ECLI:NL:TGZRAMS:2025:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7545

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:131
Datum uitspraak: 23-05-2025
Datum publicatie: 23-05-2025
Zaaknummer(s): A2024/7545
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De klacht hangt samen met zaak A2024/7544. Klager klaagt namens zijn overleden vader over een behandeling in de tandartspraktijk waar de tandarts werkzaam is, waarbij een nabloeding is ontstaan. Ook vindt hij het onzorgvuldig dat hij en zijn familie zijn uitgeschreven bij de tandartspraktijk nadat zijn broer een negatieve review op internet heeft geplaatst. Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is, maar dat de tandarts geen verwijt kan worden gemaakt van de klachtonderdelen die gaan over de behandeling van de vader van klager omdat de tandarts daar niet bij betrokken is geweest. Ten aanzien van de beëindiging van de behandelingsovereenkomst isde klacht gegrond. Het college komt tot het oordeel dat de tandarts de behandelrelatie niet conform de regels heeft beëindigd, omdat onvoldoende is gebleken dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de relatie te herstellen. Het college bepaalt dat er geen maatregel wordt opgelegd.

A2024/7545
Beslissing van 23 mei 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 23 mei 2025 op de klacht van:


A,
wonende in B, klager,

tegen

C,
tandarts,
werkzaam in B,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. K. Zeylmaker, werkzaam in Rotterdam.


1. De zaak in het kort

1.1 Klager klaagt namens zijn overleden vader over een behandeling in de tandartspraktijk waar de
tandarts werkzaam is, waarbij een nabloeding is ontstaan. Ook vindt hij het onzorgvuldig dat hij en
zijn familie zijn uitgeschreven bij de tandartspraktijk nadat zijn broer een negatieve review op
internet heeft geplaatst.

1.2 De tandarts vindt dat klager niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden in zijn klacht
namens de vader. De tandarts is zelf bij die behandeling niet betrokken geweest. Hij heeft wel een
rol gehad bij het uitschrijven van klager en zijn broer bij de tandartspraktijk. Achteraf gezien
vindt hij dat hij die situatie beter anders had kunnen aanpakken.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is, maar dat de tandarts geen
verwijt kan worden gemaakt van de klachtonderdelen die gaan over de behandeling van de vader van
klager omdat de tandarts daar niet bij betrokken is geweest. Ten aanzien van de beëindiging van de
behandelingsovereenkomst is de klacht gegrond. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure
is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 augustus 2024;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage;
- het e-mailbericht van klager van 17 oktober 2024, met bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- de brief van de tandarts van 10 februari 2025, met reactie op het aanvullend klaagschrift.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Omdat klager dat niet wenste,
heeft er geen mondeling vooronderzoek plaatsgevonden.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2025. Klager is verschenen,
vergezeld door zijn broer D die de klachten van klager onderschrijft. De tandarts is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De
gemachtigde van de tandarts heeft een pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere
partij overhandigd.

2.4 Klager heeft dezelfde klachten ingediend tegen de vader van de tandarts, die zelf ook
tandarts is. Zij voeren samen een praktijk. Die klacht is bekend onder nummer A2024/7544. Beide
klachten zijn tegelijkertijd op de zitting van 11 april 2025 behandeld. In die zaak doet het
college ook vandaag uitspraak.

3. Wat is er gebeurd?

3.1 De tandarts heeft samen met (onder andere) zijn vader, die ook tandarts is, een
tandartspraktijk in B. De vader van klager, geboren in 1962, is in 2000 ingeschreven als patiënt in
de tandartspraktijk. Ook de moeder, broer en zus van klager en hijzelf zijn als patiënt
ingeschreven geweest in de tandartspraktijk.

3.2 In juni 2020 was de vader van klager op consult bij de vader van de tandarts (hierna: de
behandelend tandarts). Er werd besloten dat er een volledige immediaat bovenprothese zou worden
gemaakt. Op 14 juli 2020 heeft de behandelend tandarts de nog aanwezige tanden en kiezen getrokken
en is de prothese geplaatst. Die nacht heeft de vader van klager de spoedeisende hulp van het
ziekenhuis bezocht in verband met een nabloeding. Op 15 juli 2020 om 07:30 uur heeft de behandelend
tandarts de wonden in de mond gehecht, waarna de bloedingen stopten.

3.3 Op 15 juli 2020 stuurde klager een e-mailbericht naar de tandartspraktijk waarin hij zich
beklaagt over de bloeding bij zijn vader. Hij schrijft onder meer dat er een medische fout is
gemaakt, omdat zijn vader niet meteen is gehecht, dat er geen goede nazorg was, dat hij boos is
over hoe hij telefonisch te woord is gestaan en dat hij juridische actie zal gaan ondernemen. De
behandelend tandarts heeft dezelfde dag in een e-mailbericht uitleg gegeven over de situatie,
waarop klager heeft gereageerd. Hij was nog steeds ontevreden. De tandarts heeft vervolgens
telefonisch contact opgenomen met klager.

3.4 De vader van klager heeft in 2020 nog twee consulten gehad in de tandartspraktijk. Daarna is
de vader van klager niet meer bij de tandartspraktijk geweest.

3.5 Omstreeks eind juli 2020 heeft de broer van klager (D) een review op Google geschreven,
waarin hij onder meer schrijft (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven): ‘Ik
ben al heel lang cliënt van deze tandarts en ben laatst bij deze tandarts geweest en was netjes op
tijd en het liep uit ongeveer 10 a 15min niet erg, maar ik vind dat een tandarts wel tenminste moet
zeggen van ja excuses het loopt een beetje uit,maar goed niet gebeurd niet erg ik sprak hem hierop
aan en we hadden een woordenwisseling en hij deed emotioneel,als tandarts moet je professioneel
zijn. Bovendien gebeurd is gebeurd daar zet je een punt achter en eindstand hoor ik van mijn zusje
dat ik arrogant ben volgens de tandarts,nadat we dit allang achter ons hadden gelaten en ,dus
vandaar deze rating een dikke 0 voor niet professioneel zijn en emotioneel zijn. (…)’

3.6 In januari 2021 heeft klager een review op Google geschreven, waarin hij onder meer schrijft:
‘Mijn vader heeft een kunstgebit Laten zetten in dit praktijk bij [de behandelend tandarts]. De
behandeling is verkeerd gegaan. Hij had veel bloedverlies uit zijn mond na de behandeling wat maar
niet stopte. We zijn hier erg van geschrokken. Mijn vader heeft hartklachten en werd duizelig. We
zijn in de nacht naar de eerste hulp moeten rijden. Die kon niks doen uieindelijk 15 uur later is
zijn bloedende mond weer dicht gehecht en de ziekenhuis zei ons dat zijn tandvlees gescheurd was
dus heeft [de behandelend tandarts] zijn werk niet nauwkeurig gedaan. Ik had hiervoor een
assistente aan de lijn. Ze nam me niet serieus en ging respectloos door me heen praten. Ook
probeerde deze praktijk alle schuld op mijn vader te schuiven terwijl het [de behandelend tandarts]
is die hem heeft behandeld. na een review te hebben gezet werden andere familieleden lastig
gevallen die niks hiermee te maken hebben. door [de tandarts] ,Hij dreigde en stalkte op een boze
manier om de review weg te halen. Mijn vader besloot toch verder te gaan bij ze. (…) Mijn broer is
uitgeschreven door hun alleen om dat hij hier kritiek op had uiteindelijk Hele familie
uitgeschreven. Dit is mijn eindreview. Hierbij een waarschuwing worden ik of mijn familie door deze
review wat waarheid is lastig gevallen /gebeld doe ik aangifte bij de politie wegens stalking
verspil jullie moeite ook niet want niks gaat ervoor zorgen dat deze review weggaat. Wij staan dus
niet open voor contact (…). En dit mag iedereen zien hoe belachelijk slecht jullie zijn ik weet 100
procent dat jullie fout waren maar wou hier niet juridisch achter aan gaan.’

3.7 Op de patiëntenkaart van de broer van klager staat onder ‘notities’ genoteerd: ‘(27- 08-2020)
Na zeer negatieve review op Google Juli/Aug 2020 is meneer niet meer welkom in onze praktijk. Dus
uitgeschreven per vandaag. (…)’.

3.8 Op de patiëntenkaart van klager staat bij 7 september 2020 genoteerd: ‘Na nabloeding van
totaalextractie-behandeling vader is meneer erg onaardig geworden, zowel telefonisch als per email,
heeft gezegd niet meer te willen terugkeren. Ondanks proberen

rustig uit te leggen telefonisch niet tot rede vatbaar. Advies is bezoek andere TA.’

3.9 De vader van klager heeft in februari 2021 implantaten en een brug laten plaatsen in
E. Hij is niet meer teruggegaan naar de tandartsenpraktijk,

3.10 De vader van klager is overleden op 23 juli 2024.

4. De klacht en de reactie van de tandarts

4.1 Klager verwijt de tandarts (samengevat) dat:
a) er onzorgvuldig is gehandeld bij de behandeling van zijn vader. De wonden in de mond zijn ten
onrechte niet meteen gehecht, waardoor er een nabloeding is ontstaan;
b) de nabloeding en het alsnog hechten niet op de patiëntenkaart van zijn vader zijn genoteerd;
c) de tandartspraktijk na de behandeling telefonisch niet bereikbaar was;
d) hij en zijn familie zijn uitgeschreven uit de tandartspraktijk, en;
e) hij en zijn familie telefonisch zijn lastig gevallen, gechanteerd en bedreigd om de reviews in
te trekken.

4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht
dus niet inhoudelijk te behandelen voor zover het gaat om de klacht over de behandeling van de
vader van klager. Alleen de laatste twee klachtonderdelen gaan over het handelen van de tandarts
zelf. De tandarts vindt achteraf gezien dat het uitschrijven uit de praktijk niet is gegaan zoals
het zou moeten. Verder vindt hij de klacht ongegrond.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid
5.1 In artikel 65 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(hierna: Wet BIG) is bepaald dat een klacht kan worden ingediend door een rechtstreeks
belanghebbende. Volgens vaste tuchtrechtspraak kan een nabestaande van een overleden patiënt ook
rechtstreeks belanghebbende zijn. Het klachtrecht van die nabestaande is geen eigen klachtrecht,
maar een klachtrecht dat is afgeleid van de in het algemeen veronderstelde wil van de patiënt. Het
gaat er dus om of degene die klaagt de veronderstelde wil van de overleden patiënt uitdrukt. Het is
niet de taak van de tuchtrechter om ambtshalve te onderzoeken of een nabestaande met zijn klacht de
wil van de overleden patiënt vertegenwoordigt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die
aanleiding geven om daaraan te twijfelen. De tandarts vindt dat die bijzondere omstandigheden
aanwezig zijn, omdat de vader van klager juist zijn dankbaarheid over de behandeling heeft geuit.
De vader is bovendien pas vier jaar na de behandeling overleden en heeft al die tijd geen klacht ingediend, terwijl daar dus voldoende tijd voor was.

5.2 Het college volgt de tandarts hierin niet. De tandarts en klager verschillen van mening over
of de vader van klager tevreden was over de behandeling. Hierover is niets vastgelegd. Het enkele
tijdsverloop is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de vader van klager geen klacht heeft
willen indienen. Het college gaat er daarom van uit dat klager de wil van zijn vader naar voren
brengt. Hij is ontvankelijk in zijn klacht. Het college zal de klacht daarom inhoudelijk bespreken.

De criteria voor de verdere beoordeling
5.3 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de tandarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Hierbij geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor
hun eigen handelen.

Klachtonderdelen a, b en c) de behandeling op 14 juli 2020, de dossiervoering en de telefonisch
bereikbaarheid

5.4 Deze klachtonderdelen gaan over en hangen samen met de behandeling van de vader van klager.
De behandeling is uitgevoerd door de behandelend tandarts, verweerder in de zaak A2024/7544. Omdat
het in het tuchtrecht gaat om persoonlijke verwijtbaarheid en de tandarts zelf op deze onderdelen
geen verwijt wordt gemaakt, zijn deze klachtonderdelen ongegrond.

Klachtonderdeel d) het uitschrijven als patiënt bij de tandartspraktijk
5.5 Klager en zijn broer beklagen zich erover dat zij en de rest van hun gezin zijn uitgeschreven
bij de tandartspraktijk na hun boze e-mailberichten en negatieve reviews. Uit hun toelichting
blijkt dat zij hierover contact hebben gehad met de tandarts.

5.6 De tandarts heeft naar voren gebracht dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met klager
en zijn broer naar aanleiding van het e-mailbericht en de review van de broer van klager. Dat
telefoongesprek verliep niet prettig en de tandarts begreep, net als de praktijkassistente eerder,
dat de broers niet meer tevreden waren en dat zij niet langer patiënt van de praktijk wilden zijn.
Daarom is na intern overleg besloten om hen uit te schrijven. Achteraf ziet hij in dat van een
zorgverlener in een dergelijke situatie meer verwacht mag worden.

5.7 Het college richt zich bij de beoordeling op het uitschrijven van klager en zijn broer als
patiënt. Dat de vader van klager als patiënt is uitgeschreven, blijkt nergens uit. Hij is ook nog
behandeld door de behandelend tandarts nadat klager en zijn broer zijn uitgeschreven. Dat de moeder
en zus van klager zijn uitgeschreven als patiënt is evenmin onderbouwd en bovendien blijkt nergens
uit dat klager gemachtigd is om namens hen een klacht in te dienen.

5.8 Het college betrekt bij haar beoordeling de KNMT-handleiding Niet aangaan of beëindigen
behandelingsovereenkomst1. Deze handleiding is uit 2023 en bestond dus nog niet ten tijde van de
feiten in deze zaak, maar de handleiding vervangt de toen geldende ‘notitie beëindigen of
niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst’ uit 2012 en vertaalt de wet- en regelgeving en
(tucht-)rechtspraak over dit onderwerp. De materiële normen die in de handleiding zijn neergelegd,
maakten dan ook in 2020 al onderdeel uit van de beroepsnormen en professionele standaarden van de
tandarts.

5.9 Uit de e-mailberichten en reviews van klager en zijn broer (zie randnummers 3.6, 3.8 en 3.9)
blijkt dat zij zeer ontevreden waren over de tandarts, de behandelend tandarts en de praktijk.
Tijdens de zitting hebben zij allebei gezegd dat zij in de telefoongesprekken met de tandarts ook
hebben gezegd dat zij geen vertrouwen meer in hen hadden. In die zin komt de vraag op of hier
daadwerkelijk sprake is van een eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst. Met
partijen en gelet op de vermelding op de patiëntenkaarten, gaat het college ervan uit dat dat de
behandelrelatie door de tandarts eenzijdig is beëindigd.

5.10 Een eenzijdige beëindiging van de behandelingsovereenkomst door een tandarts is alleen
toegestaan als er sprake is van gewichtige redenen. Grensoverschrijdend gedrag van de patiënt,
waaronder ook kan vallen zich herhaaldelijk zeer negatief uitlaten, kan een gewichtige reden zijn.
Het is dan echter wel eerst de verantwoordelijkheid van de tandarts om te proberen de relatie te
herstellen. Pas als de patiënt desondanks doorgaat met het grensoverschrijdende gedrag, kan de
tandarts de behandelingsovereenkomst beëindigen. Daarbij moet hij zorgvuldigheidseisen in acht
nemen. Zo moet hij de patiënt herhaaldelijk waarschuwen en proberen om de relatie te herstellen,
bij voorkeur in een persoonlijk gesprek. De handleiding beveelt aan om dat gesprek en de
beëindiging schriftelijk te bevestigen. Ook moet een patiënt een redelijke termijn worden gegeven,
onder meer om de patiënt in staat te stellen een andere zorgverlener te vinden.

5.11 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts de behandelrelatie niet conform de regels
heeft beëindigd, omdat onvoldoende is gebleken dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de
relatie te herstellen. Hij heeft naar aanleiding van de e-mailberichten van klager en de review van
de broer van klager telefonisch contact met beiden opgenomen en hij heeft toegelicht dat het zijn
doel was om te bespreken wat hun dwars zat. Die telefoongesprekken verliepen, daar is iedereen het
over eens, onaangenaam, waarna de tandarts na intern overleg heeft besloten om klager en zijn broer
uit te schrijven als patiënt bij de tandartspraktijk. De tandarts had echter, wellicht na een korte
afkoelingsperiode, opnieuw kunnen proberen om contact op te nemen om alsnog in gesprek te raken.
Het klachtonderdeel is daarom gegrond.

Klachtonderdeel e) de communicatie na de reviews
5.12 Klager zegt dat hij en zijn broer door de tandarts telefonisch zijn lastig gevallen,
gechanteerd en bedreigd om de reviews in te trekken. De tandarts betwist dit. Hij voert aan dat hij
klager en zijn broer heeft gebeld om de klachten te bespreken, maar dat hij nooit heeft gevraagd om
de reviews weg te halen en al helemaal niet heeft gedreigd met juridische stappen als zij dat niet
zouden doen.

5.13 Het college stelt voorop dat de tandarts juist heeft gehandeld door na de boze
e-mailberichten en de reviews contact op te nemen met klager en zijn broer om in gesprek te gaan
over wat hen dwars zat. Beide partijen zijn het erover eens dat deze telefoongesprekken onaangenaam
zijn verlopen, maar zij verschillen van mening over wat er tijdens dat gesprek door de tandarts is
gezegd. Het college overweegt dat verwijten over inhoud en wijze van (mondelinge) communicatie zich
moeilijk op hun juistheid laten beoordelen door het college, omdat het het woord van de een tegen
de ander is. Het is vaak de toon die de muziek maakt en die toon is aan derden niet (goed) over te
brengen. Nu de gesprekken enkel tussen de tandarts en klager en zijn broer hebben plaatsgevonden
kan – gelet op de betwisting door de tandarts – niet worden vastgesteld dat de tandarts klager en
zijn broer heeft gevraagd om de reviews weg te halen, of dat hij heeft gezegd anders juridische
stappen te ondernemen. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat aan het woord van klager en
zijn broer minder geloof wordt gehecht dan aan dat van de tandarts, maar op de omstandigheid dat
voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is eerst moet
worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen. Nu het college deze feiten niet kan
vaststellen, kan niet worden geconcludeerd dat de tandarts in dit kader tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld.

Slotsom
5.14 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat het klachtonderdeel over het uitschrijven als patiënt
bij de tandartspraktijk gegrond is en de andere klachtonderdelen ongegrond zijn.

Maatregel
5.15 Omdat de klacht deels gegrond is, moet het college oordelen of een maatregel moet worden
opgelegd. Het college oordeelt dat de tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld bij het beëindigen van
de behandelingsovereenkomst met klager en zijn broer. Klager en zijn broer hebben ook een aandeel
in de gang van zaken op dit punt, maar van de tandarts had gelet op zijn professionele
verantwoordelijkheid als zorgverlener een extra stap verwacht mogen worden om tot een verbetering
van de situatie te komen. Omdat de tandarts ten aanzien van dat klachtonderdeel heeft getoond in te
zien dat hij hier beter anders had kunnen handelen en gelet op de geringe zwaarte van dit
klachtonderdeel in verhouding tot de andere klachtonderdelen, is het college van oordeel dat kan
worden volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.


6. De beslissing

Het college:
- verklaart klachtonderdeel d gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, M.M. van ‘t Nedereind, lid-jurist,
H.W. Luk, H.C. van Renswoude en R.C.M. van Gorp, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.