ECLI:NL:TGZCTG:2025:68 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2491
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:68 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-04-2025 |
Datum publicatie: | 16-04-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2491 |
Onderwerp: | Onzorgvuldige dossiervorming |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een psychiater. Klager verbleef in de penitentiaire inrichting waar de psychiater werkzaam was. Klager heeft twee consulten bij de psychiater gehad. Klager verwijt de psychiater dat (1) hij haar heeft verzocht om hem te testen, maar dat zij zei dat dit niet kan omdat klager geen psychiatrische of psychische problemen heeft en klager het voor buiten en de rechter wil gebruiken, (2) er in het medisch dossier van klager uitlatingen over ziektebeelden zijn gedaan, zonder dat de psychiater klager daar voorafgaand van op de hoogte heeft gesteld en (3) dat hij de psychiater heeft gevraagd om informatie uit het medisch dossier te verwijderen en de psychiater toen heeft aangegeven daartoe niet over te gaan, aangezien het haar mening betreft. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2491 van
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., psychiater, werkzaam in D.,
verweerster in beide instanties,
hierna: de psychiater,
gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, verbonden aan VvAA Legal te Utrecht.
1. Procesverloop, leeswijzer en oordeel
Klager heeft op 5 juni 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in ‘s Hertogenbosch een
klacht ingediend tegen de psychiater. Dat college heeft in zijn beslissing van 1 mei
2024, onder nummer H2023/5696, de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond
verklaard.
Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De psychiater heeft een verweerschrift
in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2024/2517 behandeld
op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 februari 2025. Klager
en de psychiater zijn beiden verschenen. De psychiater werd bijgestaan door haar gemachtigde
mr. A.W. Hielkema, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder
toegelicht.
Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep verwerpen omdat het college het eens is
met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege herhaalt
eerst de inhoud van die beslissing in paragraaf 2 van de uitspraak. Vanaf paragraaf
3 legt het Centraal Tuchtcollege hoe het tot het oordeel is gekomen dat het beroep
ongegrond is.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag
gelegd.
“1. De zaak in het kort
1.1 Klager verbleef in de penitentiaire inrichting (PI) waar verweerster als
psychiater werkzaam was. Klager heeft twee consulten bij de psychiater gehad. Klager
is het niet eens met de conclusies die de psychiater heeft getrokken en met wat zij
in zijn medisch dossier heeft genoteerd. Ondanks zijn verzoek daartoe, heeft zij geen
gegevens uit zijn medisch dossier verwijderd.
1.2 De psychiater is van oordeel dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. De informatie uit de anamnese mocht zij zonder toestemming van klager in
zijn medisch dossier noteren. De notitie dat bij klager sprake was van achterdocht
en rand psychotische trekken, kan niet uit zijn medisch dossier worden verwijderd.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
<…>
3. De feiten
3.1 Van juni 2020 tot eind januari 2022 verbleef klager in de PI waar de psychiater
werkzaam was. Zij heeft klager twee keer gezien, namelijk in juli 2020 en in februari
2021.
3.2 In juli 2020 hebben de medewerkers van de afdeling waar klager verbleef aan
de psychiater gevraagd om samen met een gz-psycholoog (tegen wie klager een klacht
heeft ingediend, geregistreerd onder dossiernummer H2023-5697) de gezondheid van klager
te beoordelen. De aanleiding daarvoor was dat door de medewerkers in toenemende mate
achterdocht bij klager werd waargenomen. De psychiater en de gz psycholoog hebben
van deze beoordeling een verslag opgesteld. Het advies was om de situatie van klager
te bespreken in het psycho-medisch overleg (PMO) en te vervolgen via de afdeling.
In het medisch dossier van klager is voor zover van belang het volgende genoteerd
(alle citaten inclusief taal- en typfouten):
“29-07-2020 11:00:00 Psychiater in de PI Contact [naam verweerster] (Psychiater)
Intake, samen met [initialen gz-psycholoog] pso RvC/ Beoordelen beeld ivm achterdocht
VG/ Bekend met LVB, begeleiding door stichting MEE in VG Med/ Geen psychofarmaco.
(…) Hij vertelt dat hij wel is gediagnostiseerd met LVB maar dat dit kwam omdat
hij onder invloed was. (…) Hij vertelt dat de PJ pso partijdig en bevooroordeeld is,
dat hij dingen zegt die niet kloppen en hem ‘voor gek wil verklaren’. (…) Hij is bang
dat deze pso concludeert dat hij ‘gek’ is. Wat hier zo erg aan zou zijn, kan hij desgevraagd
niet goed verwoorden. Wel zegt hij dat deze man dan wint. Maar naast de pso zijn er
meerdere mensen en instellingen die hem tegenwerken, hem ‘gek’ willen maken. (…) Hij
benadrukt steeds dat zijn moeder kan bevestigen dat hij niet gek is. Hij vertelt dan
ook dat zijn vader en broer ‘iets hebben’. Zijn broer zou in lichte mate wat hebben,
hij vertelt desgevraagd over diens achterdocht, broer vertrouwt niemand, zelfs hem
niet. Zijn vader zit al lang in aan GGZ traject en moet medicatie nemen. Hij wil absoluut
niet naar de GGZ of naar een TGS kliniek, hij zegt ook dat daar denkt gedwongen medicatie
te krijgen. (…) Wij leggen uit dat we ons zorgen maken, dat hij nu zoveel stress krijgt
door de rechtsgang dat hij niet tot rust komt. Hij geeft aan dat dit niet nodig is
en dat als het echt niet goed gaat, hij wel aan de bel zal trekken. Hij geeft dan
aan dat hij ons wel vaker zou willens preken. Wanneer hem wordt uitgelegd dat het
niks concreets kan opleveren, dat er geen verklaring komt dat hij ‘niet gek’ is, geeft
hij aan dat het dan weinig zinvol is.
PO/ (…) Hij is vriendelijk en coorperatief in het contact, niet achterdochtig naar
pso en psa. Oogcontact is sociaal adequaat, contact name is adequaat. Betr heeft de
neiging zijn klachten te bagatelliseren, sociaal wenselijke presentatie, uit angst
voor “gek” verklaart te worden. Betr praat veel, lijkt in vogelvlucht zijn verhaal
te willen doen, is wel goed te onderbreken. HCF lijken intact. Intelligentie beneden
gemiddeld. Waarneming g.b. Denken is normofreen en coherent, iets verhoogd associatief,
maar dit lijkt meer voort te komen uit de drive ons alles te willen vertellen. Inhoudelijk
is sprake van vergaande achterdocht naar politie/justitie en psycholoog die PJ rapportage
over hem schrijft. Tevens lijkt er sprake van grootheidsideeen, (…). C/ Het betreft
een 35 jarig man, bekend met LVB. Geen floride psychotisch beeld. Betr heeft een belaste
familieanamnese m.b.t. psychotische klachten en lijkt een basis wantrouwen te hebben
met bijbehorende neiging om dingen achterdochtig te interpreteren, waarbij het risico
bestaat op psychotische overschrijdingen. Mogelijk komt dit voor uit een genetische
kwetsbaarheid en LVB, maar betr kan dit ook van huis uit hebben meegekregen. De stress
van betr wordt veroorzaakt door in zijn ogen onterechte beschuldigingen in zijn strafzaak.
Tevens is hij heel bang voor “gek” verklaard te worden en in ggz circuit te komen,
zoals zijn vader, of gedwongen medicatie te krijgen in TBS. Wil graag bevestiging
zwart op wit dat hij niet gek is. Daarnaast maakt hij zich zorgen zijn huis kwijt
te raken en geen recht meer te hebben op een uitkering. Hij staat niet open voor medicatie.
B/ - bespreken in PMO - vervolgen via de afdeling”.
3.3 Op diezelfde dag heeft verweerster ook het volgende in het dossier genoteerd:
“29-07-2020 16:32:30 Voortgang [naam verweerster] (Psychiater)
Intake, ggz view C/ Het betreft een 35 jarige man, bekend met LVB en langdurig gebruik
van cannabis. Momenteel is sprake van vergaande achterdocht (die de realiteit soms
voorbij lijkt te gaan), randpsychotisch, waarschijnlijk veroorzaakt door stress en
overzichtsverlies vanuit LVB. Geen floride psychotisch beeld. Betr heeft een belaste
familieanamnese m.b.t. psychotische klachten en lijkt een basis van wantrouwen te
hebben met bijbehorende neiging om dingen achterdochtig te interpreteren, waarbij
het risico bestaat op psychotische overschrijdingen. (…) B/ - bespreken in PMO – vervolgen
via de afdeling”.
3.4 In februari 2021 heeft klager om een consult bij de psychiater gevraagd.
Klager heeft toen aan de hand van een uitdraai van zijn Elektronisch Patiëntendossier
(EPD) aangegeven dat hij het niet eens was met de verslaglegging door de psychiater.
In het medisch dossier van klager is voor zover van belang het volgende genoteerd:
“Consult op verzoek betr. Info afd/ Paranoïde, achterdochtig en erg onrustig, vult
veel briefjes in. A/ Bet wil psa en pso spreken omdat hij niet blij is met wat wij
over hem geschreven hebben. Hij heeft een uitdraai bij zich van Mhis, waar in een
PMO notulen staat dat hij randpsychotisch is. Betr geeft aan heel slim te zijn. Hij
vindt het niet eerlijk dat wij dit over hem geschreven hebben, omdat we hem maar 1x
hebben gezien. We hebben hem onderschat en te snel conclusies getrokken. Uitgelegd
dat ik bij de conclusie van vorige keer blijf, ook uitgelegd waarom. Betr is het hier
niet mee eens, besproken dat we hierover van mening mogen verschillen. Wil dat ik
zijn moeder bel, zodat ik van haar kan horen dat ik fout zit met mijn oordeel. Betr
geeft aan een strijder te zijn, de waarheid zal aan het licht komen en dan zal duidelijk
worden dat hij wel “normaal” is en dat alles wat hij zegt waar is. Er is een complot
tegen hem gaande (…). (…) Tegen iedereen die zijn werk niet goed heeft gedaan, heeft
hij een klacht ingediend.”
3.5 Klager heeft bij de PI een klacht ingediend tegen de psychiater. Zij heeft
daarop schriftelijk gereageerd. Klager was het niet eens met de beslissing over de
klacht door de PI en heeft daartegen beroep ingesteld bij de Raad voor de Strafrechttoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ). De beroepscommissie van de RSJ heeft het beroep in oktober
2022 afgewezen. In april 2023 heeft klager een verzoek tot schadevergoeding ingediend.
Dit verzoek is afgewezen.
3.6 De psychiater is niet betrokken geweest bij de Pro Justitia-rapportage die
over klager is opgesteld. De notities die de psychiater heeft gemaakt over de consulten
met klager zijn niet gedeeld met de onderzoekers die de Pro Justitia-rapportage hebben
opgesteld.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat:
1. hij haar heeft verzocht om hem te testen, maar dat zij zei dat dit niet kan
omdat klager geen psychiatrische of psychische problemen heeft en klager het voor
buiten en de rechter wil gebruiken;
2. er in het medisch dossier van klager dingen over zijn vader en broer zijn
vermeld en uitlatingen over ziektebeelden zijn gedaan, zonder dat de psychiater klager
daar voorafgaand van op de hoogte heeft gesteld;
3. klager de psychiater heeft gevraagd om informatie uit het medisch dossier
te verwijderen, te weten dat klager ‘rand-psychotisch’ was, en de psychiater toen
heeft aangegeven daartoe niet over te gaan, aangezien het haar mening betreft. Dit
klachtonderdeel heeft klager tijdens het mondeling vooronderzoek geformuleerd.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
Zij heeft klager correct te woord gestaan en hem beoordeeld. De psychiater heeft op
juiste en navolgbare wijze, vakbekwaam haar bevindingen, overwegingen en beoordelingen
gedocumenteerd. Zij kon tot de door haar genoteerde conclusies komen en heeft een
passend advies gegeven. De psychiater heeft in het medisch dossier van klager genoteerd
wat anamnestisch relevant was in het kader van de beoordeling. Zij hoefde daarvoor
geen toestemming te krijgen van klager. Klager heeft de psychiater niet gevraagd om
hem te testen.
4.3 Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft de psychiater met betrekking tot
het derde klachtonderdeel aangegeven dat zij uitsluitend heeft begrepen dat klager
het niet eens was met wat er in zijn medisch dossier was genoteerd, maar niet dat
hij haar verzocht om iets uit zijn medisch dossier te verwijderen. De betreffende
notitie, dat bij klager sprake zou zijn van achterdocht en rand-psychotische trekken,
had ook niet uit het medisch dossier kunnen worden verwijderd. Alleen feitelijke onjuistheden
kunnen worden gecorrigeerd.
4.4 Het college gaat hieronder waar nodig verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen
handelen is in principe niet genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt
het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor
hun eigen handelen.
Klachtonderdeel 1) het niet testen van klager, ondanks zijn verzoek daartoe
5.2 Naar het oordeel van het college blijkt uit het medisch dossier niet dat
klager de psychiater heeft verzocht om hem testen. Uit het medisch dossier van klager
blijkt wel dat het voor de psychiater duidelijk was dat klager een aantal vervolgconsulten
zou willen om vervolgens een verklaring van haar te kunnen ontvangen dat hij ‘niet
gek’ is. Nadat de psychiater aan klager heeft uitgelegd dat zij zo’n verklaring niet
zal kunnen afgeven, heeft klager daar echter in berust.
5.3 Nu het college geen redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid van het
medisch dossier, moet het college ervan uitgaan dat klager de psychiater niet heeft
verzocht om hem te testen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Dit oordeel berust
niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat
van de psychiater, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten
gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst de feiten moet worden vastgesteld
waarop het verwijt is gebaseerd.
Klachtonderdeel 2) het opnemen van zaken in het medisch dossier van klager zonder
hem daarover te informeren
5.4 Op grond van artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een arts verplicht
om een medisch dossier in te richten voor elke patiënt die hij behandelt. Het primaire
doel van de dossierplicht is een goede hulpverlening aan de patiënt. Een zorgvuldig
bijgehouden medisch dossier is van belang voor de kwaliteit en continuïteit van de
zorg voor de patiënt. De arts, maar bijvoorbeeld ook de waarnemer, de opvolger en
andere zorgverleners die bij de behandeling betrokken zijn, moeten uit het medisch
dossier kunnen begrijpen wat de medische achtergrond en situatie van de patiënt zijn.
Met name als meerdere artsen betrokken zijn bij de behandeling, is een goede verslaglegging
door alle hulpverleners essentieel.
5.5 Op grond van dit artikel was de psychiater verplicht om alle relevante informatie
die zij van klager tijdens de anamnese had gekregen, op te nemen in zijn medisch dossier.
De psychiater heeft daarbij duidelijk beschreven waar de betreffende informatie vandaan
kwam. De psychiater was niet verplicht om klager van tevoren te informeren welke informatie
zij in zijn medisch dossier zou noteren. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel 3) het niet verwijderen van informatie uit het medisch dossier
5.6 Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel zijn artikel 16 van de Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG) en artikel 7:455 BW van belang. Op grond van
artikel 16 van de AVG kan een patiënt feitelijke onjuistheden in zijn dossier laten
corrigeren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een fout in zijn adresgegevens of onjuiste
gegevens over onderzoeken en behandelingen in het verleden. Het recht op correctie
strekt niet zo ver dat de patiënt bijvoorbeeld een diagnose mag laten wijzigen. Is
de patiënt het niet eens met een diagnose, dan mag hij een verklaring aan het medisch
dossier toevoegen, waarin hij zijn (afwijkende) visie op de diagnose weergeeft.
5.7 Op grond van artikel 7:455 BW heeft een patiënt het recht om zijn medisch
dossier, of bepaalde gegevens daaruit, te laten vernietigen. Hij moet een verzoek
daartoe schriftelijk of elektronisch indienen. Op het vernietigingsrecht van de patiënt
bestaan de volgende weigeringsgronden:
- een ander dan de patiënt heeft een aanmerkelijk belang bij het bewaren van de
gegevens;
- een andere wet schrijft een bewaartermijn voor waarbinnen de gegevens niet vernietigd
mogen worden;
- de vernietiging belemmert goed hulpverlenerschap;
- de WGBO is slechts deels van toepassing.
5.8 Het college overweegt met betrekking tot dit klachtonderdeel allereerst dat
de psychiater tijdens of naar aanleiding van het consult op 29 juli 2020 geen diagnose
heeft gesteld. De psychiater heeft het gedrag van klager beoordeeld en beschreven,
en vervolgens een advies gegeven.
5.9 Uit het medisch dossier van klager blijkt dat hij het niet eens was met hetgeen
de psychiater naar aanleiding van het consult had genoteerd. Uit het medisch dossier
kan echter niet worden opgemaakt dat klager de psychiater heeft verzocht om de notitie
dat hij ‘randpsychotisch’ was uit zijn dossier te verwijderen of deze notitie te corrigeren.
Indien klager de psychiater had willen verzoeken om op grond van artikel 7:455 BW
gegevens uit zijn medisch dossier te verwijderen, had hij dit schriftelijk of elektronisch
moeten doen. Dit heeft klager niet gedaan. Nu klager niet op de juiste wijze een verzoek
heeft gedaan en het, mede daardoor, voor de psychiater niet duidelijk was dat klager
wenste dat zij gegevens uit zijn dossier zou verwijderen, kan de psychiater niet worden
verweten dat ze niet aan de wens van klager tegemoet is gekomen. Het college merkt
voorts op dat ook indien klager wel op de juiste wijze een duidelijk verzoek tot verwijdering
van de gegevens had gedaan, de psychiater naar alle waarschijnlijkheid niet aan zijn
verzoek had kunnen voldoen gezien de hiervoor vermelde weigeringsgronden. Voor de
volledigheid, gezien het verweer van de psychiater op dit onderdeel, merkt het college
op dat de betreffende informatie in het medisch dossier ook niet op grond van artikel
16 AVG had kunnen worden gecorrigeerd, nu het geen feitelijke onjuistheid betreft.
Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom
5.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk
ongegrond zijn.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, met dien verstande
dat klager niet tot eind januari 2022, maar tot medio april 2021 verbleef in de penitentiaire
inrichting waar de psychiater werkzaam was. Hij is toen overgeplaatst naar een andere
penitentiaire inrichting.
4. Beoordeling van het beroep
Standpunten van partijen
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Hij vraagt het Centraal Tuchtcollege – impliciet – om deze beslissing te vernietigen
en de klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal
Tuchtcollege primair om klager in het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair
verzoekt zij dit college om het beroep te verwerpen.
Ontvankelijkheid van klager in het beroep
4.3 De psychiater betoogt dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep
bevat en daarom niet voldoet aan de eisen van artikel 73, tweede lid, van de Wet op
de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en artikel 19 Tuchtrechtbesluit
BIG. Uit het beroepschrift blijkt echter voldoende duidelijk waarom klager het niet
eens is met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege
ziet dan ook geen aanleiding om klager om deze reden in het beroep niet-ontvankelijk
te verklaren.
Inhoudelijke beoordeling van de klacht
4.4 In de kern gaat de klacht zoals ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege
over twee zaken. In de eerste plaats over de wens van klager om door de psychiater
en de gz psycholoog getest te worden of een verklaring te krijgen dat er met hem niets
aan de hand is. In de tweede plaats over de aantekeningen die de psychiater en de
gz psycholoog in het medisch dossier van klager hebben gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege
overweegt hierover het volgende.
verklaring
4.5 Uit het medisch dossier van klager kan niet worden afgeleid dat klager in
het gesprek van 29 juli 2020 de psychiater en de gz-psycholoog daadwerkelijk heeft
verzocht om getest te worden. Er is daarmee, gelet ook op de weerspreking door de
psychiater, onvoldoende reden om aan te nemen dat klager toen zo’n verzoek heeft gedaan.
Wel blijkt uit het medisch dossier en uit dat wat in deze procedures mondeling is
verklaard, dat klager aan het eind van het gesprek op 29 juli 2020 heeft gevraagd
of hij vaker met de psychiater en de gz-psycholoog gesprekken kon voeren. Klager wilde
hiermee bereiken dat hij van hen een verklaring zou krijgen dat er met hem niets aan
de hand was en dat hij ‘niet gek’ was. Dit in verband met het lopende onderzoek in
het kader van de Pro Justitia rapportage. De psychiater en de gz psycholoog hebben
toen aan klager uitgelegd dat zij alleen betrokken waren bij de zorgverlening aan
gedetineerden in de penitentiaire inrichting en niet bij het Pro Justitia-onderzoek.
En omdat zij betrokken waren bij de zorg voor klager, was het voor hen niet toegestaan
om een verklaring met daarin een waardeoordeel over klager af te geven voor het door
hem beoogde doel, aldus de uitleg aan klager.
4.6 Voor zover klager de psychiater verwijt dat zij niet een verklaring, inhoudende
dat er met hem niets aan de hand was, heeft willen afgeven, overweegt het Centraal
Tuchtcollege dat de psychiater, gelet ook op de KNMG-richtlijn Omgaan met medische
gegevens, op goede gronden en op een zorgvuldige wijze heeft geweigerd dit te doen.
De psychiater kan hier dus geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt.
inhoud medisch dossier
4.7 Klager verwijt de psychiater en de gz-psycholoog ook dat zij in het medisch
dossier van klager aantekeningen hebben gemaakt die niet juist zijn. Hij vindt dat
hij ten onrechte is bestempeld als achterdochtig en randpsychotisch en dat ten onrechte
is vermeld dat hij medicatie weigerde. Volgens klager is toen met hem niet over medicatie
gesproken.
4.8 Het Centraal Tuchtcollege overweegt hierover dat de psychiater op grond van
artikel 7:454 BW verplicht is om een medisch dossier in te richten voor elke patiënt
die zij behandelt. Een zorgvuldig bijgehouden dossier is essentieel voor de kwaliteit
en de continuïteit van de zorg voor de patiënt. Met de woorden achterdochtig en rand-psychotisch
is alleen een beschrijving gegeven van de toestand waarin klager naar het oordeel
van de psychiater en de gz-psycholoog destijds verkeerde (het toestandsbeeld). Een
beschrijving van een toestandsbeeld is toegestaan en past binnen de kaders van een
goede dossiervoering. De beschrijving is een momentopname en valt onder het beroepsgeheim,
zodat derden daar niet zonder meer kennis van kunnen nemen. Dat de psychiater, zoals
klager kennelijk meent, er met deze beschrijving volledig naast zat, kan niet worden
vastgesteld en is door klager ook niet aannemelijk gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege
ziet verder geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aantekening in het
medisch dossier dat klager tijdens het gesprek van 29 juli 2020 niet openstond voor
medicatie. De conclusie is dat de psychiater over de inhoud van de aantekeningen in
het medisch dossier geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.9 Het Centraal Tuchtcollege kan verder uit het medisch dossier niet opmaken
dat klager de psychiater in februari of maart 2021 mondeling of schriftelijk heeft
verzocht om de hiervoor bedoelde aantekeningen uit zijn medisch dossier te verwijderen.
Volgens klager heeft hij hier mondeling om verzocht maar de psychiater heeft gesteld
dat zij dat niet zo begrepen heeft. Bij deze stand van zaken kan de psychiater niet
tuchtrechtelijk worden verweten dat zij dit niet heeft gedaan
Eindoordeel
4.10 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel
dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent
dat het beroep zal worden verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter,
S.M. Evers en B.J.M. Frederiks, leden juristen, en I.A. de Boer en J.A.M. Rutgers,
leden beroepsgenoten, bijgestaan door E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 16 april 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.