ECLI:NL:TGZCTG:2025:7 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2527

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2025:7
Datum uitspraak: 13-01-2025
Datum publicatie: 13-01-2025
Zaaknummer(s): C2024/2527
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen dan wel onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en dat er informatie is verwerkt zonder zijn toestemming. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering over zijn bevindingen heeft verschaft. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2527 van:
A., verblijvende te B., klager in eerste aanleg,
tegen
F., psychiater, werkzaam te D., beklaagde in beide instanties,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 18 december 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen F. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 7 juni 2024, onder nummer Z2023/6733 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Daarnaast heeft het Centraal Tuchtcollege kennis genomen van een brief van klager van 14 augustus 2024, ingekomen bij het Centraal Tuchtcollege op 21 augustus 2024.
De zaak is op de terechtzitting van 2 december 2024 tegelijk behandeld met de zaak C2024/2526. De zaken zijn niet gevoegd. Klager was tijdens deze zitting via beeldverbinding aanwezig. De psychiater is ook verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager heeft voorafgaand aan de zitting spreekaantekeningen overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“1. De zaak in het kort
1.1 Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en informatie is verwerkt zonder zijn toestemming. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 18 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- een aanvullend klaagschrift, ontvangen op 13 maart 2024, met bijlagen;
- aanvullende stukken van klager, ontvangen op 4 april 2024;
- een aanvullend verweerschrift, ontvangen op 10 april 2024;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 22 april 2024.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat partijen daarbij aanwezig waren.
3. De klacht en de reactie van de psychiater
3.1 Klager verwijt de psychiater dat hij:
a) een rapport heeft uitgebracht zonder onderzoek te doen naar de psychiatrische
problematiek en geen tests heeft verricht;
b) de gevraagde opheldering niet heeft verschaft;
c) informatie heeft verwerkt in zijn rapport waarvoor klager geen toestemming
heeft gegeven en daarnaast is niet duidelijk waar en hoe deze informatie is verkregen.
3.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
3.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
4 De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
4.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
4.2 Het college oordeelt dat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal dat hierna verder uitleggen.
Klachtonderdeel a) uitbrengen psychiatrisch rapport zonder het doen van nader onderzoek
4.3 De psychiater is pro Justitia rapporteur en geregistreerd in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen. Klager werd verdacht van het plegen van inbraken op 7 en 12 november 2021. De psychiater heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek via het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een pro Justitia onderzoek naar klager verricht op 31 maart 2022.
4.4 Het door de psychiater opgemaakte rapport is gebaseerd op de beschikbare en geraadpleegde stukken, het onderzoek van klager en de ontwikkelingsanamnese. Aan het onderzoek heeft klager zijn medewerking verleend en antwoord gegeven op de gestelde vragen. Dat de psychiater geen onderzoek zou hebben verricht, mist gelet op het voorgaande feitelijke grondslag. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b) niet verschaffen van opheldering
4.5 Klager stelt zich op het standpunt dat de psychiater geen opheldering heeft verschaft over de invloed van de verklaring van de familie G. in zijn rapport. Uit de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat de psychiater tweemaal heeft gereageerd op de vragen van klager hieromtrent. De psychiater heeft inhoudelijk toegelicht dat hem geen verklaring van deze familie bekend is en dat zijn rapport dus geen informatie bevat van de familie. Verder wordt in de psychiatrische rapportage vermeld wat de beschikbare en geraadpleegde stukken zijn. Klagers verwijt dat de psychiater geen opheldering heeft gegeven, mist dan ook feitelijke grondslag waardoor ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
Klachtonderdeel c) informatie verwerken zonder toestemming
4.6 Klager verwijt de psychiater tot slot dat in het rapport informatie is verwerkt waarvoor hij geen toestemming heeft gegeven. In het aanvullende verweerschrift is uiteen gezet dat in het kader van pro Justita onderzoek instemming van klager niet vereist is, omdat er aan het onderzoek een opdracht van de officier van justitie ten grondslag ligt. Deze opdrachtgever heeft bepaald welke gerechtelijke stukken in het kader van het onderzoek beschikbaar worden gesteld. Het college onderschrijft dit standpunt van verweerder. Daarnaast bevat, zoals uitgebreid uiteen gezet in het verweerschrift, het rapport de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust. Met betrekking tot de schriftelijke toestemming die klager heeft gegeven om informatie bij de huisartsenpraktijk H. op te vragen, stelt klager terecht dat op de toestemmingsverklaring een onjuiste geboortedatum van klager staat vermeld (geboortejaar 2002 in plaats van 2001). Het is naar het oordeel van het college echter volkomen helder dat deze toestemmingsverklaring over klager gaat. Het verkeerde geboortejaar merkt het college dan ook op als een kennelijke verschrijving, die verder geen gevolgen heeft. Het laatste klachtonderdeel is ook ongegrond.
Slotsom
4.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.”
3. Beoordeling van het hoger beroep
3.1 Klager wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Central Tuchtcollege laten beoordelen. Het beroep van klager strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond verklaart.
3.2 De psychiater heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
3.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
3.4 In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2024 is het debat voortgezet.
3.5 De bespreking van de zaak in raadkamer na de mondelinge behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot het vaststellen van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.
Dit betekent dat de klacht van klager faalt en het beroep zal worden verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en
A.S. Gratama, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en J.A.M. Rutgers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.