ECLI:NL:TGZCTG:2025:90 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2543
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:90 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-05-2025 |
Datum publicatie: | 27-05-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2543 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | De psychiater werkt als psychiater in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van een Penitentiaire Inrichting (PI). Klager is hier in 2017 en 2021 opgenomen geweest. Klager verwijt de psychiater dat aan hem in april 2017 en januari 2021 dwangmedicatie is toegediend zonder de juiste medische indicatie, aanleiding en criteria. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2543 van:
A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
Tegen
C., destijds werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Hilversum,
hierna: de psychiater.
1. Kern van de zaak
De psychiater werkt sinds 2012 als psychiater in het E. (E.) van de F (F) in D. Klager is hier in 2017 en 2021 opgenomen geweest. Klager verwijt de psychiater dat aan hem in april 2017 en januari 2021 dwangmedicatie is toegediend zonder de juiste medische indicatie, aanleiding en criteria. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en zal het beroep van klager verwerpen.
2. Verloop van de procedure in beroep en leeswijzer
2.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing in raadkamer van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle van 25 juni 2024 met nummer Z2023/6631 (ECLI:NL:TGZRZWO:2024:75). De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 mei 2025. De psychiater was daar met zijn gemachtigde aanwezig. Klager was aanwezig via een videoverbinding. Klager heeft een pleitnota voorgelezen. Deze pleitnota heeft klager na de zitting per post aan het Centraal Tuchtcollege toegezonden. Het Centraal Tuchtcollege heeft de pleitnota op 12 mei 2025 ontvangen. De pleitnota is toegevoegd aan het dossier van het Centraal Tuchtcollege.
2.3 Het Centraal Tuchtcollege herhaalt hierna in paragraaf 3 de inhoud van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. In paragraaf 4 legt het Centraal Tuchtcollege uit waarom het tot het oordeel komt dat het beroep ongegrond is. Omdat het Centraal Tuchtcollege zich vrijwel geheel kan vinden in de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege is deze uitleg beknopt.
3. Het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“3. De feiten
3.1 De psychiater werkt sinds 2012 als psychiater in het E. (E.) van de F. (F.) in D.
3.2 Klager is hier voor het eerst in maart 2017 opgenomen. Hij verbleef op dat moment in detentie vanwege paranoïde psychotische symptomen. Op 25 april 2017 heeft de psychiater klager gesproken en de directeur geadviseerd om b-dwangbehandeling toe te passen. Het advies aan de directeur en een “Mededeling b-behandeling (art. 58 lid 1 Pbw, artikel 46d onder b Pbw)” maken onderdeel uit van het dossier. Na toepassing van dwangmedicatie en nadat klager na enige tijd tabletten wilde innemen, is de dwangbehandeling na twee weken niet verlengd en heeft klager een periode vrijwillig medicatie genomen.
3.2 Op 14 januari 2021 werd klager wederom in het E, opgenomen. Bij opname was sprake van een ernstige psychotische stoornis. Een gesprek met klager was niet mogelijk. De psychiater heeft klager beoordeeld en wederom geadviseerd om b-dwangbehandeling toe te passen. Ook hiervan maken het advies aan de directeur en een “Mededeling b-behandeling (art. 58 lid 1 Pbw, artikel 46d onder b Pbw)” onderdeel uit van het dossier. Omdat klager ook deze keer goed op de medicatie reageerde, werd het dwangtraject na twee weken niet verlengd.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat aan hem in april 2017 en januari 2021 dwangmedicatie is toegediend zonder de juiste medische indicatie, aanleiding en criteria.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Beoordeling van de klacht
5.2 De klacht heeft betrekking op het advies van de psychiater om dwangmedicatie toe te dienen in april 2017 en januari 2021. Volgens klager is aan hem dwangmedicatie toegediend zonder de juiste medische indicatie, aanleiding en criteria. Het college volgt klager hierin niet.
5.3 Uit het advies van 25 april 2017 blijkt dat klager aanvankelijk nog wel redelijk functioneerde, maar snel afgleed en een uitermate verwarde indruk maakte. Volgens de psychiater was de dwangbehandeling noodzakelijk en proportioneel omdat klager op dat moment niet in staat was om naar anderen te luisteren. Klager praatte op luide toon en eiste dat er aan zijn (niet realistische) wensen werd voldaan. Klager sliep op dat moment niet meer en dreigde uitgeput te raken. Zijn agitatie nam zienderogen toe. Gelet op de agitatie en geluidsoverlast die klager veroorzaakte was hij in isolatie geplaatst. Met klager was uitgebreid gesproken over de noodzaak om medicatie te nemen, maar hij weigerde dit. Gelet hierop was een andere, minder ingrijpende wijze om het gevaar af te wenden volgens de psychiater niet aan de orde. Dwangmedicatie werd door de psychiater doelmatig geacht omdat het gedrag van klager voortkwam uit zijn psychotische belevingen. Verwacht werd dat door toediening van antipsychotische medicatie het toestandsbeeld van klager zou veranderen en het gevaarlijke gedrag zou afnemen.
5.4 In januari 2021 was sprake van een paranoïde psychose. In het advies van 14 januari 2021 heeft de psychiater hierover vermeld dat klager op dat moment uitermate dreigend en geagiteerd was en weigerde om te praten. Klager verbleef in de isoleercel die hij onder de ontlasting had gesmeerd. Een gesprek met hem was niet mogelijk. Over de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de maatregel heeft de psychiater verder toegelicht dat klager weigerde terug te gaan in zijn cel en daarin met enige aandrang geplaatst moest worden. Klager sloeg het mondkapje van een medewerkers gezicht af. Er was dus sprake van dat klager een ander ernstig lichamelijk letsel zou toebrengen. Verschillende pogingen om met klager in contact te komen, slaagden niet. Klager weigerde vrijwillige medicatie. Ook ditmaal verwachtte de psychiater dat de ernst van de symptomen zou afnemen door toediening van een antipsychoticum, mede vanwege het feit dat klager eerder ook goed had gereageerd op antipsychotica.
5.5 Uit wat hiervoor uiteen is gezet, blijkt naar het oordeel van het college dat de psychiater voorafgaand aan zijn adviezen gedegen onderzoek heeft verricht. Daarbij heeft de psychiater navolgbaar en aan de hand van de criteria van noodzakelijkheid, proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid onderbouwd waarom dwangmedicatie volgens hem was aangewezen. Hieruit volgt dat het verwijt van klager niet terecht is.
Slotsom
5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.”
4. Beoordeling van het beroep
Vaststaande feiten en omstandigheden
4.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten weergegeven in overweging 3. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
Standpunten partijen
4.2 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht alsnog gegrond te verklaren. De psychiater heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht (in al haar onderdelen) terecht ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de behandeling van de zaak in beroep geen aanleiding geeft tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege en neemt datgeen wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De heeft overwogen hier over. Daarmee sluit het Centraal Tuchtcollege aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de psychiater op goede gronden heeft geadviseerd om dwangmedicatie toe te dienen in april 2017 en januari 2021.
Conclusie
4.4 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager wordt verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter,
J. Legemaate en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, en I.A. de Boer en J.J. de Jong,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.