ECLI:NL:TGZCTG:2025:71 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2518
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:71 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2025 |
Datum publicatie: | 17-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2518 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager is als bestuurder van een auto aangehouden met te veel alcohol op. De gemeten hoeveelheid alcohol was 1030 ug/l (2,369‰). In opdracht van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) heeft de psychiater onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager. Het verzoek van het CBR was klager te onderzoeken op alcoholmisbruik. Van het onderzoek is een rapport opgesteld. De psychiater heeft daarin de diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet gesteld. Klager verwijt de psychiater dat hij te snel een diagnose heeft gesteld, zonder verder vragen te stellen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de psychiater een berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de psychiater tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2518 van:
A., psychiater, (destijds) werkzaam in B., appellant, verweerder
in eerste aanleg, hierna: de psychiater, gemachtigde:
mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam,
tegen
C., wonende in D., verweerder, klager in eerste aanleg,
hierna: klager.
1. De zaak in het kort
Klager is als bestuurder van een auto aangehouden met te veel alcohol op. De gemeten
hoeveelheid alcohol was 1030 ug/l (2,369‰). In opdracht van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(hierna: CBR) heeft de psychiater onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager.
Het verzoek van het CBR was klager te onderzoeken op alcoholmisbruik. Van het onderzoek
is een rapport opgesteld. De psychiater heeft daarin de diagnose alcoholmisbruik in
de zin der wet gesteld. Klager verwijt de psychiater dat hij te snel een diagnose
heeft gesteld, zonder verder vragen te stellen.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klager heeft op 14 juli 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
in ‘s-Hertogenbosch een klacht ingediend tegen de psychiater. Dat college heeft in
zijn beslissing van 12 juni 2024 met nummer H2023/5813, de klacht gegrond verklaard,
de psychiater de maatregel van berisping opgelegd en bepaald dat de beslissing, nadat
die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare
gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekend-gemaakt en ter publicatie
zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Medisch Contact’.
2.2 De psychiater heeft tegen die beslissing op tijd beroep ingesteld. Klager
heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege
van 17 maart 2025. De psychiater, de gemachtigde van de psychiater en klager waren
daar aanwezig. Partijen hebben hun standpunt toegelicht en vragen van het college
beantwoord. Klager heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die hij aan
het college en de wederpartij heeft overhandigd.
3. De feiten
3.1 De psychiater is verbonden aan een samenwerkingsverband van artsen die gespecialiseerd
zijn in rijgeschiktheidskeuringen, onder andere in het kader van alcohol- of drugsgebruik.
In dit verband heeft hij in opdracht van het CBR een onderzoek bij klager verricht
als bedoeld in artikel 23 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
3.2 De aanleiding hiervoor was dat klager op 12 februari 2023 als bestuurder
van een auto is aangehouden met een alcoholpromillage van 2,369‰.
3.3 Het onderzoek bestond uit twee delen. Een eerste onderzoeker heeft op
24 april 2023 het eerste deel van het onderzoek gedaan. Dit was een telefonisch
consult, bedoeld om de algemene anamnese af te nemen en op relevante onderdelen aanvullende
informatie in te winnen.
3.4 De psychiater heeft op 15 mei 2023 het tweede deel van het onderzoek gedaan.
Dit was een face to face onderzoek en mede bedoeld ter controle van de bevindingen
uit het eerste deel van het onderzoek.
3.5 Van het onderzoek is een rapport opgesteld (hierna: het rapport). Het rapport
vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende (alle citaten zijn inclusief eventuele
type- en spelfouten):
‘Alcoholanamnese (tevens gericht op de 12 maanden voorafgaande aan de laatste aanhouding,
bevattende de relevante secties uit de CIDI, versie 2,1)
drankgebruik in de 12 maanden voorafgaande aan de laatste aanhouding:
betrokkenen gebruikte gemiddeld 4 dagen per week alcohol. Op de dagen van het alcoholgebruik
bedroeg de gemiddelde alcoholconsumptie 4-5 glazen Bacardi of wijn per dag (4-5 AE).
Deze hoeveelheid werd genuttigd binnen een tijdsbestek van gemiddeld 4 uur.
Er zijn desgevraagd wel gelegenheden waarop betrokkene duidelijk meer drinkt dan
dit gemiddelde. Toelichting: bij bijzondere gelegenheden zo’n een keer per jaar drinkt
betrokkene beduidend meer dan normaal (…)’
‘BESCHOUWING
Het betreft een eerste onderzoek in het kader van de Vorderingsprocedure waarbij
verzocht wordt betrokkene te onderzoeken met betrekking tot alcoholmisbruik.
Uit het onderzoek komen de volgende, in dit kader relevante, afwijkende bevindingen
naar voren:
• Er is een opvallende discrepantie tussen het betrekkelijk normale drinkpatroon
dat betrokkene aangeeft en het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding.
Betrokkene heeft op de dag van de aanhouding doorgedronken tot een zeer hoog promillage.
Het is niet aannemelijk dat er binnen een sociaal alcoholpatroon zo ver wordt doorschoten.
Waarschijnlijker is sprake van onderrapportage van het normale alcoholgebruik.
• Betrokkene was in staat om door te drinken tot een zeer hoog en toxisch alcoholpromillage.
Iemand die het niet gewend is om tot hoge promillages alcohol te drinken, zal het
drinken van alcohol al in een veel eerder stadium staken. Dit vanwege de negatieve
effecten die de alcohol geeft, waaronder dysforie en misselijkheid. Verder worden
bij het aanhoudingspromillage, zoals werd gemeten bij betrokkene, zeer ernstige verschijnselen
van alcoholintoxicatie verwacht. Het gaat hierbij dan onder meer om een totale verstoring
van de mentale en motorische functies. Gegeven deze informatie is het feit dat betrokkene
in staat was om door te drinken tot een toxisch alcoholpromillage en vervolgens ook
nog in staat bleek tot het verrichten van bestuurdershandelingen, hoe basaal ook,
een sterke aanwijzing voor een verhoogde tolerantie voor alcohol, indicatief voor
een voorgaande periode van overmatig alcoholgebruik (DSM-5 criterium A10).
• Er is sprake van een discrepantie tussen de beschreven tolerantie enerzijds
en de algemene alcoholanamnese anderzijds. Bij het opgegeven alcoholgebruik is een
dergelijke tolerantie minder waarschijnlijk. Aannemelijk is dat sprake is van onderrapportage
van het normale alcoholgebruik.
Hoewel bovenstaande bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, is
juist de combinatie suspect voor alcoholproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding.
Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie
van stoornissen in het gebruik van alcohol in de populatie die is aangehouden vanwege
het rijden onder invloed van alcohol. Dit overwegende dient de psychiatrische diagnose
alcoholmisbruik in de zin der wet te worden gesteld. Ik wil daarbij ook nadrukkelijk
wijzen op de strenge opstelling die van mij als keurend psychiater in deze wordt verwacht
op basis van de 'Regeling eisen geschiktheid 2000' aangaande de interpretatie van
mijn bevindingen.
Ten aanzien van de stopdatum: betrokkene geeft aan het gebruik van alcohol sinds
14 februari 2023 te hebben gereduceerd. Het laboratoriumonderzoek liet geen aanwijzingen
zien voor alcoholmisbruik. Het lijkt derhalve aannemelijk dat betrokkene vanaf voornoemde
datum met het alcoholmisbruik is gestopt.’
3.6 Op grond van het rapport heeft het CBR het rijbewijs van klager vanaf
19 juli 2023 ongeldig verklaard. Tegen dit besluit van het CBR heeft klager bezwaar
gemaakt. Het CBR heeft daarop het besluit herroepen, waardoor de ongeldigverklaring
van het rijbewijs van klager is opgeheven.
4. De klacht
Klager verwijt de psychiater dat hij te snel een diagnose heeft gesteld, zonder
verder vragen te stellen.
5. Oordeel Regionaal Tuchtcollege
Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege
is van oordeel dat de psychiater onvoldoende heeft doorgevraagd op de specifieke situatie
van klager en op grond van onvoldoende informatie een diagnose heeft gesteld. Het
onderzoek schiet daarom tekort en kan uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid
de toets der kritiek niet doorstaan. Voor de volledige beslissing en de overwegingen
van het Regionaal Tuchtcollege verwijst het Centraal Tuchtcollege naar de beslissing
van het Regionaal Tuchtcollege in de bijlage.
6. Beoordeling van het beroep
Standpunten partijen
6.1 De psychiater is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Het beroep van de psychiater heeft tot doel dat het Centraal Tuchtcollege de klacht
opnieuw beoordeelt en in beroep alsnog ongegrond verklaart.
6.2 Klager heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het
beroep van de psychiater te verwerpen.
Toetsingskader
6.3 De vraag is of de psychiater met zijn beroepsmatig handelen is gebleven binnen
de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De norm daarvoor is een redelijk
bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden
met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en wetenschappelijke inzichten ten
tijde van het handelen, waaronder de richtlijn Alcoholmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen,
NVvP (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie), 2020.
6.4 Bij de beoordeling van de vraag of een rapport van een arts aan de daaraan
te stellen eisen voldoet, dienen volgens vaste tuchtrechtspraak de volgende criteria
in acht te worden genomen:
(a) Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het
berust;
(b) Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling te beantwoorden;
(c) In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op
welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
(d) Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de
gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
(e) De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid
en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien
van de conclusie van het rapport wordt beoordeeld of de arts in redelijkheid tot zijn
conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste betreft dus een marginale beoordeling.
Inhoudelijk oordeel
6.5 De door de psychiater gestelde diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet,
steunt in belangrijke mate op de overtuiging dat het hoge alcoholpromillage waarmee
klager is aangehouden duidt op tolerantie voor alcohol. Deze tolerantie past niet
bij het door klager opgegeven drinkpatroon, waardoor volgens de psychiater aannemelijk
is dat sprake is van onderrapportage van het reguliere alcoholgebruik.
6.6 Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
dat van de psychiater had mogen worden verwacht dat hij, alvorens de diagnose alcoholmisbruik
in de zin der wet te stellen, had doorgevraagd naar het normale drinkpatroon van klager
en (de omstandigheden van) het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding. Dat de
psychiater dit niet heeft gedaan blijkt niet alleen uit de feiten in het rapport maar
ook uit de geluidsopname en transcriptie van het onderzoek door de psychiater op 15
mei 2023. Tijdens dit onderzoek heeft de psychiater geen nadere vragen gesteld over
het normale drinkpatroon van klager. Vrijwel aan het begin van het onderzoek zegt
de psychiater het volgende: “Nou zit jij in de aller hoogste categorie, dus ik verwacht
dat je rijbewijs voorlopig nog niet terugkrijgt 2,3 hè dat is een aanwijzing voor
tolerantie. Als jij 2,3 als je überhaupt nog recht overeind staat en niet gestrekt
ligt met dit promillage. Uh dat betekent dat je te vaak hoge promillages bereikt,
anders kun je daar niet tegen.” Gedurende het gesprek blijft de psychiater deze boodschap
herhalen en reageert hij niet met verdiepende vragen op de reactie van klager dat
hij zich heel dronken voelde en dat de auto al na 800 meter rijden schade had opgelopen.
De psychiater heeft op de zitting aangegeven dat het gesprek met klager moeizaam verliep
en de sfeer niet prettig was. Uit de geluidsopname en de transcriptie van het gesprek
kan de sfeer tijdens het gesprek niet afgeleid worden, maar hieruit wordt wel duidelijk
dat de psychiater veel aan het woord was en dat de psychiater zijn overtuiging dat
er zeker sprake is van tolerantie als iemand die is aangehouden met een alcoholpromillage
van 2,369 ‰ nog in staat is om te rijden meermalen herhaalt zonder dat hij ingaat
op de reacties van klager of daar verdiepende vragen over stelt. Dat dit leidde tot
een moeizaam gesprek, kan het Centraal Tuchtcollege goed volgen maar de psychiater
voelde zich na het gesprek kennelijk wel voldoende voorgelicht om te kunnen rapporteren.
De psychiater had ook tot de conclusie kunnen komen dat hij op basis van het gesprek
met klager over onvoldoende informatie beschikte om een rapport op te maken of een
diagnose te stellen.
6.6 In de beschouwing noemt de psychiater het feit dat klager in staat was om
door te drinken tot een toxisch alcoholpromillage en vervolgens ook nog in staat bleek
tot het verrichten van basale bestuurdershandelingen een sterke aanwijzing voor een
verhoogde tolerantie van alcohol, indicatief voor een voorgaande periode van overmatig
alcoholgebruik. Klager heeft tijdens het onderzoek herhaaldelijk aangegeven dat hij
moeilijk op zijn benen kon staan en heel erg ziek is geweest. De psychiater heeft
deze mededelingen van klager ten onrechte niet in zijn beschouwing betrokken. De aanname
van de psychiater dat als er geen sprake zou zijn van tolerantie, klager met dit alcoholpromillage
niet in staat zou zijn geweest tot basale bestuurdershandelingen is niet voldoende
zorgvuldig toegelicht nu klager slechts 800 meter heeft gereden en daarbij schade
heeft veroorzaakt.
6.7 Samengevat komt het erop neer dat de psychiater bij het stellen van de diagnose
alcoholmisbruik het geconstateerde alcoholpromillage als basis heeft gebruikt zonder
bijkomende feiten en omstandigheden uit te vragen en mee te wegen. Deze handelwijze
van de psychiater heeft geresulteerd in een onvolledig rapport waarin door de psychiater
op onvoldoende inzichtelijke en consistente wijze uiteen is gezet waarop de conclusie
steunt dat bij klager de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet
gesteld kan worden. Het Centraal Tuchtcollege merkt daarbij op dat daarmee niet is
gezegd dat de conclusie van de psychiater onjuist is.
6.8 Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege van oordeel is dat het Regionaal
Tuchtcollege de klacht terecht gegrond heeft verklaard.
Maatregel
6.9 Het onderzoek door de psychiater en de inhoud van het rapport voldoen niet
aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. De onzorgvuldige wijze waarop de psychiater
het onderzoek heeft uitgevoerd, kan de psychiater verweten worden. Tijdens de zitting
heeft de psychiater (nogmaals) uitgelegd dat een alcoholpromillage van 2,369‰ bij
een persoon die is aangehouden als bestuurder van een auto zonder meer duidt op tolerantie
en onderrapportage van het reguliere alcoholgebruik met als conclusie alcoholmisbruik
in de zin van de wet. Dat de psychiater niet de bereidheid heeft laten zien om in
voorkomende gevallen verder door te vragen over het reguliere alcoholgebruik en de
specifieke omstandigheden die de aanleiding vormden voor de aanhouding acht het college
zorgelijk. Het Centraal Tuchtcollege acht de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde
maatregel van berisping daarom passend en geboden.
Publicatie
6.10 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het algemeen belang gediend
is met de publicatie van deze beslissing en bepaalt daarom dat deze beslissing zal
worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan
het tijdschrift Medisch Contact.
Conclusie
6.11 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege
de klacht terecht gegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van de psychiater
wordt verworpen.
7. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
dit betekent dat de maatregel van berisping gehandhaafd blijft;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG
zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden
aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact en
Gezondheidszorg Jurisprudentie met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door Z.J. Oosting, voorzitter, Y. Buruma en J. Legemaate,
leden-juristen, en M.C. ten Doesschate en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 12 juni 2024 op de klacht van:
C., wonende in D., klager,
tegen
A., psychiater, (destijds) werkzaam in B., verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is aangehouden met te veel alcohol op. De gemeten hoeveelheid alcohol
was 1030 ug/l (2,369‰). In opdracht van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(hierna: CBR) heeft de psychiater onderzoek gedaan naar de rijgeschiktheid van klager.
De vraagstelling was betrokkene te onderzoeken met betrekking tot alcoholmisbruik.
Van het onderzoek is een rapport opgesteld. De psychiater heeft daarin de diagnose
alcoholmisbruik gesteld.
1.2 Klager verwijt de psychiater te snel – binnen tien minuten – een diagnose
te hebben gesteld, zonder verdere vragen te stellen.
Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college
dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 14 juli 2023;
- de brief van 11 augustus 2023 van de secretaris aan klager;
- de transcriptie van 16 mei 2023, ontvangen van klager op 28 augustus 2023;
- de usb-stick, ontvangen van klager op 28 augustus 2023;
- het verweerschrift;
- de repliek met bijlagen, ontvangen op 4 december 2023;
- de usb-stick bij de repliek;
- de dupliek, ontvangen op 28 december 2023.
2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 19 april 2024. Partijen zijn
verschenen. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.
3. De feiten
3.1 Verweerder is in zijn hoedanigheid van psychiater verbonden aan een samenwerkingsverband
van artsen die gespecialiseerd zijn in rijgeschiktheidskeuringen, onder andere in
het kader van alcohol- of drugsgebruik. In dit verband heeft hij in opdracht van het
CBR een onderzoek bij klager verricht als bedoeld in artikel 23 Regeling maatregelen
rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
3.2 Aanleiding hiervoor was dat op 12 februari 2023 klager als bestuurder van
een auto is aangehouden met een alcoholpromillage van 2,369‰.
3.3 Het onderzoek bestaat uit twee delen. Een eerste onderzoeker heeft op 24
april 2023 het eerste deel van het onderzoek gedaan. Dit was een telefonisch consult,
bedoeld om de algemene anamnese af te nemen en op relevante onderdelen aanvullende
informatie in te winnen.
3.4 De psychiater heeft op 15 mei 2023 het tweede deel van het onderzoek gedaan.
Dit was een face tot face onderzoek en mede bedoeld ter controle van de bevindingen
uit het eerste deel van het onderzoek.
3.5 Van het onderzoek is een rapport opgesteld (hierna: het rapport). Het rapport
vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende (alle citaten zijn inclusief eventuele
type- en spelfouten):
(pagina vijf bovenaan):
‘Alcoholanamnese (tevens gericht op de 12 maanden voorafgaande aan de laatste aanhouding,
bevattende de relevante secties uit de CIDI, versie 2,1)
drankgebruik in de 12 maanden voorafgaande aan de laatste aanhouding:
betrokkenen gebruikte gemiddeld 4 dagen per week alcohol. Op de dagen van het alcoholgebruik
bedroeg de gemiddelde alcoholconsumptie 4-5 glazen bacardi of wijn per dag (4-5 AE).
Deze hoeveelheid werd genuttigd binnen een tijdsbestek van gemiddeld 4 uur.
Er zijn desgevraagd wel gelegenheden waarop betrokkene duidelijk meer drinkt dan
dit gemiddelde. Toelichting: bij bijzondere gelegenheden zo’n een keer per jaar drinkt
betrokkene beduidend meer dan normaal
(…)’
(pagina negen):
‘BESCHOUWING
Het betreft een eerste onderzoek in het kader van de Vorderingsprocedure waarbij
verzocht wordt betrokkene te onderzoeken met betrekking tot alcoholmisbruik.
Uit het onderzoek komen de volgende, in dit kader relevante, afwijkende bevindingen
naar voren:
• Er is een opvallende discrepantie tussen het betrekkelijk normale drinkpatroon
dat betrokkene aangeeft en het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding.
Betrokkene heeft op de dag van de aanhouding doorgedronken tot een zeer hoog promillage.
Het is niet aannemelijk dat er binnen een sociaal alcoholpatroon zo ver wordt doorschoten.
Waarschijnlijker is sprake van onderrapportage van het normale alcoholgebruik.
• Betrokkene was in staat om door te drinken tot een zeer hoog en toxisch alcoholpromillage.
Iemand die het niet gewend is om tot hoge promillages alcohol te drinken, zal het
drinken van alcohol al in een veel eerder stadium staken. Dit vanwege de negatieve
effecten die de alcohol geeft, waaronder dysforie en misselijkheid. Verder worden
bij het aanhoudingspromillage, zoals werd gemeten bij betrokkene, zeer ernstige verschijnselen
van alcoholintoxicatie verwacht. Het gaat hierbij dan onder meer om een totale verstoring
van de mentale en motorische functies. Gegeven deze informatie is het feit dat betrokkene
in staat was om door te drinken tot een toxisch alcoholpromillage en vervolgens ook
nog in staat bleek tot het verrichten van bestuurdershandelingen, hoe basaal ook,
een sterke aanwijzing voor een verhoogde tolerantie voor alcohol, indicatief voor
een voorgaande periode van overmatig alcoholgebruik (DSM-5 criterium A10).
• Er is sprake van een discrepantie tussen de beschreven tolerantie enerzijds
en de algemene alcoholanamnese anderzijds. Bij het opgegeven alcoholgebruik is een
dergelijke tolerantie minder waarschijnlijk. Aannemelijk is dat sprake is van onderrapportage
van het normale alcoholgebruik.
Hoewel bovenstaande bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, is
juist de combinatie suspect voor alcoholproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding.
Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie
van stoornissen in het gebruik van alcohol in de populatie die is aangehouden vanwege
het rijden onder invloed van alcohol. Dit overwegende dient de psychiatrische diagnose
alcoholmisbruik in de zin der wet te worden gesteld. Ik wil daarbij ook nadrukkelijk
wijzen op de strenge opstelling die van mij als keurend psychiater in deze wordt verwacht
op basis van de 'Regeling eisen geschiktheid 2000' aangaande de interpretatie van
mijn bevindingen.
Ten aanzien van de stopdatum: betrokkene geeft aan het gebruik van alcohol sinds
14 februari 2023 te hebben gereduceerd. Het laboratoriumonderzoek liet geen aanwijzingen
zien voor alcoholmisbruik. Het lijkt derhalve aannemelijk dat betrokkene vanaf voornoemde
datum met het alcoholmisbruik is gestopt.’
3.6 Op grond van het rapport heeft het CBR het rijbewijs van klager vanaf 19
juli 2023 ongeldig verklaard. Tegen dit besluit van het CBR heeft klager bezwaar gemaakt.
Het CBR heeft daarop het besluit herroepen, waardoor de ongeldigverklaring van het
rijbewijs van klager is opgeheven.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat hij te snel een diagnose heeft gesteld,
zonder verder vragen te stellen.
4.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de psychiater bij het stellen van de diagnose de zorg heeft
betracht die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is een redelijk bekwame
en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met
de voor de psychiater geldende beroepsnormen en wetenschappelijke inzichten ten tijde
van het handelen. Op het onderzoek van de psychiater is van toepassing de richtlijn
Alcoholmisbruik in het kader van rijgeschiktheidskeuringen, NVvP (Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie), 2020 (hierna: de richtlijn).
5.2 Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts aan de daaraan
te stellen eisen voldoet, dienen de volgende door het Centraal Tuchtcollege geformuleerde
criteria in acht te worden genomen (Centraal Tuchtcollege 30 januari 2014, ECLI:NL:TGZCTG:2014:17):
(a) Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het
berust;
(b) Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde
vraagstelling te beantwoorden;
(c) In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op
welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
(d) Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de
gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
(e) De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Bij de beoordeling van de klacht zal daarom mede gelet worden op deze criteria.
Het college beoordeelt daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid
en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie
van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.
5.3 Met inachtneming van het voorgaande overweegt het college als volgt.
5.4. Het rapport vermeldt de essentiële feiten en omstandigheden van de zaak,
maar ook niet meer dan dat. Gezien de zorgvuldigheid die de psychiater bij zijn onderzoek
in acht dient te nemen, temeer omdat er een voor klager belastende diagnose wordt
gesteld, acht het college die basale feitenverzameling onvoldoende en ook niet in
overeenstemming met de richtlijn. Van de psychiater had mogen worden verwacht dat
hij, alvorens de voor klager belastende diagnose te stellen, conform de richtlijn
gericht had doorgevraagd naar het normale drinkpatroon van klager en (de omstandigheden
van) het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding. Uit de weergave van de feiten
in het rapport blijkt niet dat de psychiater dit heeft gedaan en klager heeft dit
ook gemist, getuige de onderhavige klacht. De gestelde diagnose alcoholmisbruik is
dan ook niet onderbouwd door uit (nader) onderzoek verkregen concrete aanwijzingen,
maar door gemeenplaatsen en tekstblokken (‘het is niet aannemelijk dat er binnen een
sociaal alcoholpatroon zo ver wordt doorschoten’, ‘iemand die het niet gewend is om
tot hoge promillages alcohol te drinken, zal het drinken van alcohol al in een veel
eerder stadium staken’) en sluit niet aan op actuele diagnostische classificaties.
Omdat de psychiater op de specifieke situatie van klager onvoldoende heeft doorgevraagd,
is op grond van onvoldoende informatie een diagnose gesteld. Het onderzoek schiet
daarom inhoudelijk tekort en kan uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid
de toets der kritiek niet doorstaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht gegrond is.
5.5 Het college komt daarmee toe aan de beoordeling van de op te leggen maatregel.
Het college is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een mildere maatregel
dan een berisping. Voor het onderzoek, waaraan voor klager grote gevolgen zijn verbonden,
heeft de psychiater een professionele desinteresse aan de dag gelegd. Hij heeft niet,
conform de richtlijn, doorgevraagd naar de specifieke situatie van klager en geen
blijk gegeven van (parate) kennis van de op het onderzoek van toepassing zijnde richtlijnen
(ter zitting gevraagd naar de toepassing van de relevante richtlijnen op het onderzoek,
verklaarde de psychiater ‘dit niet zo paraat’ te hebben en dat ‘dit is verwerkt in
het computerprogramma’ dat bij het onderzoek is gehanteerd). Het gebruik van een computerprogramma
met keuzeformats, leidend tot een conclusie, mag dan een bruikbaar hulpmiddel zijn,
het ontslaat de psychiater niet van de verantwoordelijkheid parate kennis te hebben
van de toepasselijke richtlijnen en in voorkomende gevallen, vanuit zijn specifieke
deskundigheid, het format daarop aan te vullen. De psychiater is in dit opzicht tekortgeschoten.
Dit schaadt niet alleen het vertrouwen van klager, maar ook het vertrouwen in de beroepsgroep
in brede zin. De psychiater heeft zich bovendien niet reflectief en leerbaar opgesteld.
Integendeel, nadat hij kennis heeft genomen van de – naar aanleiding van het bezwaar
van klager – gewijzigde beslissing van het CBR, heeft hij nagelaten daarover enige
navraag bij het CBR te doen.
Publicatie
5.6 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere psychiaters mogelijk iets kunnen leren van deze
zaak. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen
of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de psychiater de maatregel op van berisping;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Medisch
Contact’.
Deze beslissing is gegeven door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter, C.M.H.M. van Lent,
lid-jurist,
T.S. van der Veer, T.A. Wouters en A.E. van der Waal, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door T.G. Nijenkamp, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 12 juni 2024.
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG):
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het CTG, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te ‘s-Hertogenbosch. Het beroepschrift moet zijn ontvangen binnen zes weken nadat het RTG de beslissing aan u heeft verstuurd.
Vanwege mogelijke vertraging bij de bezorging van post, kunt u uw beroep ook per e-mail indienen. Dan weet u zeker dat het RTG uw beroep op tijd ontvangt. U stuurt dan binnen die zes weken uw e-mail naar TG-DenBosch@minvws.nl. U moet het originele beroepschrift nog wel per post nasturen.
U hoeft bij uw brief of e-mail niet meteen de reden(en) van uw beroep op te geven. U ontvangt van het CTG bericht over de extra tijd die u krijgt om die redenen later toe te sturen.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het CTG. U ontvangt hierover
bericht. Als u helemaal of voor een deel gelijk krijgt, ontvangt u het griffierecht
terug.