ECLI:NL:TGZRAMS:2025:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7528

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:133
Datum uitspraak: 23-05-2025
Datum publicatie: 23-05-2025
Zaaknummer(s): A2024/7528
Onderwerp:
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
  • Onvoldoende informatie
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster heeft bij de tandarts een keramisch implantaat laten plaatsen. Dat is niet goed gegaan, omdat kort daarna al bleek dat er een ontsteking is ontstaan van het bot rondom het implantaat. Klaagster heeft (meerdere) keren haar medisch dossier opgevraagd in verband met een second opinion. Klaagster en de tandarts hebben discussie over de behandeling en de kosten gehad, waarna wegens verstoorde verhoudingen de behandelrelatie door de tandarts is beëindigd. Klaagster heeft een aantal klachten geformuleerd over onder meer het ontbreken van informed consent, de behandeling en de inrichting van het patiëntendossier. Het college overweegt dat de tandarts toch is meegegaan in de wens van klaagster om een keramisch implantaat te plaatsen, wat op zich kan maar dan had klaagster wel goed voorgelicht moeten worden welke risico’s daaraan kleefden. Hiervoor biedt de patiëntenkaart geen aanknopingspunten en klaagster heeft uitdrukkelijk weersproken dat zij adequaat is voorgelicht. Daarnaast overweegt het college dat de tandarts bij de behandeling zelf niet heeft gehandeld volgens de beroepsnomen. Tot slot stelt het college vast dat het patiëntendossier niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Het college verklaart drie klachtonderdelen gegrond en legt de tandarts een waarschuwing op.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 23 mei 2025 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: C, echtgenoot van klaagster,


tegen


D,
tandarts,
destijds werkzaam in E,
verweerster, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam.


1. De zaak in het kort


1.1 Klaagster heeft bij de tandarts een keramisch implantaat laten plaatsen. Dat is niet goed gegaan, omdat kort daarna al bleek dat er een ontsteking is ontstaan van het bot rondom het implantaat. Klaagster heeft (meerdere) keren haar medisch dossier opgevraagd in verband met een second opinion. Klaagster en de tandarts hebben discussie over de behandeling en de kosten gehad, waarna wegens verstoorde verhoudingen de behandelrelatie door de tandarts is beëindigd. Klaagster heeft een aantal klachten geformuleerd over onder meer het ontbreken van informed consent, de behandeling en de inrichting van het patiëntendossier.


1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de tandarts hiervoor een waarschuwing op. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure


2.1
Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 9 augustus 2024;
- het verweerschrift;
- de producties 1-4 behorende bij het verweerschrift;
- het proces-verbaal van het op 4 februari 2025 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de e-mail van de gemachtigde van klaagster van 3 maart 2025 met foto’s;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 3 maart 2025 met röntgenfoto’s (op usb-stick);
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 8 april 2025 met productie 5.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2025. Klaagster is met haar echtgenoot verschenen. De tandarts is per videoverbinding verschenen; haar gemachtigde is ter zitting verschenen. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van klaagster heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overgelegd.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 Klaagster heeft de ziekte van F, een auto-immuunziekte.

3.2 De tandarts was in 2022 werkzaam in een eigen solopraktijk. Zij noemt zich een ‘integrale tandarts’ en wat betreft de implantologie werkte zij met alleen keramische implantaten.

3.3 Op 17 november 2022 heeft klaagster zich per e-mail tot de tandarts gewend, waarin zij onder meer vertelt dat zij een auto-immuunziekte heeft en dat het haar missie is om deze ziekte in remissie te krijgen. Zij heeft onder meer geleerd over zware metalen in het lichaam en de langetermijneffecten op het immuunsysteem. Zij heeft daarom de volgende vraag:
“Ik ben zo benieuwd hoe een holistische/biologische tandarts hiernaar kijkt. Of hij of zij mij kan adviseren in de keuze voor een nieuw implantaat en/of er iets gedaan moet/kan worden aan de nog metalen in mijn mond. Maar ook een tandarts die verder kijkt en eventueel samen met mij een behandelplan kan opstellen.”

3.4 Op 15 december 2022 kwam klaagster voor de eerste keer op consult bij de tandarts; er is toen een uitvoerige anamnese afgenomen. Het behandelplan was het plaatsen van een keramisch implantaat ter opvulling van het diasteem 15. Klaagster had de wens dat dit zo spoedig mogelijk zou gebeuren.

3.5 Op 6 februari 2023 vond een telefonisch consult plaats. Klaagster gaf aan dat zij prioriteit wilde voor het implantaat op element 15. Hiervoor heeft de tandarts een begroting gestuurd.

3.6 Op 9 maart 2023 is een onderzoek gedaan ten behoeve van de indicatiestelling voor de implantologische behandeling. Op 17 maart 2023 is onderzoek verricht ten behoeve van de uitvoering van de implantologische behandeling.

3.7 Op 20 maart 2023 vond de behandeling plaats en is een keramisch implantaat geplaatst, locatie 15.

3.8 Op zaterdag 1 april 2023 heeft klaagster via een (nood)sms contact gezocht met de tandarts. Klaagster is die ochtend om 11 uur naar de praktijk gekomen voor een spoedconsult. Klaagster had heel veel last gehad van het implantaat. De tandarts heeft het implantaat verwijderd, het bot schoongemaakt en het ontstoken granulatie weefsel
verwijderd. Tijdens het schoonmaken bleek er zwart tandsteen aanwezig te zijn op het buurelement 16. Er was een ontsteking ontstaan van het bot rondom het implantaat. Diezelfde middag heeft klaagster de foto’s opgevraagd, die door de tandarts direct zijn doorgemaild.


3.9 Op 3 april 2023 heeft klaagster haar patiëntendossier opgevraagd in verband met een second opinion. Dit verzoek heeft klaagster herhaald op 5 april 2023; er is die dag meerdere keren gemaild tussen partijen.

3.10 Op 7 april 2023 heeft de tandarts het patiëntendossier aan klaagster gemaild.

3.11 Op 8 april 2023 is de CBCT-scan via de post aan klaagster gezonden.

3.12 Op 8 april 2023 is er eveneens e-mailcontact geweest tussen klaagster met haar echtgenoot en de tandarts. Hierop zijn vervolgcontacten per e-mails van 11 april, 12 april, 24, 25 en 26 april 2023.

3.13 Op 21 mei 2023 heeft de tandarts de gecompleteerde patiëntenkaart naar klaagster gemaild.

3.14 Op 26 mei 2023 heeft de tandarts per e-mail bericht dat de behandelrelatie is geëindigd wegens een verstoorde relatie.

3.15 Op 24 februari 2024 heeft klaagster een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Deze klachtprocedure is inmiddels afgerond.


4. De klacht en de reactie van de tandarts


4.1 Klaagster heeft vijf klachtonderdelen geformuleerd, die zijn onderverdeeld in sub-klachtonderdelen.
1. Er is onvoldoende informatie gegeven over de behandeling (de aandoening, de behandeling, de gevolgen en risico’s, eventuele alternatieven, geen informed consent);
2. Er is een onjuiste verklaring en/of onjuist patiëntendossier afgegeven (recht op inzage/afschrift, recht op rectificatie, recht op toevoegen verklaring patiënt);
3. Er is sprake van grensoverschrijdend gedrag (wijze en toon van communiceren, dreigend, eenzijdig behandelrelatie opgezegd, nooit gevraagd hoe het met klaagster ging);
4. Er is sprake van een verkeerde diagnose en/of onjuiste behandeling;
5. Er is ten onrechte een declaratie gestuurd.

4.2 De tandarts betreurt hoe de situatie verlopen is. Zij heeft medio 2024 haar praktijkvoering overgedragen aan twee collega-tandartsen en zij woont en werkt (in loondienst) op dit moment in het buitenland. Zij heeft van deze casus zeker geleerd. Zij verzoekt het college de klachten ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.


Informed consent en behandeling (klachtonderdeel 1)
5.2 Voorop staat dat hier sprake was van een complexe behandeling van klaagster die een auto-immuunziekte heeft en daardoor ook kwetsbaarder is voor ontstekingen. Het had dan ook in ieder geval op de weg van de tandarts gelegen om klaagster een goede en begrijpelijke uitleg te geven over het verschil tussen een keramisch implantaat en een titanium implantaat (waarvoor klaagster ook geschikt was volgens het onderzoek van een natuurgeneeskundig therapeut). In het patiëntendossier (versie 1, daarover straks meer) staat (onder 15 december 2022) weliswaar aangegeven dat de behandelopties uitgebreid zijn besproken maar niet wát er is besproken. In ditzelfde patiëntendossier staat opgenomen (onder dezelfde datum) dat een implantaat is overwogen, maar vanwege de ontstekingsgevoeligheid is dat door de tandarts, in samenspraak met een collega-implantoloog, ontraden. Toch gaat de tandarts mee in de wens van klaagster om een keramisch implantaat te plaatsen. Dat kan op zich, maar dan had klaagster wel goed voorgelicht moeten worden welke risico’s daaraan kleefden. Hiervoor biedt de patiëntenkaart geen aanknopingspunten en klaagster heeft uitdrukkelijk weersproken dat zij adequaat is voorgelicht. Dit klachtonderdeel slaagt.

De behandeling zelf (klachtonderdeel 4)
5.3 De tandarts heeft ervoor gekozen om een keramisch implantaat te plaatsen op locatie 15 en heeft die behandeling uitgevoerd op 20 maart 2023. Wat de behandeling exact heeft ingehouden is niet (goed) af te leiden uit de patiëntenkaart, omdat er twee versies zijn die van elkaar verschillen. Wat wel overeenkomt is dat klaagster direct pijn had bij het indraaien van het implantaat. In versie 1 van de patiëntenkaart staat opgenomen dat er, na een solo(foto), geen interferentie was met de sinus met ‘min 3-4 mm afstand’. Dit laatste staat weer niet opgenomen in versie 2. In versie 1 staat opgenomen dat de verdoving werkzaam was en in versie 2 staat opgenomen dat klaagster pijn bleef houden ondanks verdoving. Wat verder opvalt is dat de tandarts heeft gekozen voor een implantaat met lengte 10 mm en dat ze gestopt is met prepareren op 9 mm. Waarom dat zo is gedaan kon de tandarts ter zitting niet goed uitleggen of verklaren, behalve dat ze bang was in de sinus uit te komen. Mede hierdoor is te verklaren dat met het indraaien van het implantaat te forse kracht is gebruikt met als mogelijk gevolg een fractuur van de buccale botlamel. Ook kon ter zitting niet worden toegelicht dat het implantaat “op maat” is gemaakt en dat er dan toch bij de uitvoering van de behandeling twijfel over de lengte van het implantaat
was. Wat tot slot opvalt is dat de tandarts geen antibioticum heeft aangeboden aan klaagster. Gelet op het feit dat klaagster een hoger risico heeft op ontstekingen had de tandarts dat in ieder geval wel moeten doen.

5.4 Na tien dagen (1 april 2023) is klaagster teruggekomen bij de tandarts (spoedconsult) omdat zij veel last had van het implantaat, zich zorgen maakte en zich niet goed voelde. Ook hier verschillen versie 1 en versie 2 van de patiëntenkaart. Wat wel overeenkomt is dat er forse ontsteking rond het implantaat was (buccaal rubor), dat op de solo botverlies zichtbaar was en dat er zwart tandsteen op het buurelement 16 werd gezien. De tandarts heeft toen het implantaat verwijderd en het bot schoongemaakt.

5.5 Gelet op de eigen bevindingen van het college en wat de tandarts vertelde over de behandeling, gelezen in samenhang met de twee versies van de patiëntenkaarten, oordeelt het college dat de tandarts niet heeft gehandeld volgens de beroepsnormen. Dit klachtonderdeel slaagt dan ook.

Het patiëntendossier (klachtonderdeel 2)
5.6 Een BIG-hulpverlener, zoals de tandarts, behoort een patiëntendossier in te richten volgens de regels van artikel 7:454 lid 1 BW. Dit komt er kort gezegd op neer dat de BIG-hulpverlener het dossier zo inricht dat de aantekeningen over de behandeling van de patiënt duidelijk zijn ook voor een eventuele opvolgende hulpverlener. Zoals hiervoor al is weergegeven zijn er twee versies van de patiëntenkaart, wat op zich al heel verwarrend is. Uit de verklaring van de tandarts begrijpt het college dat zij een en ander heeft willen verduidelijken in het patiëntendossier. Op zich is dat toegestaan, maar dan moet wel duidelijk uit het patiëntendossier blijken wat de originele versie is en wat daaraan is toegevoegd. Dat is hier niet gebeurd, er zijn in de tweede versie zelfs hele stukken weggelaten. Daarmee is niet alleen voor de patiënt maar ook voor een opvolgend hulpverlener onduidelijk wat er nu precies is verteld en wat er precies heeft plaatsgevonden. Verder kan het college hierover kort zijn: het patiëntendossier voldoet niet aan de hierboven weergegeven wettelijke vereisten. Het klachtonderdeel is gegrond.

Grensoverschrijdend gedrag (communicatie) en de declaratie (klachtonderdelen 3 en 5)
5.7 Duidelijk is wel dat de communicatie na het spoedconsult over het patiëntendossier niet goed is verlopen. Te lezen valt dat de tandarts geprobeerd heeft te de-escaleren door tegemoet te komen aan de wensen van klaagster en haar echtgenoot over de toezending van het patiëntendossier en te lezen valt ook dat klaagster en haar echtgenoot een felle toon aanslaan (waarbij het college in het midden laat of dat begrijpelijk en/of terecht is). Door de tandarts is geprobeerd om een gesprek aan te gaan, maar dat wilde klaagster niet. Kortheidshalve verwijst het college naar hetgeen hierover is gezegd tijdens het mondeling vooronderzoek op 4 februari 2025. Het mislopen van de communicatie kan niet alleen aan de tandarts worden verweten (zij betoonde ook spijt over enige opmerkingen die zij had gemaakt), aangezien ook klaagster en haar echtgenoot hier een rol in speelden. De beëindiging van de behandelrelatie is ongelukkig en onduidelijk verlopen; de tandarts begreep van klaagster dat zij niet meer door haar behandeld wilde worden en dat zij al een andere tandarts had. Begrijpelijk is dan dat, gezien een eerdere poging om met elkaar in gesprek te gaan, de tandarts niet andermaal heeft aangeboden om in gesprek te gaan over het einde van de behandelrelatie. Dit klachtonderdeel slaagt niet.


5.8 Wat betreft de toezending van de declaratie heeft de tandarts tijdens het mondeling vooronderzoek verteld dat zij eerst in de e-mail van 11 april 2023 had toegezegd geen factuur te sturen, maar dat haar adviseurs er later op wezen dat dat wel moest omdat ook als een behandeling niet goed is (af)gelopen er een factuur kan worden gezonden. De kosten voor het spoedconsult heeft de tandarts niet in rekening gebracht, zo vertelde zij. Deze wijze van handelen heeft wellicht voor verwarring gezorgd bij klaagster, maar het is onvoldoende grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Slotsom
5.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de onderdelen 1, 2 en 4 gegrond zijn en klachtonderdelen 3 en 5 ongegrond.

Maatregel
5.10 Uit de stukken, het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek en de zitting zelf blijkt dat de tandarts zich de gang van zaken heeft aangetrokken en dat zij hieruit lering heeft getrokken. Zij heeft meerdere malen haar spijt betoond tegenover klaagster en haar echtgenoot. Zij heeft zich toetsbaar opgesteld. Zij heeft er ook voor gekozen om geen solopraktijk meer te voeren, maar in loondienst te gaan werken met meerdere collega’s. De tandarts is niet eerder met het tuchtrecht in aanraking gekomen. Gezien deze omstandigheden volstaat het college met een waarschuwing.

6.
De beslissing

Het college:
- verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond;
- legt de tandarts de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, M.M. van ‘t Nedereind, lid-jurist,
H.W. Luk, H.C. van Renswoude en R.C.M. van Gorp, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.