat hij het niet eens is met de gang van zaken rondom de overdracht van de psychiater van 17 september 2024 met verwijzing naar delicten die klager niet heeft gepleegd.


2.5 De voorzitter is van oordeel dat bij deze stand van zaken de belangen van de psychiater onevenredig worden geschaad. Klager had zich moeten onthouden van het indienen van de onderhavige klacht en een oordeel van het CTG moeten afwachten. Door deze klacht toch in te dienen maakt klager misbruik van recht.

2.6 Daarom is klager kennelijk niet-ontvankelijk in de klacht.

3. De beslissing
Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in de klacht.


Deze beslissing is gegeven op 11 juli 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, bijgestaan door M.A. Valé, secretaris.